100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Inleiding Bestuursrecht Samenvatting 23/24 Universiteit Leiden $6.44
Add to cart

Summary

Inleiding Bestuursrecht Samenvatting 23/24 Universiteit Leiden

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

In deze samenvatting is de volledige stof van de voorgeschreven literatuur en de hoorcollege- en werkgroep-aantekening verwerkt! In de samenvatting wordt telkens verwezen naar de artikelen die relevant zijn voor het tentamen om zo de stof beter te begrijpen. Daarnaast worden de voorgeschreven arres...

[Show more]

Preview 3 out of 25  pages

  • Yes
  • March 16, 2024
  • 25
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Inleiding Bestuursrecht Samenvatting

Week 1: Inleiding tot het bestuursrecht en de Awb en de eerste van de drie B’s:
bestuursorgaan
Bestuursrecht gaat over de verhouding tussen overheid en burger. De overheid kan eenzijdig
de rechtspositie van burgers vaststellen. Het Nederlandse bestuursrecht wordt sterk
beïnvloed door Europese regelgeving. Bestuursrecht heeft betrekking op relaties tussen de
overheid (bestuursorganen) en burgers (belanghebbenden), en geeft regels voor de
verhouding tussen hen. Privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen ook belanghebbenden
zijn. Het bestuur dat handelt o.g.v. een publiekrechtelijke bevoegdheid neemt een
bijzondere positie in: het oefent macht uit. Het bestuur kan zonder instemming van de
burger bepalen wat de rechten en plichten van de burger zijn (eenzijdige rechtshandeling).
Het bestuur kan alleen eenzijdige rechtshandelingen verrichten als de wetgever hem die
bevoegdheid heeft toegekend in een wettelijk voorschrift.

Functies van het bestuursrecht:
- Instrumentele functie: het bestuursrecht geeft de overheid de bevoegdheden
(instrumenten) om het algemeen belang te behartigen en zijn publieke taak te
vervullen. D.m.v. een wettelijk voorschrift.
- Waarborgfunctie: het bestuursrecht geeft burgers bescherming tegen de overheid en
haar besluiten.
- Normerende functie: het bestuursrecht geeft regels waaraan het bestuur zich bij de
uitoefening van bevoegdheden moet houden (specialiteitsbeginsel art. 3:4 lid 1
Awb).
Het verschil tussen het staatsrecht en het bestuursrecht is dat het staatsrecht vooral gaat
over de Grondwet en de organieke wetten, de wetten die de organen en organisatie van de
staat regelen. In het staatsrecht gaat het niet primair om de verhouding tussen overheid en
burger, maar meer om de grondregels voor de organisatie van de Nederlandse staat.
Bestuursorganen zijn voor hun organisatie van het staatsrecht afhankelijk. Zonder
bestuursrecht kunnen de organen van de staat niet handelen ter uitvoering van hun publieke
taak.

Enerzijds beïnvloedt Europees recht het Nederlandse bestuursrecht: Europese regels moeten
vaak in Nederlandse (bijzondere) wetgeving worden omgezet, Nederlandse wetgeving mag
niet met Europees recht in strijd komen, bestuursorganen moeten zich met hun handelen
ook aan de Europese regels houden en de Nederlandse rechter dient daarop toe te zien.
Anderzijds maakt het Nederlandse recht deel uit van de Europese rechtsorde en beïnvloedt
het Nederlandse bestuursrecht zo de ontwikkeling in de jurisprudentie van Europese
rechters.

De ontwikkeling van de totstandkoming van het bestuursrecht kwam door de groei van de
bevolking, technische ontwikkelingen en de opkomst van het ideaal van de verzorgingsstaat
dat leidde tot een groeiende behoefte aan actief overheidsoptreden. Ook de ontwikkeling
van het Europese recht leidt tot een toename van het aantal bestuursrechtelijke regels.

