Spieren die in tweetallen werken en een tegengestelde beweging veroorzaken, noem je
antagonisten → biceps en triceps
Spier onderdelen:
Je armspieren zitten met pezen vast aan botten in je arm en schouder →
armspieren zijn skeletspieren → bestaat uit spierbundels → in een spierbundel
liggen lange spiervezels → zijn met elkaar vergroeide spiercellen→ daaromheen
zit bindweefsel → in de lengterichting bevat een spiervezel honderden
spierfibrillen → zijn opgebouwd uit de eiwitmoleculen actine en myosine → de
samentrekking komt tot stand doordat actine- en myosine-eiwitten langs elkaar
bewegen.
Verkorten alle spiervezels in een spier, dan trekt die spier maximaal samen en bolt op.
Verkorte spiervezels worden weer uitgerekt als de antagonist samentrekt, als je je arm
opbolt en ontspant gebeurd dit.
Met een microscoop kan je zien dat het weefsel van skeletspieren een soort
streepjespatroon heeft, dat ontstaat door de rangschikking van actine en myosine
- Actine: een lichte streep.
- Actine+myosine: Een donkere streep.
Het streepjespatroon noemen we: dwarsgestreept spierweefsel (BINAS 80E).
Je hebt 3 typen spierweefsels:
1. Dwarsgestreept: willekeurig, met je skeletspieren.
2. Glad: onwillekeurig,(in de huid, rond holle organen(darmen), spieren van slagaders).
Ze bevatten spierfibrillen die door elkaar liggen, daardoor lijkt het glad.
3. Hart: dwarsgestreept, maar wel onwillekeurig.
Spiercellen met glad spierweefsel zijn dus ook niet met elkaar vergroeid. Samentrekking van
deze spieren komt langzamer op gang maar kan wel langer doorgaan. Het zijn ook
onwillekeurige spieren, je kan ze niet besturen.
Spiervezels:
Een skeletspier bezit twee typen spiervezels:
1. langzame spiervezels
2. snelle spiervezels: trekken drie keer zo snel samen
Mensen verschillen onderling:
- meer langzame dan snelle spiervezels en daarmee aanleg voor duursport.
- Mensen met meer snelle spiervezels heeft aanleg voor sprint.
Meestal heb je ze allebei nodig. Langzame spiervezels houden het vol dankzij myoglobine,
een spier eiwit dat zuurstof kan binden en bewaren → het is vergelijkbaar met
het hemoglobine in rode bloedcellen. Bij een lage zuurstofconcentratie in de
spier geeft het myoglobine de opgeslagen voorraad zuurstof af. Spiervezels met
veel myoglobine(langzame spiervezels) zijn rood, snelle spiervezels zijn wit
(BINAS 90B).
Hartspier:
- dwarsgestreept (BINAS 80E)
- spiervezels zijn echter wel kleiner en hebben dwarsverbindingen -->
, - de hartspierweefsel heeft de structuur van een net. Als het hart bloed weg moet
pompen trekt het hele net samen en dat geeft een heleboel kracht. Het transport van
zuurstof naar de spieren zal dus geen problemen opleveren.
Ook je hersenen moet je trainen voor een goede coördinatie dit is een spiergeheugen:
onthoudt hoe een juiste beweging moet verlopen.
Paragraaf 14.2 ogen
pupilreflex is het reflex dat je pupillen doen als je in het licht kijkt of niet:
- Veel licht, kringspier is aangespannen, pupil is klein.
- Weinig licht, lengtespier is aangespannen, pupil is groot.
Om goed te zien moet je een scherp beeld op je netvlies krijgen:
1. lichtstralen moeten heel nauwkeurig breken in je ogen.
2. licht breekt vooral op het grensvlak van lucht en water (traanvocht) op het hoornvlies.
3. het passeert vervolgens de voorste oogkamer, de lens en het glasachtig
lichaam(BINAS 87C2).
De lens speelt bij de breking een speciale rol, spieren in het oog kunnen de lens
boller en platter maken → en daarmee dus ook de lichtstralen sterker of minder
sterk breken → maakt het mogelijk om op verschillende afstanden scherp te
stellen → dat scherpstellen heet accommoderen= platter en boller worden van de
lens.
Een ooglens is elastisch, het is met lensbandjes opgehangen in het straalvormig lichaam.
Deze bevat een kringspier die het platter en boller maken regelt(accommoderen).
Om iets te kunnen zien heb je niet alleen je oog nodig, ook je hersenen zijn heel belangrijk:
1. Je oog heeft een scherp beeld op het netvlies
2. zintuigcellen in het netvlies zetten dit beeld om in elektrische signalen: impulsen.
3. zintuigcellen geven impulsen door aan neuronen(zenuwcellen).
4. via beide oogzenuwen gaan de impulsen naar de hersenen
5. de hersenen bouwen een beeld op.
Gezichtsbedrog= wanneer je hersenen iets anders van het beeld maken dan het is.
De hersenen hebben meestal meer informatie nodig om de juiste beslissing te
kunnen nemen wanneer ze een beeld zien→ geur, geluid, beweging
Oogafwijkingen:
Bijziend: je kan bij goed zien, ver dus niet. Je hebt moeite met het platter maken van de
lens dus je hebt een negatieve lens nodig. niet scherp in de verte zien. De lichtbreking in het
oog te sterk is of doordat de oogbol te lang is.
Verziend: Je kan ver goed zien, dichtbij dus niet. Je hebt moeite met het boller maken van
de lens dus je hebt een positieve lens nodig. De oogbol is te kort of de lichtbreking te zwak.
Staar: een ouderdomsziekte, de ooglens is vertroebeld, doordat de eiwitten in de ooglens
samenklonteren, dat geeft een wazig beeld. De dokter kan je lens weghalen en met een
nieuwe vervangen.
Kleuren zien:
Licht dat op een zintuigcel in het netvlies valt veroorzaakt een chemische reactie, waarbij
een kleurstof (pigment) in de zintuigcel afbreekt --> levert een impuls in de zenuwcellen die
met de zintuigcellen zijn verbonden --> impuls naar de hersenen die de info verwerken.
Enzymen in de zintuigcel herstellen de kleurstof voor een volgende reactie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isisepema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.