Sociale psychologie alle hoorcollege aantekeningen
8 views 0 purchase
Course
Sociaal psychologie
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Social Psychology, Global Edition
Dit document bevat alles wat je nodig hebt voor het tentamen. Als je dit leert hoef je niet eens de hoorcolleges te bekijken, bespaar zo je tijd! Alle onderwerpen uit het boek komen terug per college. Begrippen zijn uitgelegd en verbanden staan er ook in! Succes met het tentamen!
Summary Social Psychology (500214-B-6) - Grade 10
Social Psychology 10th Edition By Elliot Aronson; Timothy D. Wilson; Robin M. Akert; Samuel R Sommers 9780134641287 Chapter 1-13 Complete Guide .
All for this textbook (11)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Sociaal psychologie
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
dilaraagoodlifee
Content preview
Sociale psychologie Hoorcollege 1
(Hfst 1, niet verplicht, aangeraden hfst2)
Sociale psychologie is een fascinatie over hoe sociale situaties mensen beïnvloeden in
gedachten, gevoelens en gedragingen door de (daadwerkelijke en of voorgestelde)
aanwezigheid van andere mensen.
Brede en precieze discipline.
Complot denken
3 motieven:
1. Epistemologisch motief; wat gebeurt hier, hoe moet ik dit duiden
2. Existentieel motief; ben ik veilig en geborgen in deze wereld?
3. Identificatie: ik wil me goed voelen over mezelf en de groepen waar ik bij hoor.
Fascinatie voor invloed van sociale situaties en individuele verschillen op menselijke
gedachtes, gevoelens en gedragingen.
Eigenstandige discipline + unieke combinatie diverse wetenschappelijke disciplines.
Axioma’s, onderwerpen
Menselijk denken, doen en voelen = (persoon x situatie)
Vb. verschillende mensen reageren verschillend op dezelfde situatie.
‘’If people define situations as real, they’re real in their consequences. ‘’
Mens construeert eigen realiteit.
Het denken, voelen, doen van mensen wordt sterk beïnvloed door de situatie, of
liever, hun interpretatie van de situatie.
Situatie perceptie cognitie, motivatie, gedrag.
Omgeving beïnvloed mensen hun gedachten, gevoelens en gedragingen.
De mens construeert eigen sociale realiteit (social construals), vaak in de termen van
persoonseigenschappen.
Fundamentele attributiefout
Observeren mensen om je heen: Oorzaken gedrag toeschrijven aan persoonseigenschappen.
Onderschatten vaak.
Gedrag toeschrijven: attributie proces.
Self-fulfilling prophecy:
(on)geloof in een person veroorzaakt dat (on)geloof in de persoon realiteit wordt.
Pygmalion-effect (Ovidius).
Vaak niet toegeven dat we fout zitten.
Ze zoeken meteen de bevestiging van hun eerste indruk
Van alle info die binnenkomt, blijft vooral de ‘’zie je wel’’- indruk hangen.
Attitude en attitudeverandering
Peer pressure.
,Cold-hot empathy gap (Loewenstein 1996): mensen kunnen zich soms niet verplaatsen in
anderen: empathie, de gevoelens niet kunnen voelen. Je moet het zelf ervaren om die
gevoelens te kunnen voelen en dus je kunnen verplaatsen in iemand anders.
Twee manieren van informatie verwerken:
Gecontroleerd- automatisch: precies bezig met info verwerken, dingen die centraal staan,
normen en waardensysteem; rationaal.
Automatisch: oppervlakkig (chaiken)- heuristische informatie, dingen die niet
essentieel zijn voor ons.
Centraal-perifeer (petty)
Rationalistisch-experimenteel (epstein)
Wanneer wat?
Willen (gemotiveerd, belangrijk, duur, zelf gerelateerd)
Kunnen genoeg cognitieve capaciteit, voldoende informatie.
Schema’s en heuristieken als je niet anders wilt, niet anders kunt.
Reden geven m.b.v. het woord want werkt zo goed dat het niet eens uitmaakt wat je erachter
zet.
Dit werkt omdat mensen informatie oppervlakkig verwerken: heuristische
informatieverwerking.
Shooter bias: impliciete stereotypen.
Zien ambigue stimuli sneller aan voor vuurwapen=> Amadou Diallo. Systeem discriminatie.
Misperceiving weapon.
Waartoe leiden we op?
Veel verschillende sociale situaties: in de sociale psychologie veel verschillende benaderingen
en invalshoeken gebruikt en veel onderwerpen/thema’s bestudeerd.
Sociale psychologie Hoorcollege 2
Vooroordelen, stereotypen en discriminatie hfst 13
1. Waarom en hoe treedt het op?
Effecten
Sociale categorisatie
Definities
Meten
2. Wat eraan te doen?
1. Effecten
Op gedrag.
