Boom fiscale studieboeken - Fiscale behandeling van de DGA
Uitgebreide werkgroep opdrachten week 1 t/m 4 (geheel vak want week 5 t/m 7 is het practicum).
In rood extra aantekeningen bijgevoegd waar op moet worden gelet tijdens tentamen en beantwoording vragen.
Mw. mr. h.f. van der weerd-van joolingen
All classes
Subjects
estate planning
dga
master fiscaal recht uva
uva
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Fiscaal Recht
Estate Planning voor DGA (3354ESTDVY)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
daniquemerkx
Reviews received
Content preview
Week 1 ‘Erfrecht en de fiscale basisregels van de Wet IB 2001 en SW 1956’:
Opgave 1: Lucy en Jaap zijn al een tijd samen en willen deze zomer (2024) trouwen. Lucy komt uit
een vermogende familie en bezit een aandelenbelang van 10% in Beleggingsmaatschappij FF&F
BV ter waarde van circa € 150.000. Deze BV is een pure beleggingsvennootschap. Lucy verwacht
eind van dit jaar nog een schenking van € 100.000 van haar ouders te ontvangen.
Jaap heeft geen bezittingen, maar wel een studieschuld van € 50.000.
- Leg uit wat de civielrechtelijke gevolgen van het huwelijk zijn voor Lucy en Jaap als zij
voorafgaand aan het huwelijk géén huwelijksvoorwaarden maken.
Lucy en Jaap trouwen na 2018, dit betekent dat de wettelijke verdeling een beperkte gemeenschap
van goederen is (artikel 1:94 lid 1 BW).
Op het moment van de voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van rechtswege
een gemeenschap van goederen (let wel: een beperkte gemeenschap van goederen indien het
huwelijk na 2018 is gesloten). Indien er dus geen huwelijksvoorwaarden zijn opgesteld.
> indien het huwelijk voor 2018 is gesloten dan is er een algemene gemeenschap van goederen.
Artikel 1:94 lid 2 BW: de gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen die reeds vóór
de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle overige
goederen van de echtgenoten, door ieder van hen afzonderlijk of door hen tezamen vanaf de
aanvang van de gemeenschap tot haar ontbinding verkregen.
Artikel 1:94 lid 7 BW: de gemeenschap omvat, wat haar lasten betreft, alle vóór het bestaan van de
gemeenschap ontstane gemeenschappelijke schulden, alle schulden betreffen goederen die reeds
vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle tijdens
het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden van ieder van de echtgenoten.
De schenking van EUR 100.000 valt niet in de gemeenschap omdat deze is uitgesloten.
De aandelen ter waarde van EUR 150.000 en de studieschuld ter waarde van EUR 50.000 valt niet
in de gemeenschap omdat deze toebehoorden aan Jaap voordat het huwelijk wordt gesloten.
> let op: een erfenis of schenking valt niet in de gemeenschap van goederen, tenzij dit expliciet
wordt opgenomen in een testament. Maar vaak zul je zien dat de partners zijn uitgesloten.
- Geef aan of het naar uw mening raadzaam zou zijn voor Lucy en Jaap om wel
huwelijksvoorwaarden voorafgaand aan het huwelijk te maken. Motiveer uw antwoord.
Indien Lucy en Jaap huwelijksvoorwaarden aangaan voorafgaand aan het huwelijk, dan zouden ze
kunnen afspreken dat de schuld van Jaap binnen de gemeenschap valt en de schenking van Lucy
ook. De studieschuld van Jaap zou bijvoorbeeld kunnen worden afgelost met de schenking van de
ouders van Lucy.
> let wel: zowel Lucy als Jaap moet het hiermee eens zijn.
> goed opletten of het huwelijk voor of na 2018 is gesloten. Indien het niet in de casus expliciet is
benoemd kun je beter beide opties uitwerken of vermelden dat je uitgaat van een datum na 2018 om
zo de volledige punten op het tentamen te krijgen.
