Het tentamen gaat over de 6 weken en bestaat uit 30 mc-vragen en 2 grote open
casusvragen (a, b, c). Het is geen open boek tentamen, enige wat mee mag is
wettenbundel.
Vrij verkeer van diensten
Kijk wat de onderwerpen zijn die aan bod zijn gekomen, wat je daar wel en niet van
snapt en welke vragen gesteld zouden kunnen worden, voordat je het boek leest.
Onderwerpen
Week 1 = algemene beginselen en EU-rechtsorde
Je moet weten wat welk beginsel inhoudt en wat de verhouding is tussen de
beginselen.
Beginselen
1. Attributiebeginsel/het beginsel van bevoegdheidstoedeling art. 5 lid 2 VEU
Het attributiebeginsel regelt bevoegdheden van de Europese Unie. De
Europese Unie heeft deze bevoegdheden van de lidstaten gekregen. Deze
bevoegdheden staan in de verdragen.
Attributie gaat over bevoegdheid, is de EU bevoegd of niet.
Als de EU bevoegd is welke 2 soorten bevoegdheden hebben we globaal
gezien?
1) Exclusieve bevoegdheden = alleen de EU zelf is bevoegd
2) Gedeelde bevoegdheden = de EU is bevoegd samen met de lidstaten
2. Evenredigheidsbeginsel
Het minst aangrijpende middel. Als we het op Europees niveau willen regelen,
heeft het evenredigheidsbeginsel te maken met veel liever richtlijnen waarin
de lidstaten zelf kunnen kiezen welke middelen ze inzetten om het doel te
bereiken dan verordeningen die veel directiever zijn.
3. Subsidiariteitsbeginsel
Als het op nationaal niveau geregeld kan worden, dan op nationaal niveau
regelen. Hoofdregel = hoe lager je iets kan regelen, hoe beter dat vaak is.
Bijstandsregelgeving binnen Nederland wordt vaak overgelaten aan
gemeentes zelf omdat zij weten hoeveel mensen dat nodig hebben en niet op
een hoger overheidsniveau.
Zo is dat hier ook, als jij het door de lidstaten zelf kan laten regelen, dan ligt
daar de voorkeur. Subsidiariteit geeft dus eigenlijk aan: als de EU bevoegd is,
de tweede vraag: moet de EU dan ook daarop reguleren? Of laten we dat
liever door de lidstaten doen?
Milieu is niet handig dat je dat als lidstaat alleen doet, dat is een klassiek
voorbeeld waarbij het makkelijker is dat je dat gezamenlijk aanpakt.
, Vandaar de vraag hoe het met die bevoegdheidsverdeling en subsidiariteit zit:
Het attributiebeginsel zegt dat de EU bevoegd is. Dan kan de EU exclusief
bevoegd zijn, dus alleen de EU zelf is bevoegd of gedeeld samen met de
lidstaten. En op dat punt speelt die vraag van subsidiariteit: als er een
gedeelde bevoegdheid is, dat de EU bevoegd is maar ook de lidstaten, dan
ligt de voorkeur bij de lidstaten.
In art. 3 en 4 VWEU staat of de EU een exclusieve bevoegdheid of gedeelde
bevoegdheid heeft.
Art. 2 VWEU geeft uitleg wat wat is
4. Beginsel van loyale samenwerking
Het artikel ziet toe op het feit dat de lidstaten zich wel aan hun verplichtingen
onder het EU-verdrag moeten houden. Als je met zijn allen iets afspreekt moet
je ook een mechanisme in het leven roepen waarbij je ervoor dat staten wel
dat doen wat ze hebben afgesproken.
Dat heeft meerdere vormen, denk aan het Spaanse aardbeien arrest
Spaanse aardbeien arrest
Je komt met je spaanse aardbeien de Franse grens niet over, er zijn stakingen
en je wordt tegengehouden. Frankrijk doet al jarenlang niets. Toen zei de
Europese Commissie tegen Frankrijk dat (niet alleen het vrij verkeer) eigenlijk
dat het beginsel van loyale samenwerking hier met voeten is getreden en dat
Frankrijk eerder en beter moeten ingrijpen.
