100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting het Nederlandse recht - Een Maastrichtse Inleiding. $7.00   Add to cart

Summary

Samenvatting het Nederlandse recht - Een Maastrichtse Inleiding.

3 reviews
 122 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het gehele boek. Tentamen periode 1, leerjaar 2018/2019

Preview 4 out of 83  pages

  • Yes
  • November 13, 2018
  • 83
  • 2018/2019
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: mohabench2003 • 1 year ago

review-writer-avatar

By: milanduits • 2 year ago

review-writer-avatar

By: fleurmeerten • 4 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1: Het Nederlandse Recht – Een Maastrichtse Inleiding.
Recht en regels:
Rechtsregels = (algemene) verbinden voorwaarden met gevolgen.
- Regels hebben daardoor altid een “als-dan” structuur.
- Als aan de voorwaarde is voldaan, dan zegt de regel dat het gevolg intreedt.

Rechtszekerheid = wii vinden dat iedereen er aanspraak op kan maken dat het leven deze
voorspelbaarheid heef.

Materiële en formele regels:
Materieel = regels die gaan over de inhoud (de wat-regels).
Formeel = regels die gaan over de procedure (de hoe-regels).
- Formele regel wordt ook wel een procesrechteliike regel genoemd.

Neutralen/positiisten = ?

Rechtsregels:
Rechtsbronnen = de ‘plaatsen’ waar het recht te vinden is:
1. Regels van wetgevers (de wet)
a. Grondwet
b. Wet in formele zin
c. Wet in materiele zin
2. Internatinale verdragen
a. Eenieder verbindende bepalingen hebben rechtstreekste werking – art. 93 Gw
b. Overige bepalingen hebben alleen werking tussen verdragspartien
3. Rechterlijke uitspraken (jurisprudente)
a. Jurisprudente – alle rechterliike uitspraken die rechtsregels bevaten die erkend
kunnen worden
b. Jurisprudente heef inzicht in de uitleg en toepassing van rechtsregels
4. De gewiinte
a. Vereiste van constante gedragsliin en opinio iuris (=rechtsopvatngen)
b. Naar Nederlands recht slechts aanvullende functe
5. Het ingeschreven recht
a. Geconcretseerd in rechtspraak
b. Biiv. De maatstaven van redeliikheid en billiikheid en de maatschappeliike
betameliikheid
c. Redeliikheid en billiikheid behelst de sociaal aanvaardbare normen zoals ze door het
gewoonterecht, ongeschreven recht of algemene rechtsbeginselen ziin
geformuleerd.
d. De maatschappeliike betameliikheid = wat in de maatschappii ‘normaal’ is. Biiv. ie
hoort iemand niet te slaan.

Waar het recht niet te iinden is:
Tot rechtsbronnen kunnen niet worden gerekend de teksten die over het recht ziin en worden
geschreven, zoals boeken en artkelen op het internet.

Regelconflicten:
Dit betekent een casus. In een casus is er sprake van een confict.

,Rangorde ian bronnen:
1. Common law: - dualisme
a. Kan worden gevonden in de Verenigde Staten en in alle landen die tot het Britse
Gemenebest behoorden, maar ook in een land als Zuid-Afrika en in Hong Kong.
b. Rechtspraak is de primaire rechtsbron. Rechters moeten rechtsregels uitspreken.
c. Rechter dient eerdere rechterliike uitspraken (precedenten) te respecteren en de
regels daaruit toe te passen (star edecisis, bii besluiten bliiven).
d. Art of distnguishing – de kunst van het onderscheiden van de verschillen tussen
bepaalde casussen.
2. Ciiil law: - monisme
a. Geldt in Nederland.
b. Codifceren – het bii elkaar brengen en vastleggen van regels die er in zeker zin al
ziin. Alle iurisprudente is dan ook gecodifceerd.
c. Wet staat voorop en de rechtspraak komt later.

Rangorde binnen de bronnen:
Nederland is een Hiërarchie – De hogere regelgever gaat voor de lagere regelgever. Hierdoor is de
regeling van de lagere dan ook onverbindend.

Rangorde bij rechtspraak:
1. Rechtbank (eerste aanleg)
2. Het Hof (hoger beroep)
3. Hoge raad (cassate)

Rangorde tussen de regels:
1. Lex superior derogat lege inferiori = hoog gaat voor laag
2. Lex posterior derogat lege anteriori = nieuw gaat voor oud
3. Lex specialis derogat lege generali = biizonder gaat voor algemeen

Rechtssubjecten:
Rechtssubjecten = degene voor wie de rechtsregels gelden. Een drager van rechten, bevoegdheden
en plichten.