Page 1 of 20
,Opgave 2: De heer De Vries (65 jaar) laat bij zijn overlijden een echtgenote (60 jaar) en een
dochter (35 jaar) achter. Zijn nalatenschap bedraagt € 500.000. De heer De Vries heeft geen
testament laten opmaken. Dat betekent dat zijn nalatenschap op grond van het ‘erfrecht bij versterf’
wordt verdeeld overeenkomstig art. 4:13 BW (de ‘wettelijke verdeling’).
- Verdiep u in de werking van art. 4.13 BW en beschrijf wat moeder en dochter erven (wie
krijgt wat)?
Bij huwelijken die gesloten zijn voor 2018 valt een erfenis of schenking automatisch in de
gemeenschap van goederen. Door de wettelijke verdeling van voor 2018, krijgt de langstlevende
echtgenoot alle goederen van de nalatenschap. Pas indien de langstlevende echtgenoot overlijdt, dan
erven de kinderen. Ook het gedeelte waar zij al recht op hadden toen de eerste echtgenoot te kwam
overlijden, wordt pas opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot.
De heer de Vries heeft geen testament. Zowel moeder en dochter erven dus 50% van de
nalatenschap van EUR 500.000, dus EUR 500. = EUR 250.000. Bij de wettelijke verdeling
blijven beide recht hebben op een gelijk deel. Maar in dit geval krijgt de moeder (de langstlevende
echtgenoot) het gehele bedrag namelijk EUR 500.000 en een schuld aan de dochter ter waarde van
EUR 250.000.
> de schuld van de dochter wordt pas opeisbaar op het moment dat de langstlevende partner komt te
overlijden. Over deze vordering wordt geen rente gerekend en deze vordering is gedefiscaliseert wat
betekent dat er fiscaal ook geen gevolgen zitten aan deze situatie.
- Verdiep u in de werking van art. 21 lid 15 Successiewet 1956 en geef aan in welke situatie
hetgeen dochter van haar vader erft voor de heffing van erfbelasting lager dan € 250.000
wordt gewaardeerd.
De vordering van de dochter op de moeder wordt gezien als een renteloze lening. De moeder heeft
zogenaamd fictief vruchtgebruik.
> let op: op dit moment is de wettelijke rente 7% (art. 4.13 lid 4 BW), wat betekent dat dit 1% meer
is dan 6% en dus is de vordering rentedragend, namelijk 1%.
Art. 21 lid 15 jo lid 14 SW jo uitspraak HR jo art. 5 en 10 Uitvoeringsbesluit SW. De contante
waarde van de vordering ad EUR 250.000 moet worden berekend.
Het percentage wordt gesteld op 6% (art. 10 Uitvoeringsbesluit SW).
6% van EUR 250.000 = EUR 15.000
Op grond van art. 5 Uitvoeringsbesluit SW moet het bedrag worden vermenigvuldigd met 10 want
moeder is 60 jaar oud.
EUR 15.000 x 10 = EUR 150.000
Op grond van art. 21 lid 15 jo lid 14 SW moet de EUR 250.000 worden verminderd met de waarde
zoals deze volgt uit het Uitvoeringsbesluit SW, dus EUR 150.000
EUR 250.000 - EUR 150.000 = EUR 100.000
De vordering wordt gewaardeerd op EUR 100.000 voor de heffing van de erfbelasting.
Opgave 3:
- Geef aan wanneer sprake is van een schenking in de zin van artikel 7:175 BW.
Een schenking is een overeenkomst zonder tegenprestatie. Met een schenking verrijkt de ene partij,
de schenker, een ander, de begiftigde, uit zijn eigen vermogen.
De schenker ontvangt daarvoor geen tegenprestatie. Een schenking is een overeenkomst en komt
daarom tot stand door aanbod en aanvaarding.
> indien iemand de schenking niet aanvaard, is er geen schenking tot stand gekomen.
