Zo veel en uitgebreid mogelijke uitwerkingen van de leerdoelen voorbij gekomen in leerpakket 3 uit leerjaar 1 van HBO-verpleegkunde aan de Avans Hogeschool.
LEERDOELEN KLINISCH REDENEREN(AFP+MONITORING+VTH) PERIODE 2 EN 3
AFP 2e periode
1. Omschrijven wat een sensor is;
Sensor: cel of zenuwceluiteinde gevoelig voor specifieke prikkels
Een sensor is een (zintuig)cel die gevoelig is voor een verandering in zijn omgeving en die de
verandering vervolgens kan vertalen in een veranderde membraanpotentiaal, waardoor er
een impuls ontstaat.
2. Benoemen hoe sensoren ingedeeld kunnen worden;
Sensoren: indeling naar werkgebied
Exterosensoren: vangen prikkels van buiten het lichaam op. Ze liggen dan ook vrij
oppervlakkig in het lichaam, op de grens met de buitenwereld. Exterosensoren liggen in een
specifiek orgaan dat de werking van de sensoren ondersteunt. Dit orgaan is een zintuig. Deze
sensoren horen bij de animale sensoriek.
Propriosensoren: geven informatie over het bewegingsapparaat. Ze liggen in de spieren, de
pezen en de gewrichten. Via deze sensoren blijft het centrale zenuwstelsel op de hoogte van
de houdingen en bewegingen van (delen van) het lichaam. Deze sensoren worden tot de
animale sensoriek gerekend.
Interosensoren (m.b.t. interne lichamelijke toestand, b.v. bloeddruk): Autonome
zenuwstelsel
- Meestal in de wanden van holle ruimten/organen (b.v. bloedvaten,
spijsverteringskanaal, urineblaas);
- Sensoren in hypothalamus (b.v. registratie van osmotische waarde van bloed,
(kern)temperatuur)
Sensoren: indeling naar soort prikkel:
Chemosensoren: chemische prikkels (b.v. reuk-/smaakstoffen; bloedgassen; pH; osmotische
waarde) Voorbeelden van chemosensoren zijn de sensoren van de tong, de reuksensoren in
de neus etc.
Mechanosensoren: mechanische prikkels (b.v. aanraking, druk, trilling (huid, gehoororgaan),
rek (spierspoeltjes; in blaaswand, longen, spijsverteringskanaal etc.; in aorta en a. carotis
interna: bloeddrukregistratie), beweging door vloeistofstroming of houdingsverandering: in
evenwichtsorgaan)
,Thermosensoren: temperatuur (b.v. koude-/warmtesensoren in de huid; temperatuursensor
in hypothalamus) zijn gevoelig voor temperatuurveranderingen, zoals warmte- en koude
sensoren.
Fotosensoren: voor licht (staafjes/kegeltjes in netvlies)
Nocisensoren: voor schade (chemosensoren: stoffen die bij lesie vrijkomen) of dreigende
schade (mechano- en temperatuursensoren met relatief hoge prikkeldrempel)
Zijn gevoelig voor dreigende beschadiging. Het zijn vrije zenuwuiteinden van
gespecialiseerde neuronen die bij prikkeling en pijngewaarwording veroorzaken. Ze zijn
overal in het lichaam aanwezig: oppervlakkig in de huid, maar ook in de wand van holle
organen, het buikvlies, de spieren en de gewrichten.
3. De gemeenschappelijke kenmerken van sensoren benoemen.
Algemene kenmerken van sensoren
- Vertaling van informatie over prikkels in opwekking van zenuwimpulsen
(verandering in frequentie)
- Prikkeldrempel: minimale benodigde prikkelsterkte
- Specifieke gevoeligheid voor bepaalde prikkelsoort:
- Lage prikkeldrempel voor de adequate prikkel
- Specifieke zintuiglijke gewaarwording horend bij specifiek sensorisch systeem (→
lichtverschijnsel door klap op oog!)
- Specifiek bereik van sensor voor prikkel
- Adaptie: aanpassing van de sensorreactie aan de prikkel →bij langdurige
gelijkblijvende prikkelsterkte verandering in de frequentie van de opgewekte
impulsen:
• Negatief: steeds lager ("gewenning" door verhoging eigen prikkeldrempel; b.v.
constante druk op huid steeds minder gevoeld door verlaging impulsfrequentie
• Positief: steeds hoger (b.v. na enige tijd steeds meer kunnen zien na overgang
van lichte naar donkere ruimte)
- Discriminatievermogen om verschillende prikkels te kunnen onderscheiden (b.v.
aanrakingen op verschillende huidplaatsen; verschillende geluidssterktes/-hoogtes,
etc.)
4. De student kan benoemen wat de gevolgen van een beperking op het gebied van visus,
gehoor, tast, reuk en smaak zijn op lichamelijk, psychisch, sociaal en functioneel gebied.
Geriatrische reuzen:
- Geheugenstoornissen
- Psychische problemen
- Mobiliteitsproblemen
- Visus en gehoor problemen
- Stabiliteitsproblemen
- Incontinentie
,5. De student beziet patiëntproblemen vanuit de functionele context van het leven van de
cliënt.
Gevolgen combi visus en gehoorproblemen:
- Beperkingen in de communicatie
- Cognitie
- Ervaren gezondheid
- Kwaliteit van leven
- Depressie
- Mortaliteit
6. De bouw en de werking van het gezichtszintuig uitleggen.
Bouw van de oogbol: de oogbol bestaat uit drie lagen, die de inwendige structuren
omhullen. Van buiten naar binnen zijn dat harde oogrok, vaatvlies en netvlies.
, Extern:
Sclera: harde oogrok: → in stand houden van oogbol vorm, biedt weerstand aan vloeistof
druk in oog
Choroidea: vaatvlies: → bloedvoorziening van het oog
Retina: netvlies: → opvangen van prikkels (licht, golflengte) zodat deze naar het brein geleid
kunnen worden.
Intern:
Lens: → accomoderen
Corpus vitreum: → elasticiteit
Oogkamers: → kamerwater van belang voor voeding lens en hoornvlies
2 verschillende holtes
- Voorste oogholte
Opgesplitst in voorste en achterste oogkamer
- Achterste oogholte
Bevat corpus vitreum (glasachtig lichaam) en een beetje kamer water
Corpus vitreum: glasachtig lichaam, 99% water
Het pupilreflex komt tot stand door de m. constrictor pupillae en de m. dilatator pupillae.
Bij toename van licht spant de m. sphincter pupillae zich aan, waardoor het pupil verkleint.
(parasympathisch)
Bij afname van licht spant de m. dilatator pupillae zich aan, waardoor het pupil vergroot.
(orthosympatisch)
m. dilatator pupil: verwijden pupil
m. sphincter pupillae: verkleinen pupil
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maartjewillems1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.