Omzet
-inkoopwaarde van omzet
------------------------------------
brutowinst 100%
en
Procentueel gestegen=Nieuw-oud/oud x 100%
Omzet= Totale verkopen tegen de verkoopprijs
Omzet-inkoopwaarde van de omzet=Brutowinst
Gemiddelde;
- Ongewogen; gedeeld door aantal producten
- Gewogen; eerst x de wegingsfactor en dan door aantal producten x wegingsfactoren
Indexcijfers
Verhouding tussen het lopend jaar en basisjaar
Basisjaar=100
Lopend jaar/basisjaar x 100 (prijs)
Hoofdstuk 3 (1,2,3)
Balans= overzicht van de bezittingen,de schulden en het eigen vermogen van een
onderneming op een bepaald moment(datum)
Moet in evenwicht blijven
Debet (datum) Credit
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bezittingen Eigen vermogen
- Vaste activa (bezittingen langer dan 1 jaar)
(meer dan 1 productieproces)
- Vlottende activa (korter in onderneming)
- Liquide middelen (Kas,Bank)
Schulden
, - Vreemd vermogen lang (>1 jaar) (Alle
leningen)
- Vreemd vermogen kort(< 1 jaar) (Nog te
betalen)
(Bank als rood )
Debiteuren:Bedrijven waaraan je goederen hebt geleverd maar het geld nog van
moet ontvangen. (Je hebt het dus nog tegoed=bezit) Vlottende activa
Crediteuren : Bedrijven waarvan je goederen hebt ontvangen maar het
geld nog moet betalen. (Je hebt dus een schuld.) VVK
Eigen vermogen= Wat je zelf in de onderneming brengt voor het evenwicht.
EV=bezittingen-schulden
- Winsten worden altijd bij het eigen vermogen opgeteld.
- Verliezen(kosten) worden altijd van het Eigen Vermogen afgetrokken
Winst en verliesrekening/resultatenrekening
- Is over een bepaalde periode
- Alle kosten (verliezen)
- Alle opbrengsten (winsten)
- Pagina en scontro vorm
- Pagina vorm= winsten boven en verliezen onder
- Breng je in evenwicht met nettowinst
Hoofdstuk 5(1,2,5)
Verzekeren
- schadeverzekering(afhankelijk van het schadebedrag)
- sommenverzekering(niet afhankelijk van schade)
Polis
- Hierin staan alle voorwaarden vermeld vd verzekering
- (Over de premie en de bijkomende kosten moet 21%
assurantiebelasting wordt betaald.)
Verschillende schadeverzekeringen
- brandverzekering (schade door brand)
- transportverzekering (schade dmv transport)
- bedrijfsschadeverzekering (schade van een bedrijf)
- kredietverzekering (debiteur betaald niet)
- productaansprakelijkheidsverzekering (als een bedrijf een kapot of gevaarlijk product
heeft geleverd , voor bedrijf)
- aansprakelijkheidsverzekering ( schade die je tot een ander persoon brengt) (WA
verzekering)
- rechtsbijstand verzekering (juridische kosten van een bedrijf)
Schaderegeling
Verzekering Breuk= verzekerde som/gezonde waarde
Verzekerde som=voor hoeveel is het object op het moment van schade verzekerd
,Gezonde waarde= De waarde van het object
Schade Uitkering= verzekering breuk x schade
Oververzekerd= Verzekering Breuk > 1
Onderverzekerd= Verzekering Breuk < 1
Sparen en lenen
Consumptief krediet
- Mensen nemen een krediet (voor de korte termijn) voor de aanschaf van
consumptiegoederen
Bijvoorbeeld: een auto, een boot een vakantie
Consumptief krediet is duur en de rente die je betaalt is hoog is niet aftrekbaar
voor de belasting.
4 soorten
1. doorlopend krediet
2. persoonlijke lening
3. koop op afbetaling
4. huurkoop
1. doorlopend krediet
- Vaste looptijd
- Je mag tussentijds bijlenen tot aan het maximum afgesproken bedrag.
- Je mag tussentijds aflossen
2. persoonlijke lening
- Vaste looptijd
- Je leent een vast bedrag.
- Vaste aflossing per jaar
3. Koop op afbetaling
- Aanbetaling
- De rest betaal je in termijnen.
- Je wordt eigenaar bij betaling van de aanbetaling.
4. huurkoop
- Aanbetaling
- De rest betaal je in termijnen.
- Je wordt pas eigenaar nabetaling van de laatste termijn.
Hoofdstuk 6
Interest (rente)
Enkelvoudig interest
- er wordt interest vergoed over beginkapitaal (1 meetpunt)
Samengesteld interest
- er wordt interest vergoed over beginkapitaal en gekregen interest (elk jaar meten)
Tip-> teken een tijdlijn
Tel de blokjes!
, Eindwaarde bij SI
Constante waarde bij SI
Berekening van de Eindwaarde van een rente
n= aantal perioden
a= storting
r=reden (1+i)- 1,......
Contante waarde (beginwaarde) van een rente
Zelfde als eindwaarde formule maar dan ^-(getal) boven en onder en erna
(1 + i) ^-n -1
C= E x ------------------
(1 + i) ^-1 -1
C=E x (1+i) ^-n
Bij een lening betaal je 2 dingen
- aflossing
- interest
Aflossen per jaar= schuld/aantal jaar
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller catoschepers1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.75. You're not tied to anything after your purchase.