Page 2 of 20
, - Geef aan wanneer sprake is van een gift in de zin van artikel 7:186 lid 2 BW.
Een gift is iedere handeling die ertoe strekt dat degene die de handeling verricht, een ander ten koste
van zijn eigen vermogen verrijkt. Zolang degene tot wiens verrijking de handeling strekt, de
prestatie niet heeft ontvangen, noch daarop aanspraak kan maken, worden handelingen niet
beschouwd als gift.
> schenking volgens SW is gift volgens BW.
Opgave 4: Geef gemotiveerd aan of in de hieronder genoemde gevallen sprake is van een
schenking in de zin van artikel 1 lid 7 Successiewet 1956 en geef aan wat de gevolgen zijn voor de
heffing van schenkbelasting.
- Moeder verkoopt aan haar dochter een woning met een waarde in het economische verkeer
van € 150.000 voor € 50.000.
Er vindt een vermogensverschuiving plaats tussen moeder en dochter. Aangenomen kan worden dat
de moeder de wil en bewustheid had om haar dochter te bevoordelen. Civielrechtelijk is er sprake
van een gift, wat dus betekent dat er fiscaal gezien een schenking is (art. 1 lid 7 SW).
De waardering van een woning vindt plaats aan de hand van de WOZ-waarde (art. 21 lid 5 ev SW).
> je checkt altijd eerst of er sprake is van een gift ogv de WEV, daarna kijk je pas naar de
waardering ogv de WOZ.
- Een vermogende man neemt jaarlijks zijn vriendengroep mee op een reis.
De vermogende man verarmt. De vriendengroep wordt daarentegen niet verrijkt, ze zullen hooguit
mooie herinneringen hebben aan de reis maar verder zijn ze niet verrijkt. Er is dus geen schenking.
> bij een schenking moet de ene partij worden verarmd en de andere partij worden verrijkt.
- Een groot farmaceutisch bedrijf maakt € 5.000.000 over aan een wetenschappelijke
instelling gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam. Met deze € 5.000.000 wordt het
wetenschappelijk onderzoek naar een Aidsremmer betaald. Deze farmaceut produceert
ook Aidsremmers en haar medicijn doet mee in het onderzoek.
Hier is het niet direct duidelijk of het gaat om vrijgevigheid of dat het gaat om een zakelijke uitgave
waartegenover een zakelijke tegenprestatie staat. Het medicijn doet namelijk zelf mee in het
onderzoek dus echt geheel vrijgevig lijkt het niet te zijn.
- Vader schenkt aan zoon een bedrag van € 50.000 onder de voorwaarde dat hij zijn
bachelor diploma binnen vier jaar haalt.
Er is sprake van een schenking, dat staat namelijk al in de vraag. De vraag die overblijft is wanneer
de schenking wordt genoten in fiscale zin. De voorwaarde is dat de zoon zijn bachelor diploma
binnen vier jaar moet behalen.
Dit kan een ontbindende voorwaarde zijn: hierbij komt de schenking tot stand op het moment dat
het aanbod tot de schenking is aanvaard. Voor de SW wordt een verkrijging onder een ontbindend
voorwaarden geacht onvoorwaardelijk te zijn verkregen.
- Zoon moet dan EUR 50.000 terugbetalen wanneer hij zijn diploma niet binnen vier jaar behaald.
Ook de betaalde SW krijgt hij dan terug (art. 53 SW).
Dit kan ook een opschortende voorwaarde zijn: hierbij komt de schenking pas tot stand op het
moment dat die voorwaarde is vervuld (art. 1 lid 9 SW).
- Zoon krijgt dan pas EUR 50.000 op het moment dat hij de voorwaarde heeft vervuld, en dus zijn
bachelordiploma binnen vier jaar heeft behaald.
Page 3 of 20
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniquemerkx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.61. You're not tied to anything after your purchase.