Samenvatting Alle begrippen op een rij Ontwikkelingspsychologie Hs 5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16
71 views 0 purchase
Course
Social work
Institution
Hogeschool Rotterdam (HR)
Ontwikkelingspsychologie Hs 5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16 alle begrippen van deze hoofdstukken. Het is heel handig om deze erbij te hebben en te leren. Het is een duidelijk overzicht van alle begrippen: Hs 5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16
Echt een tip superhandig!
Alle begrippen ontwikkelingspsychologie
5.1.1 en 5.1.2
5.1.1
De 4 principes van groei:
Cefalocaudaal principe: het principe dat groei een patroon vormt dat begint met het
hoofd en de bovenste lichaamsdelen en zich vervolgens uitstrekt naar de rest van het
lichaam.
Proximodistale principe: het principe dat de ontwikkeling zich vanuit het centrum van
ons lichaam naar buiten toe voltrekt.
Principe van hiërarchische integratie: het principe dat dat eenvoudige vaardigheden
zich doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar ontwikkelen en later geïntegreerd
worden in complexe vaardigheden.
Principe van onafhankelijkheid van systemen: het principe dat verschillende
lichaamssystemen een verschillend groeitempo kennen.
5.1.2
Neuron: de basiscel van het zenuwstelsel.
Neurotransmitter: stof die het mogelijk maakt dat neuronen met elkaar kunnen
communiceren.
Synaps: de spleet tussen neuronen.
Myeline: een vettige substantie die de neuronen beschermt en de overdracht van
zenuwsignalen versnelt.
Hersenschors: de bovenste laag van de hersenen.
Plasticiteit: de mate waarin zich ontwikkelende structuren of gedragspatronen te
veranderen zijn als gevolg van ervaringen.
Gevoelige periode: een afgebakende periode, meestal vroeg in het leven van een
organisme (levend wezen), waarin dat organisme extra gevoelig is voor
omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald facet van de ontwikkeling.
Schakenbabysyndroom: kan zich voordoen als de baby hardhandig door elkaar wordt
geschud door een verzorger.
, 6.1 en 6.2
6.1
Schema: georganiseerde mentale structuur en patronen.
Adaptie: de eigenschap van iemand om zich aan te passen aan zijn omgeving.
Assimilatie: het proces waarmee mensen ervaringen interpreteren aan de hand van hun
huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze.
Accommodatie: het proces waarmee mensen bestaande manieren van denken of doen
veranderen als reactie op ontmoetingen met nieuwe stimuli of gebeurtenissen.
Door adaptatie volgt assimilatie en daarna komt accommodatie. Deze 3 staan
dus met elkaar in verbinding.
Sensomotorisch stadium: het eerste stadium in Piagets theorie, waarin het kind sterk
afhankelijk is van zijn aangeboren motorische reacties op stimuli.
Circulaire reactie: een activiteit die de ontwikkeling van cognitieve schema’s mogelijk
maakt dankzij de herhaling van een willekeurige motorische handeling.
Intentioneel gedrag: gedrag waarbij verschillende schema’s gecombineerd en
gecoördineerd worden tot één enkele actie om een probleem op te lossen.
Objectpermanentie: het besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan, ook
al zijn ze onzichtbaar.
Mentale representatie: een innerlijke voorstelling van een gebeurtenis of object.
Indirecte imitatie: het imiteren van mensen en scènes die niet meer aanwezig zijn.
6.2
Informatieverwerkingstheorie: benadering van cognitieve ontwikkeling waarbij men
probeert te achterhalen op welke manieren mensen informatie coderen, opslaan en
terughalen.
Herinnering: het proces waarmee informatie wordt opgenomen, opgeslagen en
opgehaald.
Infantiele amnesie: de afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van vóór het
derde levensjaar.
Ontwikkelingsquotiënt: een overkoepelende ontwikkelingsscore die betrekking heeft
op de prestaties op vier vlakken: motorische vaardigheden, taalgebruik,
aanpassingsgedrag en persoonlijke en sociale vaardigheden.
Bayley Scales of Infant Development: instrument waarmee de ontwikkeling van
kinderen vanaf 16 dagen tot en met 42 maanden en 15 dagen kan worden beoordeeld.
Visueel herkenningsgeheugen: de herinnering en herkenning van een stimulus die
eerder is gezien.
Crossmodale perceptie: het vermogen om een stimulus die op een eerder tijdstip
slechts via een zintuig is ervaren later door middel van een ander zintuig te identifceren.
7.1 en 7.3
7.1
Differentiële emotietheorie: dat emotionele uitingen niet alleen emotionele
ervaringen weerspiegelen maar ook de emoties zelf helpen reguleren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmay1999. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.31. You're not tied to anything after your purchase.