Inleiding Belastingheffing ondernemingen en particulieren 2023
Deze samenvatting bevat de bijeenkomsten, literatuur en aantekeningen uit de les die volledig zijn om het tentamen belastingrecht in jaar 1 makkelijk te halen.
1. Wanneer is sprake van een belastbare bron van inkomen in de inkomstenbelasting?
Drie voorwaarden:
- Je neemt deel aan het economisch verkeer= op het moment dat je met een ander in concurrentie
treed. Dit betekent dat je tegen vergoeding activiteiten verricht buiten de privésfeer. Activiteiten in de
hobby- of familiesfeer leiden dus niet tot een bron.
- Uit je activiteiten kunt je redelijkerwijs voordeel verwachten= uit een loterij kan je het voordeel niet
redelijkerwijs verwachten want de kans is heel klein. De fiscus mag met terugwerkende kracht
toetsen. Is de verwachting dat je vooral verlies gaat lijden? Dan is er geen sprake van een bron.
- Je hebt ook de bedoeling om voordelen te behalen= arbeid zowel mentaal als fysiek. Maar deze
voorwaarde is minder belangrijk dan de daadwerkelijke verwachting.
Voor de inkomstenbelasting zijn er drie bronnen van inkomen:
1. Winst uit een onderneming
2. Loon uit dienstbetrekking
3. Resultaat uit overige werkzaamheden
2. Wat is het boxensysteem in de inkomstenbelasting?
In het boxensysteem onderscheiden we drie soorten inkomen.
Box 1: Belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2: Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3: Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
Elke box heeft een eigen tarief van inkomstenbelasting. De inkomsten worden per box behandeld en
zo veel mogelijk per box belast. Elk soort inkomen valt in 1 box, de inkomsten worden hierdoor niet
dubbel belast.
!!Je mag verliezen uit box 2 met box 1 verrekenen. Stel je stopt als aandeelhouder omdat de bv
waarin je aandelen hebt bijvoorbeeld slecht loopt en je hebt verliezen, dan mag je de verliezen van
box 2 verrekenen als belastingkorting met box 1 als er verder niks meer te halen valt in box 2. Art.
4.53 IB. Dit is de enige uitzondering waarin je van box naar box mag springen!!!
Je mag niet box 1 met box 2 en box 2 met box 3 verrekenen.
3. Wat wordt bedoeld met de rangorderegeling in de inkomstenbelasting?
Artikel 2.14 Wet IB 2001: Het eerstgenoemde wetartikel gaat voor. Box 1 gaat voor box 2 en box 2
gaat weer voor box 3. Iets wat in een eerder box belast is, kan niet in een latere box nog eens belast
worden. Als een inkomens- of vermogensbestanddeel in meer boxen zou kunnen worden belast,
moet deze worden opgenomen in de eerst aangewezen box. De eigen woning zou bijvoorbeeld
kunnen worden opgenomen in box 1 en box 3. De rangorderegeling zorgt ervoor dat de eigen woning
moet worden opgenomen in box 1. Hiermee kan de woning niet meer in box 3 worden belast.
Als je bijvoorbeeld salaris krijgt dan kijk je naar aanleiding van artikel 2.14 naar de rangorde en dan
kijk je naar de rangorde van box 1. Dus niet alleen zeggen het valt in box 1 maar ook waarom volgens
artikel 3.1. Valt het niet in box 1, dan valt het in box 2 en zo niet dan in box 3.
1
,4. Wat zijn persoonsgebonden aftrekposten en heffingskortingen en wat is het verschil hiertussen?
Heffingskorting: nadat het inkomen is vastgesteld, worden over dit bedrag de inkomstenbelasting en
de premies volksverzekeringen berekend. Op dit gezamenlijke bedrag en premies ontvangt de
belastingplichtige een korting. Dit is de heffingskorting. De heffingskorting zorgt ervoor dat een deel
van het inkomen onbelast blijft. Voor hogere inkomens geldt een lagere heffingskorting.
Persoonsgebonden aftrek: dit is een inkomstenaftrek voor uitgaven die zijn gedaan in verband met de
persoonlijke situatie van een belastingplichtige. Zoals uitgaven voor onderhoudsverplichtingen
(alimentatie), weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen en aftrekbare giften.
Het verschil tussen de heffingskorting en de persoonsgebonden aftrekposten is dus dat voor de
heffingskorting het percentage korting voor iedereen is vastgesteld naar inkomen en dat de
persoonsgebonden aftrekposten variëren van persoon tot persoon.
Opdracht I
Beoordeel of de volgende feiten van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting. Motiveer
jouw antwoord.
A: Arie verdient €10.000 per jaar met zijn bijbaan in de horeca.
B: Brent bezit 10% van de aandelen in ChickFlick BV.
C: ChickFlick BV, een streamingdienst voor met name romantische comedy’s, maakt in 2023 een winst
van €20.000.
D: Davina woont in Maastricht, maar werkt als binnenhuisarchitect in Aken. Zij heeft een salaris van
€50.000 op jaarbasis.
E: Esmee ontvangt van haar ouders een schenking van €1.000.
F: Ferdinand heeft een lening van €10.000 bij de Rabobank.
G: Gino woont in België en werkt in Nederland bij een Italiaans restaurant. Hij verdient op jaarbasis
€30.000.
H: Brent heeft €2.000 gedoneerd aan Amnesty International.
A-> van belang voor de heffing van inkomstenbelasting in box 1. Is het een natuurlijk persoon? Is het
een binnenlands belastingplichtige art. 2.1? Dan kijken naar artikel 3.1 op basis van artikel 2.14.