,Bronnen van het bestuursrecht:
- Wet- en regelgeving: de wetgever is de belangrijkste schepper van bestuursrecht.
Wetten en ambv’s worden geplaatst in het Staatsblad. Ministerië;e rege;ingen
worden gepubliceerd in de Staatscourant.
- Jurisprudentie: het ongeschreven bestuursrecht vind je in uitspraken van de rechter.
- Literatuur
Art. 107 lid 2 Gw verplicht de wetgever tot het vaststellen van algemene regels van
bestuursrecht, door de behoefte aan dergelijke algemene regels als gevolg van de steeds
maar toenemende bestuursrechtelijke voorschriften op allerlei terreinen. Er ontstond een
enorme hoeveelheid regelgeving die ook grote verschillen toonden op punten waar dat niet
nodig was. Hierdoor was het bestuursrecht onoverzichtelijk geworden. Voor het opstellen
van de bestuursrechtelijke regels is de commissie Scheltema in het leven geroepen in 1982.
Het duurde tot 1994 voordat de Awb in werking trad.
De Awb kan worden gezien als ‘aanbouwwet’: de Awb komt niet als één geheel tot stand,
maar in delen die ‘tranches’ worden genoemd. Doelstellingen van de Awb:
1. Bevorderen van eenheid binnen de bestuurlijke wetgeving.
2. Systematiseren en vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving.
3. Codificeren van ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie
hebben afgetekend.
4. Regelen van algemene onderwerpen die niet goed passen in bijzondere regelgeving.
Uniformering is een belangrijke doelstelling voor de wetgever, maar er blijven natuurlijk
situaties waarin afwijkingen noodzakelijk zijn. Als te makkelijk wordt afgeweken van de
algemene regels van de Awb, dan keren we langzaamaan terug naar de onoverzichtelijke
situatie van vóór de Awb. Met het ook op problematiek heeft de regering bij de
totstandkoming van de Awb de volgende categorieën Awb-regels onderscheiden:
a. Dwingend recht: regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht
behoren te gelden. Voor de formele wetgever kan de Awb moeilijk bepalen dat die
niet zou mogen afwijken. De Awb heeft als formele wet geen bijzondere status en is
dus ‘maar’ een wet in formele zin. Een dergelijke afwijking moet bij de bijzondere wet
worden gemotiveerd. Lagere regelgevers kunnen níét afwijken van dwingend recht.
b. Regelend recht: voor normale gevallen orden regels als de beste regeling beschouwd
en bevat de Awb dus de ‘hoofdregel’. Aangezien er ook bijzondere gevallen zijn, moet
van deze regels in bepaalde gevallen kunnen worden afgeweken, ook door lagere
regelgevers. Een dergelijke afwijkingsmogelijkheid blijkt in Awb-bepalingen door de
formulering ‘tenzij bij wettelijk voorschrift (avv) anders is bepaald’.
c. Aanvullend recht: voor gevallen waarvoor het niet goed mogelijk is een algemeen
geldende regel te formuleren, maar waarvoor het wel wenselijk is dat er een
‘restbepaling’ bestaat wanneer de bijzondere regel nagelaten heeft een regeling te
treffen.
d. Facultatief recht: dit recht geldt niet, tenzij een regelgever of bestuursorgaan bepaalt
dat het wél moet worden gevolgd, het is dus optioneel recht.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat, een centraal geregeerde staat met
onderdelen die een eigen bestuursorganisatie en een zekere mate van zelfstandigheid
bezitten, maar waarvan de onderdelen alleen een afgeleid gezag uitoefenen. Dit blijkt uit de
verschillende omstandigheden:

, - Territoriale decentralisatie: naast regering en parlement, zijn er organen die voor
een bepaald territorium een algemene bevoegdheid hebben gekregen tot het
vaststellen van avv’s of tot het nemen van andere beslissingen. Alleen beslissingen
die in het belang zijn van de personen op hun territorium.
- Functionele decentralisatie: bepaalde bestuursorganen zijn slechts bevoegd
beslissingen te nemen voor enkele in de wet omschreven terreinen of functies.
- Mengsel van de twee bij waterschappen: waterschappen zijn belast met de
waterstaatkundige verzorging en/of zorg van waterstaatsaangelegenheden binnen
een bepaald territoriaal gebied.
- Bestaan van verschillende soorten bestuursorganen: zorgt voor grote bestuurlijke
diversiteit binnen de Nederlandse staat, waardoor een optimale efficiëntie wordt
nagestreefd.
Een nadeel van ver doorgevoerde bestuurlijke decentralisatie is dat democratische controle
problematisch kan worden.

Een aantal organen dat gezamenlijk een gemeenschapsverband vormt, wordt een openbaar
lichaam genoemd.
- Territoriale openbare lichamen: Staat, provincie en gemeente. Binnen deze openbare
lichamen onderscheiden we verschillende bestuursorganen, die elk een aparte taak
uitoefenen. Openbare lichamen kennen een dagelijks bestuur en een voorzitter.
- Functionele openbare lichamen (art. 134 Gw): het gaat hier om een orde of instituut
van een bepaalde beroepsgroep, dat met regelgevende bevoegdheid is belast, wat
inhoudt dat zij eenzijdig regels kunnen vaststellen.
Het begrip ‘openbaar lichaam’ is staatsrechtelijk van aard en geeft aan in welke
gemeenschapsverbanden de overheid is georganiseerd. Alle openbare lichamen hebben
rechtspersoonlijkheid (art. 2:1 BW). Ook andere openbare lichamen waaraan een deel van
de overheidstaak is opgedragen kunnen bij of krachtens de wet van rechtspersoonlijkheid
worden voorzien (art. 2:1 lid 2 BW). Omdat deze rechtspersonen krachtens wetten zijn
ingesteld en daaraan hun rechtspersoonlijkheid ontlenen, spreken we van publiekrechtelijke
rechtspersonen. Ze worden ook wel ‘sui generis’ genoemd.
Een publiekrechtelijke rechtspersoon handelt doorgaans via haar bestuursorganen die
besluiten nemen o.g.v. publiekrechtelijke bevoegdheden. Maar publiekrechtelijke
rechtspersonen kunnen ook hun vermogensrechten gebruiken om publieke doelstellingen te
bereiken.
Voor de toepasselijkheid van de Awb is het van belang dat het gaat om een orgaan dat
bestuurt. De Awb kent twee categorieën bestuursorganen (art. 1:1 Awb):
- A-bestuursorgaan (art. 1:1 lid 1 onder a Awb): als een instantie onderdeel uitmaakt
van een publiekrechtelijke rechtspersoon (Staat, gemeenten, provincies,
waterschappen) (een rechtspersoon krachtens een bijzondere wet). A-organen zijn
voor al hun handelingen gebonden aan de Awb
- B-bestuursorgaan (art. 1:1 lid 1 onder b Awb): ziet op andere personen of colleges
die met openbaar gezag zijn bekleed. B-organen zijn alleen aan de Awb gebonden
voor zover zij publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefenen. Het gaat hierbij om
privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen waaraan een deel van een
overheidstaak is opgedragen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dylanmfs. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.44
  • (0)
Add to cart
Added