4.2 Developmental Challenges and Deviations (FSWP4027KKJ)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Samenvatting van project 3 voor blok 4.2 Developmental Challenges and Deviations voor de master Klinische Kinder- en Jeugdpsychologie. Bevat alle artikelen en boekhoofdstukken, op de basis meldcode na. Bevat ondersteunende tabellen en figuren.
4.2 Developmental Challenges and Deviations (FSWP4027KKJ)
All documents for this subject (2)
1
review
By: tomba9214 • 5 year ago
Seller
Follow
SophiePsychologie
Reviews received
Content preview
Project 3
Vignet 1
Wederkerigheid
Baby’s kunnen voor langere periode alert blijven wanneer ze actef omgaan met de omgeving. Door
ontwikkelingen in de babytjdd zoals brabbelen en lachend kunnen ouders meer interacteren met hun
kind. Ouders houden het kind geïnteresseerd en reageren vrolijk op het kind. Dit wordt soms ook wel
het holding framework genoemdd wat het kind imiteert. Ook wanneer kinderen wat ouder zijnd
passen ouders de stmulate aan het kind aan (attunement). Dit hoort bij sensiteve zorg.
Wanneer het kind 3 of 4 maanden oud isd toont het al gezichtsuitdrukkingen en geluiden die in
interactes gebruikt kunnen worden.
Groei in sociabiliteit
Peuters kunnen beter andermans actes observeren en interpreterend imiteren en sociale actes hanteren.
Peuters willen graag dingen die ze ontdekkend delen. Dit wijst op sociabiliteit en inzicht dat anderen niet
hetzelfde perspectef hoeven te hebben. Peuters maken ook gebruik van affectief delen: positeve emotes
willen delen.
Tussen de 15 en 24 maanden willen peuters ook met andere jonge kinderen communiceren. Ze imiteren elkaar
dan ook vaak. 2-jarigen kunnen tussen speelmaatjes onderscheiden en op complexere manieren met bekende
speelmaatjes omgaan. De meeste interactes tussen peuters is gericht op objectend maar vaak niet op hetzelfde
thema (vb. ze kunnen beiden met blokken spelend maar de één bouwt een toren en de ander een weg ). Rond het 3e jaar
gaan de thema’s wel meer op elkaar lijken en maken ze gebruik van pretend play (vb. dokter en patint). Ze
vormen nog niet echt vriendschappen.
Begin van zelfcontrole en zelfregulatie
Meegaan met de eisen en sturingen van ouders kan pas als het kind de wensen en doelen van de ouders kan
bedenken. Ook moet het kind soms wensen onderdrukken of dingen doen die het niet wil doen. Wanneer het
kind zich aan de regels moet houdend zelfs wanneer de ouders er niet zijnd is internalisatie an controle.
Kinderen kunnen al dingen laten die verboden worden met 14 maanden en met 22 maanden kunnen ze
reageren op verboden. Committed compliance is dat ze enthousiast uitvoeren wat de ouders wensen. Meestal
hebben ze controle geïnternaliseerd wanneer ze 3 jaar zijnd na de peuterpubertjd rond hun 30 e maand.
Emotionele veranderingen
Vergeleken met de eerste zes maanden van het levend ontstaan er duidelijk te onderscheiden emotes bij
baby’s. Emotonele reactes zijn ook directer i.p.v. opbouwend en gezichtsuitdrukkingen komen regelmatger
voor. Aan het einde van het eerste levensjaar kunnen kinderen eerdere ervaringen herinnerend op uitkomsten
antciperen en intentoneel gedragen. Ze kunnen blijd boosd angstg en verbaasd zijn.
Halverwege het 2e jaar tonen peuters sensitviteit voor sociale eisend zoals verboden. Kinderen hebben door
hoe bepaalde dingen horen te zijn en wanneer ze dat niet zijn. Deze emotonele reactes blijven vaak wel gelijk
over verschillende situates. Aan het eind van het 2e jaar reageren kinderen met specifeke negateve gevoelens
op dingen die ze doen die niet mogen (de iation anxietod vb. zeggen “Dit mag ik niet doen” als ze een kast op willen
klimmen).
