100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Nectar biologie 4e editie H2 Cel en leven $4.31   Add to cart

Summary

Samenvatting Nectar biologie 4e editie H2 Cel en leven

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Een samenvatting van hoofdstuk 2 cel en leven uit Nectar 4e editie voor 4 vwo. Het vak biologie.

Preview 3 out of 20  pages

  • March 12, 2024
  • 20
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • Unknown
  • 4
avatar-seller
Biologie samenvatting H2, cel en leven

2.1 Cellen leven samen
Leerdoelen:
- Je weet dat de cel de levenskenmerken van een organisme bezit.
- Je weet de organisatieniveaus.
- Je weet dat interactie tussen delen van een bepaald organisatieniveau kan leiden tot
een emergente eigenschap op hoger niveau.

Suiker, cellen en je lichaam
Moleculen zijn de kleinste deeltjes van een stof met nog alle eigenschappen van die stof.
Cellen zijn de basiseenheden van je lichaam. Elk organisme bestaat uit 1 of meerdere cellen.
Moleculen, cellen en organismen zijn van een verschillend organisatieniveau (begrensde
biologische structuren, met een duidelijke samenhang tussen de onderdelen, waarbij elk
niveau voortbouwt op de onderliggende niveaus).

Van molecuul naar systeem Aarde
Organisatieniveaus:
- Molecuul: meerdere atomen met de eigenschap van een stof.
- Organel: een onderdeel van de cel met een bepaalde taak. (Bijv. mitochondrium of
celkern)
- Cel: de functionele basiseenheid van elk organisme.
- Weefsel: een groep cellen met dezelfde bouw en functie. (Bijv. botweefsel,
spierweefsel etc.)
- Orgaan: verschillende weefsels die samenwerken aan een bepaalde taak. (Bijv. hart)
- Orgaanstelsels: diverse organen die samen een bepaalde taak hebben. (Bijv.
zintuigstelsel, zenuwstelsel etc.)
- Organisme: een levend wezen.
- Populatie: een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied (alle
vossen in een bepaald bos). Wanneer organismen met vergelijkbare eigenschappen
kunnen voortplanten spreken we van een soort.
- Levensgemeenschap: Alle organismen in een bepaald gebied (alle organismen in het
bos).
- Ecosysteem: Een begrensd gebied waarin organismen met elkaar en de levenloze
natuur een relatie hebben (alles in het bos, dus ook de stenen enz.)
- Systeem Aarde: Een dynamisch systeem gevormd door alle fysische, chemische en
biologische processen op aarde en hun interacties.
Een emergente eigenschap is een eigenschap die je kan maken van meerdere
organisatieniveaus (denk aan wat je nodig hebt om te sporten). Cellen en organismen
hebben alle kenmerken, eigenschappen en processen die typisch zijn voor het leven, deze
levenskenmerken zijn in het leven van organismen en cellen zichtbaar. Levenskenmerken
zijn niet op elk moment zichtbaar bij het organisme.
Zo bevatten alle cellen erfelijk materiaal en zetten alle cellen stoffen om in andere tijdens
hun stofwisseling. Elk organisme is opgebouwd uit een of meer cellen en kan groeien, o.a.
door celdeling. Reageren op prikkels is leven.

,Leven met diabetes
Bij diabetes type 1 zijn cellen in de alvleesklier beschadigd. Deze cellen bij elkaar noemen we
de eilandjes van Langerhans. Een te hoog glucosegehalte leidt tot een hyper en een te laag
tot een hypo. Als patiënt kan je insuline (helpt om glucose op te nemen) spuiten, maar dat is
geen echte oplossing. Een echte oplossing zou een transplantatie van de alvleesklier of van
de eilandjes van Langerhans zijn. Patiënten kunnen ook stamcellen gebruiken, want die
kunnen zich blijven delen en differentiëren in andere celtypen. Artsen kunnen uit
dochtercellen ‘goede’ eilandjes van Langerhans maken. Zo is de kans op afstoting klein.

Actieve cellen in weefsels
Stamcellen lijken allemaal nog op elkaar. Daarna ontstaan er cellen die gaan verschillen in
vorm en functie: celdifferentiatie. De gedifferentieerde cellen onderscheiden zich door
verschillende eiwitten die ze maken, eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Cellen hebben
energie nodig om eiwitten te maken. Hoe groter de cellen zijn, hoe meer energiebehoefte.
Het celmembraan is het oppervalk waar deze stoffen de cel binnen kunnen komen. De
grootte van het oppervlak is bepalend voor de hoeveelheid glucose en zuurstof die cel
tegelijkertijd kan opnemen, een heeft zo dus invloed op de snelheid van de
energieproductie.
De verhouding oppervlak/inhoud beperkt de cellen voor de maximale grootte die ze kunnen
hebben. Cellen kunnen niet goed stoffen opnemen als ze op elkaar geplakt zitten, daarom is
er weefselvloeistof. Hieruit kunnen cellen stoffen opnemen en aan afgeven. Een groot dier
zal sneller afkoelen omdat het een groter oppervlak heeft om stoffen op te nemen en af te
geven en op te nemen dan een klein dier.

