100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Economie Vastgoed $4.83
Add to cart

Summary

Samenvatting Economie Vastgoed

2 reviews
 349 views  38 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting Economie vastgoed Jan Buist & Joost Wagenmakers ISBN 978-90-01-79573-3 Tweede druk Hanzehogeschool Groningen Vastgoed & Makelaardij V&M Jaar 1 blok 1 Inleiding Vastgoedwaarderen

Preview 3 out of 29  pages

  • No
  • H1, h2, h3, h4, h5
  • November 5, 2018
  • 29
  • 2018/2019
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: annejeendegroot • 4 year ago

review-writer-avatar

By: gijsdeheer • 6 year ago

avatar-seller
Economie Vastgoed

Hoofdstuk 1: Inleidende begrippen in de economie

1.1 Het begrip economie
Consumentenhuishoudingen: gezinnen
Bedrijfshuishoudingen: bedrijven

Beide groepen streven naar maximale behoefebevrediging d.m.v. het maken van keuzes uit diverse
alternateven die beperkt beschikbaar zijn. Zoveel mogelijk behoefen bevredigen =
nutsmaximalisate.

Schaarste: de spanning tussen de behoefen en de beschikbare middelen. De beschikbare schaarse
middelen zijn alternatef aanwendbaar: meerdere combinates mogelijk met de beschikbare
middelen. Voorbeeld: geld (schaars middel) kun je alternatee (op verschillende manieren)
aanwenden (uitgeven oe investeren).

1.2 Welvaart, welzijn, welstand
Welvaart: mate waarin de spanning tussen behoefen en beperkte middelen is opgeheven (genoeg
geld voor onderdak, voedsel etc.)

Welzijn: mate van de bevrediging van behoefen die niet afankelijk zijn can schaars beschikbare
middelen (zuurstoe, natuur, persoonlijk geluksgevoel etc.)

Welstand: persoonlijke voorspoed (gezondheid en bemiddeld zijn)

Welzijn noch welstand is onderwerp van onderzoek voor de economische wetenschap.

1.3 Behoeften
Behoefe: het menselijk verlangen waaraan voldaan wordt door de beschikking over schaarse
goederen en diensten. Behoefen van de mens zijn oneindig. De behoefebevrediging wordt slechts
geremd door het inkomen.

Behoefen kunnen we onderscheiden in een aantal categorienn:
 Primaire (elementair: voedsel etc.) vs. secundaire behoefen (luxegoederen, reizen etc.)
 Stofelijke (tastbaar: voedsel etc.) vs. onstofelijke goederen (immareterieel: dienstverlening)
 Individuele (eigen) vs. collecteve behoefen (veiligheid, rechtspraak, wegen etc.)

1.4 Inkomen
Inkomen: de stroom van verworven koopkracht zonder in te teren (arm worden)  de beloning die
mensen verdienen op grond van producteve prestates gedurende een bepaalde periode.
 Arbeid
 Renteopbrengsten van kapitaal
 Inkomsten uit pacht (verhuren van grond)

Inkomen van bedrijven: opbrengsten van de geleverde en verkochte goederen en/oe diensten.

Sparen: uitgesteld consumeren, ook wel het opslaan van koopkracht.




1

,Opbouw van ons inkomen:
 Bruto-inkomen: inkomen inclusiee belastngen en sociale premies
 Ae: belastngen en sociale premies
 Beschikbaar oe neto-inkomen: inkomen exclusiee belastng- en premiehefng
 Ae: uitgaven voor primaire levensbehoefen en vaste lasten (gebonden inkomen)
 Blijf: vrij besteedbaar oe discretonair inkomen (te besteden aan luxegoederen oe sparen)

Door belastngen en premies te hefen en sociale uitkeringen te verstrekken kan de overheid
veranderingen realiseren in de primaire inkomensverdeling, zodat de secundaire inkomensverdeling
gelijkmatger is dan de primaire.

De personele inkomensverdeling kunnen we illustreren met de Lorenz-curve:


Groen: geef de situate aan dat bijv. 50% van de inwoners ook 50%
van het inkomen krijgen. Dit is in werkelijkheid niet het geval.

Rood: in werkelijkheid maken beleggers, ondernemers en werkenden
zo’n 40% uit van de bevolking. Dit zou inhouden dat 60% van de
bevolking geen oe weinig inkomen heef.

Geel: de overheid haalt door belastngen en het innen van premies
over de primaire inkomens geld binnen en verdeelt dit gedeeltelijk
weer via uitkeringen aan mensen zonder inkomen. Dit is meer in
overeenstemming met de werkelijkheid.

Ondanks deze nivellering van inkomens, zien we dat het nog steeds zo
is dat mensen met hoge inkomens ook een relatee groot deel van het
totale inkomen blijven verdienen.