Hoge maten van emotonele arousal zorgen bij peuters niet meer voor gedesorganiseerd gedrag. Kinderen
worden ook bewust dat zij verschillende personen zijn dan bijvoorbeeld hun ouders. Ook schaamte en
positie e zelfe aluatie komen hier kijken. Dit komt door het ontwikkelende zelfd daarom ook wel self-
conscious emotions genoemd.
Veranderingen in zelfbewustzijn
Kinderen hebben tegen deze tjd het idee dat een mind bestaatd dat ze gedachten hebben en dat zij een
bepaalde persoon zijn. Ze zien zichzelf als jongen of meisje. Een kleuter heef directe representates ( vb. “Ik zit
op de schommel”)d een kleuter kan hier tussen switchen (vb. gisteravond naar bed gaan en in het algemeen naar bed
gaan) en tussen verleden en heden. Dit komt ook voor in speld waarbij een kind bijvoorbeeld een mamapop en
kindpop stemmen geef.
1
,Project 3
Kinderen kunnen ook doen alsofd en tegelijkertjd zichzelf observeren wanneer ze doen alsof. Als ze in een
spiegel kijkend weten ze dat zij het zijn en dat ze zichzelf bekijken. Ze vinden het nog wel moeilijk om in
sommige situates te besefen dat ze dezelfde persoon zijnd ongeacht verschillende emotes.
Zelfconsistentie en zelfrepresentatie
Self-constanco is het idee dat het zelf voortduurtd ongeacht tjdelijke onderbrekingen in relates ( vb. je houden
aan de regelsd de regels verbreken en je schuldig voelend je weer aan de regels houden ). 4-jarigen hebben ook door dat
ze een relate kunnen herstellen door ‘sorry’ te zeggen. Kinderen beginnen ook met het idee dat hun manieren
van zijnd consistent blijven. Dit is zelfrepresentatie. De meeste kinderen zien zichzelf als goed en aardig.
Geslacht en self
Kinderen van 3 en 4 jaar categoriseren actviteiten in termen van geslachtd ze herinneren
gemodelleerd gedrag beter wanneer het ‘gender-geschikt’ is en gebruiken geslacht als basis voor het
organiseren van informate. Geslacht is dan ook een aspect van het zelfconcept. Ontwikkeling van
een geslacht-gebaseerd zelfconcept omvat drie stappen:
1. Kinderen nemen geslacht-toperend gedrag over: actes die culturele verwachtngen
bevestgen wat geschikt is voor meisjes en jongens.
2. Kinderen verkrijgen geslachtsrol concepten: beginnende kennis van culturele stereotypen
rondom mannen en vrouwen.
3. Kinderen ontwikkelen een emotonele verbintenis met hun geslacht.
Veranderingen in geslacht-typerend gedrag
Kinderen vertonen op hun 2e al voorkeur in geslachts-gerelateerd speelgoed. Dit komt waarschijnlijk
door imitated bekrachtging en sturing van ouders. Ze snappen echter nog niet het bredere concept
geslacht en ze hebben niet door dat ze een gelijk geslacht als één van de ouders hebben.
Kinderen op hun 3e en 4e jaar hebben al een beter idee van geslachts-geschikte objecten en
actviteiten. Ze vertonen categorisch denken wat mannelijk en vrouwelijk isd hebben een idee welke
beroepend actviteiten en gedragingen bij mannen en vrouwen horen en vertonen meer geslachts-
typerend gedrag.
Geslachtsrol concepten ontwikkelen
Rond hun 4e of 5e jaar leren kinderen meer abstracted culturele overtuigingen over
geslachtsverschillen. Dit komt door cogniteve maturated maar ook op ervaringen. Mannen worden
gezien als instrumenteel (dingen gedaan krijgen) en vrouwen als expressief (gericht op gevoelens).
Kinderen weten ook of anderen hetzelfde geslacht als zij hebben of niet.
Genderconstantie begrijpen
Genderconstantie is dat geslacht hetzelfde blijfd ondanks veranderingen in leefijd / kleren / kapsel /
gedrag. 3-jarigen hebben dit vaak nog nietd maar ontwikkelen het gedurende hun 3 ed 4e en 5e jaar.