Effecten treden gemakkelijk op.
Sekse categorisatie begint al vroeg.
Minimale groepen die irrelevant zijn zie je een rol spelen.
Groepsspanning negatiever naar andere groepen toe.
, 2. Sociale categorisatie
Indeling willekeurige groepen heeft effect op gedrag en in de goepspanning.
Effecten worden beïnvloed door sociale categorisatieprocessen.
Bv kleuren effect op gedrag.
Stereotypen beïnvloeden beoordeling om iemand aan te nemen bij een sollicitatie.
Individuen als groepsleden zien omdat ze kenmerken hebben die typerend zijn voor deze
groep.
Categoriseren is essentieel voor het proberen te begrijpen van de wereld om ons
heen.
> verschaft ons snel bruikbare info
> helpt nutteloze info te negeren.
Categorisatie heeft echter ook negatieve effecten outgroep derogation, outgroup
homogeniteit.
In centrale tendentie:
Wij zijn aardiger, beter etc. (Ingroup favorism)
Zij zijn onaardig, vijandig, dom, onbekwaam (outgroup derogation). Vgl. hostile vs.
benevolent sexism; positieve manier categorisatie.
In variatie: zij lijken allemaal op elkaar (outgroep homogeniteit vs. Ingroup
heterogeniteit).
Cognitief: hokjes en vakjes zijn nuttig:
Info ordenen/onthouden
Tegelijkertijd nog andere taken kunnen uitvoeren.
Cognitief proces: info verwerken.
Motivationeel: wij vs. zij
Positief effect op zelfwaardering van groepsleden
Stereotypen kunnen machtsverschillen legitimeren/status quo handhaven.
Outgroup als bedreiging waargenomen, m.n. voor onzekere mensen.
3. Definities: vooroordelen (prejudice), stereotypen en discriminatie
Vooroordelen (de affectieve component): zijn positieve/negatieve evaluaties (gewoonlijk
negatief) over leden van een bepaalde groep.
Louter en alleen gebaseerd op het feit dat die mensen lid zijn van die groep.
Vb: vrouwen zijn slecht in leiding geven, zij is een vrouw dus zij is slecht in leiding geven.
Stereotypen (de cognitieve component): een belief zijn gedachten.
Stereotypen zijn cognitieve raamwerken (cognitive frameworks) die bestaan uit gedachten
(knowledge and beliefs) over bepaalde sociale groepen Vb.: Vrouwen zijn emotioneel en
mannen zijn agressief
Discriminatie (de gedragscomponent): Discriminatie is het gedrag (meestal negatief) naar
leden van een groep toe, alleen vanwege het feit dat die mensen lid zijn van die groep Vb.:
, Vrouwen zijn slecht in leidinggeven, dus zij krijgt de leidinggevende baan niet, want ze is een
vrouw
Stereotypen: kern van waarheid, maar overdreven.
Illusoire correlatie: cognitief effect: groepen minder info, minder contact mee hebben valt
erg op, gecombineerd met negatief info. Negatieve info van minderheidsgroep/kleinere
groep wordt sneller onthouden.
Illusoire correlatie: je neemt een correlatie waar tussen (bv) negatieve zaken en een bepaald
groepslidmaatschap die er in werkelijkheid niet is.
Vooral leden van kleine groepen worden overmatig geassocieerd met negatieve zaken
Cognitieve verklaring: kleine groepen (en leden van kleine groepen) vallen meer op:
• aandacht
• opslag
• beschikbaarheid
4. Meten
Hoe stel je vooroordelen etc. vast
Impliciet meten
Slide 31. Spontane associaties stimuli
Stereotype threat (Steele)
=bedreigd worden met stereotypische gedachten van anderen over jou.
Effecten op gedrag. Bedreigend stereotype kan tot selffulfilling prophecy leiden.
Verklaring: De wetenschap dat anderen een negatief stereotype van je hebben activeert dit
stereotype, wat leidt tot stress en daardoor een slechtere prestatie
Associatie stimuli-valentie (Fazio)
Stimulus activeren spontaan tussen positief en negatief stimulus.
Implicit Association Test (Greenwald, Banaji)
IAT-effect: we weten niet wat het meet, ook al is er veel ervaring met IAT-tests, impliciete
associatie is er nog. Expliciete associatie is er niet meer.
2.Wat eraan te doen:
- moeilijk: vaak voorgestelde oplossingen:
Wees gemotiveerd in egalitair te zijn en om de ander aardig te vinden.
Dus: als je maar wilt dan verdwijnen jouw stereotypische gedachte etc. wel.
Maar mensen vinden vaak niet dat ze stereotyperen, of merken dat niet bij zichzelf op,
verborgen racisme, seksisme, automatisch spontaan verlopende categoriseringsprocessen.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dilaraagoodlifee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.83. You're not tied to anything after your purchase.