1.5 Producte
Producte: het geschikt maken van goederen en diensten voor gebruik. Dit vindt plaats in
productehuishoudingen: bedrijven. Producenten maken gebruik van producteeactoren:
1. Natuur (grond, bossen en delestofen)
2. Arbeid (wat mensen met lichamelijke en/oe geestelijke inspanning tot stad brengen)
3. Kapitaal (duurzame en vlotende kapitaalgoederen zoals gebouwen, machines etc. om
producte te kunnen realiseren)

Oorspronkelijke productefacoren: natuur en arbeid
Afgeleide productefactor: kapitaal (de andere twee zijn nodig om deze te realiseren)

1.6 Economische orde
Economische orde: de wijze waarop in een land vraag en aanbod is gerealiseerd.

Allocatevraagstuk: wie beslist er in een land over het verdelen van de producteeactoren over de
verschillende productemogelijkheden?

We kennen een drietal vormen van de economische orde:
1. Centraal geleide planeconomie: de planning van aanbod is geheel gereguleerd door de
centrale overheid. Beïnvloedt ook de vraag: er kan alleen maar vraag worden ingelost naar
producten waarvan de overheid vaststelt oe ze gemaakt worden. (China).



2

, 2. Vrijemarkteconomie: het alloceren van producteeactoren is geheel overgelaten aan de vrije
markt. De overheid houdt zich aezijdig en vervult alleen kerntaken zoals deeensie, onderwijs
en justte. (Verenigde Staten).
3. Georiënteerde markteconomie: het vrijemarktmechanisme speelt een belangrijke rol, maar
de overheid heef hierin een nadrukkelijk regulerende rol door bijvoorbeeld belastnghefng
en regelgeving. In Nederland besteedt de overheid ongeveer 50% van het natonaal inkomen
en bepaalt daarmee nadrukkelijk de groote van producte en de allocate van
producteeactoren. (Nederland en andere westerse landen).

1.7 Niveaus binnen de economie
Er zijn drie soorten niveaus in de economie:
1. Macro-economie: producte, consumpte en overheidsgedrag van een land als geheel.
2. Meso-economie: op het niveau van een bedrijestak. Concurrente binnen en buiten de
bedrijestak staat hierin centraal.
3. Micro-economie: op het niveau van individuele consumenten oe bedrijven. Het gaat hierbij
om beslissingen op economisch gebied. Prijs, kostprijs en inkomensaspecten vormen bij het
nemen van deze beslissingen een rol.

1.8 Economische indicatoren
Het is zinvol te bezien hoe diverse economische eactoren van toepassing zijn op de macro-economie.
Het gaat om indicatoren die de stand van de economie in een land meetbaar maken.

1.8.1 Binnenlandse indicatoren
1. Groei van het bruto binnenlands product (BBP): een groei van de producte leidt tot meer
investeringen vanuit het bedrijesleven. Voor de overheid betekent dit meer
belastnginkomsten en meer werkgelegenheid.
2. Conjuncturele situate: indien de conjuncturele situate goed is, zal dit doorwerken in
bestedingen van zowel bedrijven als consumenten.
3. Index van het consumentenvertrouwen: er is een relate tussen consumentenvertrouwen en
de conjuncturele situate. Het is een belangrijke indicator voor een mogelijke groei van de
economie.
4. Ontwikkeling van de werkloosheid, lonen en arbeidsproductviteit: een toenemende
werkloosheid leidt tot voorzichtgheid bij consumenten.
5. Prijsontwikkeling: infate speelt een rol bij de ontwikkeling van prijzen: deze worden
meestal gecorrigeerd met het infatepercentage.
6. Orderportefeuille bedrijven: veel opdrachten in porteeeuille betekent dat bedrijven die de
orders hebben geplaatst de ontwikkeling van de economie met vertrouwen tegemoet zien,
anders zouden ze de investeringen niet doen.

1.8.2 Buitenlandse indicatoren
1. Renteontwikkelingen: de hoogte van zowel de kortetermijn- als langetermijnrente speelt een
belangrijke rol in het economisch proces. Hoge rente = meer kosten.
2. Ontwikkeling export en import: een groei van de export leidt tot een gunstge posite voor
een land. Draagt ook bij aan de groei van de producte = meer werkgelegenheid.
3. Ontwikkeling wisselkoersen: als de waarde van de euro stjgt: export levert meer op maar
andere landen hebben hogere kosten dus kopen misschien minder, importeren is voor NL
dan wel goedkoper.
4. Verloop van de dollarkoers: de dollar is de dominante munt bij de prijsstelling van goederen.
5. Ontwikkeling energieprijzen: voor de producte is energie nodig. Hogere energiekosten = een
hogere kostprijs. Dit betekent voor consumenten een hogere prijs voor producten.

1.8.3 Economische indicatoren en de rol van het Centraal Plan Bureau

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lianneprins. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.83  38x  sold
  • (2)
Add to cart
Added