Stelling I
De cautieplicht geldt alleen voor verhoren die op het politiebureau worden afgenomen.
Stelling II
In het RuneScape-arrest (HR 31 januari 2012, LJN BQ9251) bepaalde de Hoge Raad dat de virtuele
objecten die in het online spel werden gebruikt – een masker en een amulet – niet als ‘goed’ in de zin
van art. 310 Sr konden worden aangemerkt.
a. Enkel stelling I is juist.
b. Enkel stelling II is juist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Vraag 2
Uit HR 6 december 1983, NJ 1984, 442 (Damrak) kan worden afgeleid dat
a. het hollen uit de richting van een café waarvan bekend is dat er drugs worden verhandeld,
geen voldoende grond voor een verdenking in de zin van art. 27 Sv oplevert.
b. het hollen uit de richting van een café waarvan bekend is dat er drugs worden verhandeld,
een voldoende grond oplevert voor een verdenking in de zin van art. 27 Sv maar niet voor
ernstige bezwaren.
c. de agenten gelet op hun ervaring en bekendheid ter plaatse uit de relevante feiten en
omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld hadden kunnen afleiden, hetgeen de
aanhouding van verdachte rechtmatig maakte.
d. de agenten gelet op hun ervaring en bekendheid ter plaatse uit de relevante feiten en
omstandigheden geen redelijk vermoeden van schuld hadden kunnen afleiden, hetgeen de
aanhouding van verdachte onrechtmatig maakte.
Vraag 3
Stelling I
Art. 27 Sv bevat zowel een materieel als een formeel verdachte-criterium.
Stelling II
Wanneer het Openbaar Ministerie om beleidsmatige redenen van vervolging afziet, is sprake van een
technisch sepot.
a. Enkel stelling I is juist.
b. Enkel stelling II is juist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Vraag 4
Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van
a. de rechter commissaris met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
b. de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
c. de rechter commissaris met als doel het aanhouden van een verdachte.
d. de officier van justitie met als doel het aanhouden van een verdachte.
,Vraag 5
Charlene krijgt tijdens carnaval ruzie met een vriendin. Charlene verkoopt haar vriendin een paar
flinke klappen en wordt vervolgens op heterdaad aangehouden wegens mishandeling (art. 300 Sr). Ze
wordt overgebracht naar het politiebureau waar men haar in verzekering wil stellen.
Aan welke van onderstaande voorwaarden hoeft voor een rechtmatige inverzekeringstelling niet te
worden voldaan?
a. De inverzekeringstelling van Charlene dient in het belang van het onderzoek te zijn.
b. Charlene moet een strafbaar feit hebben gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is
toegelaten.
c. Er dient sprake te zijn van ernstige bezwaren ten aanzien van Charlene.
d. Charlene dient, voordat zij in verzekering wordt gesteld, te worden gehoord.
Vraag 6
Stelling I
Zowel bij staandehouding als bij aanhouding kan een opsporingsambtenaar overgaan tot fouilleren
wanneer dat noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit.
Stelling II
Een verdachte kan, voordat hij in verzekering wordt gesteld, maximaal 21 uur worden opgehouden
voor onderzoek.
a. Alleen stelling I is juist.
b. Alleen stelling II is juist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Geen van beide stellingen is juist.
Vraag 7
Welke van onderstaande uitspraken is onjuist?
a. Inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis vormen samen het voorarrest.
b. Voorlopige hechtenis bestaat uit bewaring, gevangenhouding en gevangenneming.
c. Bewaring en gevangenhouding zijn chronologisch op elkaar volgende vormen van
vrijheidsbeneming.
d. Zowel voor inverzekeringstelling als voor inbewaringstelling geldt dat sprake moet zijn van een
grond en een geval van voorlopige hechtenis.
Vraag 8
Welke van onderstaande uitspraken over inbewaringstelling op grond van art. 63 Sv is juist?
a. Inbewaringstelling is slechts mogelijk ten aanzien van de verdachte die in verzekering is
gesteld.
b. Een verdachte kan tot aan het begin van het onderzoek ter terechtzitting voor maximaal 30
dagen in bewaring worden gesteld.
c. Voor inbewaringstelling is vereist dat tegen de verdachte ernstige bezwaren bestaan.
d. Beslissingen over bewaring worden genomen door de raadkamer van de rechtbank.
, Vraag 9
Agent Derksen ziet op de markt in Maastricht de hem als drugsdealer bekende Mike in gesprek met
een drugsverslaafde. Derksen ziet dat Mike een zakje poeder in zijn hand heeft dat hij snel in zijn zak
stopt, wanneer hij ziet dat hij in de gaten wordt gehouden. Derksen stapt op Mike af en gaat direct tot
fouillering over.
Deze fouillering is
a. onrechtmatig, omdat de fouillering niet vooraf is gegaan door een aanhouding.
b. rechtmatig, omdat er ernstige bezwaren tegen Mike bestaan.
c. onrechtmatig, omdat er geen ernstige bezwaren tegen Mike bestaan.
d. rechtmatig, omdat de fouillering vooraf is gegaan door een aanhouding.
Vraag 10
Een schriftelijke machtiging tot binnentreden op grond van de Algemene wet op het binnentreden
a. kan slechts worden afgegeven door de rechter-commissaris en de officier van justitie.
b. kan achterwege blijven wanneer de machtigingseis naar redelijke verwachting de strafvordering
schaadt.
c. is niet noodzakelijk wanneer iemand bij of krachtens de wet bevoegd is verklaard zonder
toestemming van de bewoner een woning binnen te treden.
d. is niet vereist indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig of onmiddellijk gevaar voor
veiligheid van personen of goederen terstond een woning moet worden binnengetreden.
Vraag 11
Stelling I
Voor gedwongen afname van celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek dient sprake te zijn van
verdenking van een strafbaar feit als omschreven in art. 67 lid 1 Sv.
Stelling II
Een burger die op heterdaad een misdrijf ontdekt, is bevoegd ter aanhouding van de verdachte elke
plaats te doorzoeken.
a. Enkel stelling I is juist.
b. Enkel stelling II is juist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Vraag 12
Willem is een verzamelaar van vlindermessen, werpmessen en boksbeugels. Zijn ex-vriendin meldt dit
bij de politie die zich onmiddellijk naar de woning van Willem begeeft. Willem doet de deur open maar
weigert de agenten – die zich legitimeren en het doel van hun komst meedelen – binnen te laten. De
politie valt toch de woning binnen en vindt de wapens op de eettafel in de keuken. Ze worden in beslag
genomen.
Deze actie van de politie is
a. rechtmatig, mits ze over een machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden
beschikte.
b. rechtmatig, mits ze bij het binnentreden werd vergezeld door een officier van justitie of een
rechter-commissaris.
c. onrechtmatig, omdat Willem geen toestemming voor binnentreden geeft.
d. onrechtmatig, omdat tegen Willem geen ernstige bezwaren bestaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samenvattingen178. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.