Er zijn verschillende verklaringen voor de ontwikkeling van geslachts-typerend gedrag:
De sociale leertheorie stelt dat het komt door beloningen en strafen die kinderen ervaren als
ze zich op een bepaalde (niet-)geslachtstyperende manier gedragen en door observates van
andermans gedragingen.
Cogniteve theoriein stellen dat het komt door het vergrotende begrip van categorieind
scripts en schema’s bij kinderen. Ze snappen de categoriein ‘man’ en ‘vrouw’ en welke
actviteiten daarmee gepaard gaand waarna ze de kennis op zichzelf toepassen.
De gender schema theorie neemt bovenstaande theoriein samen en stelt dat kinderen hun
cogniteve vaardigheden gebruiken om een schema te vormen over mannelijke en
vrouwelijke karakteristeken. De inhoud van het schema is gebaseerd op sociale
leergeschiedenis.
2
, Project 3
De psychoanalytsche theorie benadrukt ontwikkelingsveranderingen in relates met ouders.
Het kind wil hetzelfde zijn als de ouderd dus neemt gedragingen over. Een variate hierop
komt van Chodorowd die stelt dat jongens zichzelf tegenover de moeder zeten en meisjes
tegenover de vader.
Sociale ontwikkeling: leeftijdsgenoten
Rond hun 2e jaar kunnen kinderen al door hebben dat ze soms op hun beurt moeten wachten met
praten. Ze praten tegen een kindd laten iets ziend wachten op een reacte en herhalen dit. Het meeste
is echter gericht op objecten en kinderen reageren niet altjd inhoudelijk op elkaar. 5-jarigen kunnen
een fantasie met elkaar delend regels verzinnen voor een spelletje en reageren op elkaars vragen.
Maar hoe meet je sociale competentee Meestal wordt gekeken of ze positef op leefijdsgenoten
reagerend interesse hebben in leefijdsgenotend kunnen leiden en kunnen volgen en een wederkerige
relate kunnen aangaan.
Vroege vriendschappen
Vroege vriendschappen kunnen ontstaan doordat volwassenen het promotend maar ook omdat
kinderen contnu contact met ze hebben (bijvoorbeeld op school). Rond hun 4 e kunnen ze zelf
vriendschappen onderhouden. Met deze vriendjes hebben ze meer positeve uitwisselingen en ze
werken meer samen. Ook zijn ze het vaker niet met elkaar eens dan met vage kennissen. Zo’n confict
is echter wel minder beladen en ze sluiten vaak ook een compromis.
Relates met leefijdsgenoten leren kinderen over eerlijkheidd wederkerigheid en samenwerkingd
maar ook om interpersoonlijke agressie te hanterend culturele normen en geslachtsrollen. Hoe goed
een kind om kan gaan met anderend is daarom ook een voorspeller van later succes. Ook helpen
leefijdsgenoten elkaar bij ontwikkelingsachterstandend bijvoorbeeld door van elkaar te leren.
Spelen rond het 3e en 4e jaar
Wanneer aan de basisbehoefen wordt voldaand willen kinderen spelen. Ze doen het natuurlijk en
heef geen beloning nodigd want spelen zelf is al leuk. Kinderen kunnen door te spelen (a) hun
omgeving ontdekkend (b) nieuwe ervaringen creirend (c) actef deelnemen in hun eigen ontwikkelingd
(d) rollen uitproberend (e) a sense of self uitbreiden en (f) emotes uitdrukken.
Spelen is een manier om met confict om te gaan. Ze verwerken hun angst in het spel en overkomen
die angst. Ook kunnen kinderen de ‘machtge’ rol van ouder overnemen in spel. Kinderen kunnen een
speelmaatje zien in een denkbeeldig persoon of een knufel (voornamelijk de oudste kinderen en
enigskinderen). Veilig gehechte kinderen zorgen vaak voor een goed einded onveilig gehechte
kinderen niet.
Rollenspellen zijn
cultuurafankelijk: in sommige
culturen wordt fantasiespel
helemaal niet aangemoedigd.
Ook verschilt de inhoud ervan.
Des te meer een kind in Europa
fexibel en uitgebreid speeltd
des te sociaal competenter het
wordt beoordeeld.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SophiePsychologie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.