2.2 cellen
Menselijke en dierlijke cellen
Alle cellen zijn omgeven door een celmembraan. Tussen het celmembraan en de kern
bevindt zich het cytoplasma wat bestaat uit grondplasma en organellen. Menselijke en
dierlijke cellen zijn heterotroof. Ze leven van organische stoffen, koolstofverbindingen van
andere organismen. Je hebt verschillende typen cellen, die allemaal (unieke) eiwitten
maken. De bouwstenen van eiwitten zijn aminozuren (BINAS 67H), afkomstig uit voedsel.
Het bloed vervoert aminozuren via je darmen naar je cellen.
Dierlijke cel (BINAS 79C):
- Celkern. De celkern is omgeven door een kernmembraan met poriën en en bevat
DNA-moleculen met bouwinstructies om eiwitten te maken. Cellen met celkern zijn
eukaryoot. Nucleolus: kernlichaampje: hier worden ribosomen gemaakt. DNA in kern:
DNA + eiwit.
- Ribosomen bestaan uit eiwitten en rRNA. Het zijn organellen die aminozuren aan
elkaar koppelen tot eiwitten. Ze liggen los in het grondplasma of zijn gebonden aan
het endoplasmatisch reticulum. Ribosomen geven dus informatie door.
- Endoplasmatisch reticulum: het ER is het netwerk van membranen. Je hebt glad ER
(zonder ribosomen) en ruw ER (met ribosomen). Het ruw ER bewerkt en
transporteert eiwitten die door de ribosomen zijn gemaakt. Het glad ER maakt
vetachtige stoffen en maakt giftige stoffen onschadelijk (lever).
- Transportblaasje: kleine blaasjes met een membraan die eiwitten van het ene
organel naar het andere en de celmembraan vervoeren.

, - Golgi-systeem: bestaat uit platte membraanzakken. Eiwitten en vetachtige stoffen
gaan uit het ER via transportblaasjes naar het Golgi-systeem dat stoffen bewerkt,
sorteert en in transportblaasjes verpakt. Het is een transportsysteem waar
‘pakketjes’ met eiwitten en anderen stoffen worden ingepakt en verder worden
gestuurd.
- Mitochondrium: bestaat uit een buitenmembraan en een geplooid
binnenmembraan. Ze breken glucose af met O2. Dit levert energie op voor de cel
(energiefabriek cel). Het mitochondrium zelf heeft ook DNA in zich omdat het eerst
een organisme was.
- Lysosoom: blaasjes met verteringsenzymen afkomstig uit het Golgi-systeem. Ze zijn
er voor de vertering van voedsel en de afbraak van celonderdelen of apoptose.
- Celskelet: bestaat uit een netwerk van eiwitdraden. Geeft de cel stevigheid en vorm.
Hierlangs verplaatsen organellen zich. (Microfilamenten in BINAS).
- Centrosoom: bestaat uit 2 buisjes eiwitten (centriolen). Hieraan hechten zich
eiwitdraden die nodig zijn voor de splitsing van DNA-moleculen bij een celdeling.




Plantencellen
Een plantencel bevat dezelfde organellen als een dierlijke cel, op een centrosoom na. Ook
heeft en nog wat andere verschillen, een plantencel heeft:
- Een celwand van cellulose (soms lignine, houtstof). Dit is geen organel. De celwand
geeft stevigheid.
- Een centrale vacuole, gevuld met water en opgeloste stoffen.
- De cellen in de groene delen van een plant hebben chloroplasten (bladgroen) in het
grondplasma. Hierin vindt fotosynthese plaats.
Planten zijn autotrofe organismen: ze leven van energierijke stoffen, zoals glucose, die ze
zelf maken uit anorganische stoffen. Plantencellen kunnen ook chromoplasten bevatten
(soort chloroplasten, maar dan met een andere kleurstof. Geeft bijv. een wortel een oranje
kleur). Aardappelen hebben zetmeelkorrels zonder kleur: amyloplasten. Chloroplasten,
chromoplasten en amyloplasten zijn samen plastiden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ninevanlierop. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.31
  • (0)
  Add to cart