B-> van belang voor de heffing van inkomstenbelasting in box 2. Meer dan 5% van de aandelen dus
inkomen uit aanmerkelijk belang.
C-> niet van belang voor de inkomstenbelasting want het gaat om vennootschapsbelasting. De winst
uit de onderneming van de BV belasten we in de vennootschapsbelasting.
D-> Zij moet op basis van art. 2.1 haar wereldinkomen in Nederland opgeven. Hierover wordt
belasting berekend, maar Nederland verleent een voorkoming van dubbele belasting. Dus de
belasting betaald in Duitsland worden in mindering gebracht op de belasting in Nederland.
E-> een schenking op papier zou normaal gezien in box 3 vallen, maar in dit geval niet omdat het een
bedrag lager dan 6035 euro. Zij hoeft dus geen schenkbelasting te betalen art. 33 successiewet.
F-> Van belang voor de inkomstenbelasting. De lening komt in box 3 artikel 5.3. Lening aandelen is
box 2 en eigen huis is box 1. Ook als je ermee wasmachine koopt dat geef je de lening op in box 3 en
de wasmachine nergens want dat is een gebruikersgoed.
G-> van belang voor de heffing van inkomstenbelasting in box 1. In Nederland moet hij
inkomstenbelasting betalen. In België moet hij zijn wereldinkomen opgeven en zij zullen dat dan weer
verrekenen zodat hij niet dubbel belasting betaald. Art. 2.1 Wet IB.
H-> Als privépersoon kun je aan elk goed doel doneren, zonder dat je hier een belang bij hoeft te
hebben. Wanneer je deze giften opgeeft bij de inkomstenbelasting wordt dit bedrag op je
2
, verzamelinkomen van box 1 in mindering gebracht op basis van persoonsgebonden aftrek art. 6.32 en
verder. In art. 6.31 zie je hoeveel je mag aftrekken.
Opdracht II
In de afgelopen weken is er veel gebeurd in het leven van Charlotte. De feiten en gebeurtenissen zijn
bekeken vanuit een bestuursrechtelijk of privaatrechtelijk perspectief. Vanaf nu zullen wij ook vanuit
een fiscaalrechtelijk perspectief naar het leven van Charlotte en haar ouders gaan kijken. Vele feiten
die op het eerste oog slechts relevant lijken te zijn voor bijvoorbeeld het privaatrecht, kunnen ook
invloed hebben op de belastingheffing.
Als we terugkijken naar verschillende bijeenkomsten uit Casus 1, zien we dat de gegeven feiten ook
zeer interessant zijn met het oog op belastingheffing.
Wij kunnen in de bijeenkomsten van de afgelopen maanden namelijk onder andere lezen dat:
A) de ouders van Charlotte een eigen woning bezitten in Den Haag. Zij hebben daarvoor een
hypotheek afgesloten in 2015. De woning is aangekocht voor €500.000 en zij zijn voor dit bedrag een
hypotheekschuld aangegaan bij de bank. Inmiddels is al een deel van de hypotheekschuld afgelost.
De lening wordt in zijn geheel in 30 jaar afgelost. In 2023 bedraagt de hypotheekschuld nog
€350.000. Er wordt een rente van 5% betaald over deze schuld. De WOZ-waarde van de woning
bedraagt €480.000.
B) Charlotte een studio huurt in Maastricht. Zij betaalt hiervoor maandelijks €950 aan huur.
C) Charlotte op freelance basis meegewerkt heeft aan het organiseren van autorally’s en kaas-en
wijnavonden in verschillende restaurants. Zij heeft een vergoeding ontvangen voor haar
werkzaamheden, maar er was geen sprake van een dienstverband.
D) de vader van Charlotte een Chevrolet Corvette Stingray uit 1970 in zijn bezit heeft.
Vraag: Ga na in hoeverre de feiten genoemd onder A, B, C en D van belang zijn voor de heffing van
inkomstenbelasting. Noteer zorgvuldig de wetsartikelen waar jij je antwoord op hebt gebaseerd.
A-> eigen woning in art. 3.111. hoeveel rente is er betaald art. 3.120? art.3.112 kijken naar eigen
woningforfait. Art. 3.119a en 3.119c. 5% van lening en 0,35% van WOZ waarde berekenen. Dus als je
inkomen had van 15.000 en je mag 15.000 aftrekken uit de woning dan hoef je geen
inkomstenbelasting te betalen.
B-> Dit is een uitgave en geen vorm van inkomen. Hiervoor betaalt zij dus geen inkomstenbelasting.
Er is geen bron.
C-> Dit wordt belast in box 1 omdat dit inkomen uit werk is. Belastbaar resultaat uit overige
werkzaamheden art. 3.90 Wet IB.
D-> Normaal valt het in box 3, maar op het moment dat je het voorwerp gebruikt valt het niet onder
vermogen en betaal je geen inkomstenbelasting.
Opdracht III
Stel dat de vader van Charlotte ondernemer is (eenmanszaak) en de moeder van Charlotte in
loondienst is. Zoals in de vorige opdracht aangegeven bezitten zij gezamenlijk een eigen woning en
hebben zij een hypotheekschuld. Zij bezitten tevens 20% van de aandelen in DaMo BV, in 2023 is er
dividend uitgekeerd over deze aandelen.
De moeder van Charlotte kampt met een chronische aandoening waardoor zij jaarlijks ontzettend
veel kosten maakt voor geneeskundige hulp. Deze kosten worden niet vergoed door de
zorgverzekeraar.
Vraag: Geef aan of er bij de vader en moeder van Charlotte sprake is van de volgende elementen:
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RechtenstudentUM23. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.60. You're not tied to anything after your purchase.