1. Natuurlijke personen = art. 1:1 BW - mensen van vlees en bloed, ongeacht hun feiteliike
disposite, dus ongeacht huiskleur, leefiid, lichaamsbouw, intelligente en dergeliike.
2. Rechtspersonen = art. 2:5 BW – organisatorische verbanden waarvan een regeling bepaalt
dat aan dat verband rechtspersoonliikheid toekomt. (BV, NV etc. )\

Wat rechtssubiecten aan het recht ontlenen worden ook wel – subjectieve rechten – genoemd.
- Een eigenaar heef het recht om ziin zaken van een ieder op te eisen – art. 5:2 BW. =
subiectef.
Het geldende recht, waaraan het subiecteve recht wordt ontleend, wordt dan aangeduid als het –
objectieve recht.
- Art. 5:2 BW is dus een regel van het obiecteve recht.

Rechtsgeiolgen en rechtshandelingen:
Een rechtsgeiolg verandert direct (=onmiddelliik) of indirect (middelliik) iets in de wereld van het
recht.

Een feit waaraan het recht een rechtsgevolg verbindt, wordt een rechtsfeit genoemd.
- Het bereiken van 16-iarige leefiid is biivoorbeeld een rechtsfeit, omdat daardoor de
betrokkene de bevoegdheid kriigt om een geldig testament te maken.

, Een rechtshandeling is een handeling waaraan het recht het door de betrokkene of betrokkenen
beoogde rechtsgevolg verbindt.
- De betrokkene had dat gevolg ook voor ogen toen hii deze handeling verrichte.
- LET OP! Een steen door iemands ruit gooien omdat ie vindt dat hii iets niet goed heef
gedaan is geen rechtshandeling. – art. 6:162 BW.
o er wordt aan deze handeling wel de prestate ‘schade betalen’ gekoppeld, maar
dit is geen rechtshandeling. Ook al was het wel het beoogde van de
onrechtmatge.

Verbintenissen:
De crediteur heef een aanspraak op een prestate, de debiteur moet alleen maar presteren.
- Crediteur = acteve ziide
- Debiteur = passieve ziide

Verbintenissen
(boek 6)




Natuurliike Verbintenissen
verbintenissen met
(art. 6:3 BW) rechtsvordering
Bronnen van
verbintenissen




Voortvloeiend uit de
wet (art. 6:1 BW)




expliciete weteliike verbintenisscheppende
bepalingen rechtshandelingen




Overschuldigde overige weteliike overeenkomst (ttel 6.5 Overige
OD 6:162 BW
betaling bepalingen BW) rechtshandelingen

Er zijn twee bronnen ian ierbintenissen:
1. De wet (materiële zin)
2. De rechtshandeling

, Aan iorderingsrechten ziin vaak – maar niet altid – rechtsvorderingen verbonden.
- Dit betekent dat de crediteur bii het uitbliiven van de prestate de rechter kan verzoeken
de debiteur daartoe te veroordelen. Een verbintenis zonder rechtsvordering wordt een
natuurliike verbintenis genoemd.

Vernietgbaarheid,i nietgheid,i ontbinding en onierbindendheid:
Vernietgbaarheid heef betrekking op rechtshandelingen.
- Wanneer een rechtshandeling wordt vernietgd heef deze voor het recht nooit bestaan.
Deze heef dus terugwerkende kracht.
- Er is hier sprake van als er biivoorbeeld een overeenkomst tot stand is gekomen onder
invloed van art. 3:44 BW. Denk aan de wilsgebreken.

Nietgheid
- Wanneer een rechtshandeling nietg is heef deze in het geheel nooit bestaan, ook niet
tideliik.
- Hiervan is sprake als er een overeenkomst is gesloten onder invloed van art. 3:31 BW –
ontbrekende wil. Of 3:35 BW – geestesstoornis.

Ontbinding
- Dit is alleen mogeliik bii overeenkomsten
- Ontbinding houdt in dat de overeenkomst ophoudt te gelden en dat wat al ter uitvoering
van de overeenkomst is gepresteerd, ongedaan moet worden gemaakt.
- Geen terugwerkende kracht.

Oierbindendheid
- Wanneer het gaat over regelgeving die in striid komt met een hogere regeling.
- Heef terugwerkende kracht.

Recht en tjd:
1. Verjaringstermijnen
a. Moet door de belanghebbende parti een beroep op worden gedaan.
b. Kunnen worden gestuit.
i. Door stuitng stopt het verder verstriiken van de termiin en begint de termiin
weer opnieuw te lopen.
2. Verialtermijnen
a. Na het verlopen van een vervaltermiin is het desbetrefende recht volledig verlopen.
Het recht bestaat nu dus niet meer.

Proportonaliteit en subsidiariteit:
- Proportonaliteit = wanneer het bewuste handelen in een redeliike verhouding staat tot
het te bereiken doel.
- Subsidiariteit = wanneer het doel niet ook op een andere manier kan worden bereikt dan
door het type handelen waarvoor is gekozen.

Dwingend en aaniullend recht:
- Verhoudingen tussen burgers = aanvullend/regelend recht.
o Er mag bii overeenkomst van worden afgeweken.
- Een bepaling is van dwingend recht, wanneer betrokkenen bii overeenkomst niet ervan
kunnen afwiiken.
o Dwingend recht beschermd de zwakkere parti.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anitazelissen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.00  4x  sold
  • (3)
  Add to cart