Alle beginselen zijn te vinden in art. 4 VEU of art. 5 VEU
EU-rechtsorde
Autonomie van de Europese rechtsorde = het Europees recht regelt zelf onder welke
voorwaarden het doorwerkt en wat de werking is van het Europese recht. Daar
hebben de lidstaten niets meer over te zeggen, dus het is zelfstandigheid van de
eigen rechtsorde, maar de consequentie daarvan is dat het Europese recht zelf
regelt hoe die doorwerking zit en dan kom je bij 2 thema’s die hierbij horen.
Die 2 thema’s zijn:
1. Rechtstreekse werking (directe werking) = Europese normen werken door in
nationaal recht, Europese normen werken door in de nationale rechtsorde. Dit
komen we meestal tegen bij de nationale rechter.
Directe werking betekent dat je een beroep doet op een bepaling van
Europees recht in de nationale rechtsorde, dan sta je bij de nationale rechter,
niet bij het Hof van Justitie.
De nationale rechter vraagt alleen advies van het Hof van Justitie als er
onduidelijkheid is, dat is niet standaard. In principe kan de nationale rechter
een bepaling van Europees recht toepassen.
Rechtstreekse werking staat niet in het verdrag
, 2. Voorrang (Van Gend en Loos en Costa/ENEL)
Waarom is rechtstreekse werking in het leven geroepen, waarom zou je een beroep
willen doen op een Europeesrechtelijke regel?
Omdat daar een recht instaat waar jij iets aan hebt. In de praktijk betekent dit dat er
iets in nationale wetgeving staat wat anders is dan dat wat er in Europese wetgeving
staat en jij wil een recht hebben wat in die Europese wetgeving staat. Dat kan via het
verdrag of secundaire wetgeving zijn en daar wil je een beroep op doen voor de
nationale rechter in het nationale conflict dat je hebt.
Altijd voor de nationale rechter waarom directe werking van een Europeesrechtelijke
regel? Omdat daar rechten in staan waar jij je op wilt beroepen.
Europeesrechtelijke bepalingen
Primair en secundair recht
Op welke drie vormen van Europeesrechtelijke bepalingen kan je je beroepen?
1. Verdrag (primair recht)
2. Richtlijn (secundair recht)
3. Verordening (secundair recht)
Besluit kan wel maar ligt hier veel meer voor de hand.
Aanbevelingen zijn niet bindend en kunnen niet doorwerken.
Heeft elke verdragsbepaling directe werking?
Nee, het moet voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk zijn. Nee, want niet elke
bepaling is voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk.
Heeft elke bepaling van een verordening directe werking?
Nee, want niet elke bepaling is voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk.
Duidelijk = je moet het lezen en kunnen begrijpen en kunnen denken dat dat een
recht is waar je iets aan hebt.
Onvoorwaardelijkheid = er hoeven geen verdere uitwerkingshandelingen verricht te
worden. Het is heel duidelijk een recht dat daarin staat, dat kan direct op jou
toegepast worden.
2 voorbeelden van onvoorwaardelijkheid:
1. Art. 19 VWEU zegt dat de raad maatregelen kan nemen om discriminatie op
het gebied van handicap tegen te gaan.
Is dat een onvoorwaardelijke bepaling? Nee, door het woordje kan.
Maatregelen worden nog genomen, daar zit heel veel bevoegdheid in van de
Raad, politieke bevoegdheid/discretionaire bevoegdheid, om iets wel of niet te
doen. Maar die regels zijn er nog niet of zijn er wel maar staan niet in art. 19
VWEU, dus dan kan je wel verder kijken of er wel een richtlijn is, maar dan
zitten we in die richtlijn of verordening.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hhsrechten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.02. You're not tied to anything after your purchase.