Ik heb voor het vak Risicotaxatie 140 oefenvragen gemaakt om alle informatie uit de hoorcolleges en artikelen goed door te nemen! Onderaan het document staan de antwoorden waarbij ook is aangegeven welke vragen bij welke hoorcollege horen. Zo kun je eventueel moeilijke hoorcolleges nog extra doorne...
Oefenvragen
1. Welke definitie beschrijft risicotaxatie volgens Kemshall (1996)?
A) Het voorspellen van toekomstige overtredingen om individuen te identificeren die behandeling
nodig hebben.
B) De berekening van de waarschijnlijkheid van schadelijk gedrag of gebeurtenissen, inclusief
beoordeling van de frequentie, gevolgen en getroffenen.
C) Het uitvoeren van interventies om het risico te beheren of te verminderen, zoals behandeling voor
verslaving.
2. Welk kenmerk van criminelen werd voor het eerst onderzocht door Lombroso in 1876?
A) Sociaaleconomische achtergrond.
B) Psychische aandoeningen.
C) Uiterlijke kenmerken.
3. Welk belangrijk gevolg had de zaak Baxstrom uit 1966 voor psychiatrische ziekenhuizen?
A) Het leidde tot een verbeterde samenwerking tussen psychiatrische instellingen en gevangenissen.
B) Het resulteerde in een herziening van de procedures voor het beoordelen van gevaarlijke
patiënten.
C) Het veroorzaakte de sluiting van verschillende psychiatrische ziekenhuizen in de Verenigde Staten.
4. Wat concludeerde het onderzoek naar de voorspelling van crimineel gedrag door psychologen en
psychiaters in de jaren '70?
A) Psychiaters maakten vaker correcte voorspellingen dan leerkrachten.
B) Er was een hoge inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid tussen psychologen en psychiaters.
C) Leerkrachten hadden een hogere inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid dan psychiaters.
5. Welk principe van het RNR-model stelt dat behandelingen moeten worden afgestemd op de
kenmerken van de dader, zoals motivatieniveau, persoonlijke omstandigheden en leerstijl?
A) Risicoprincipe
B) Behoeftenprincipe
C) Responsiviteitsprincipe
,6. Welke van de volgende behoeften maakt deel uit van de "Big Four" criminogene behoeften, zoals
beschreven in het Central 8-model?
A) Familiale en/of echtelijke relaties
B) School en/of werk
C) Geschiedenis van antisociaal gedrag
7. Welke van The Central 8 is een statische factor?
A) Antisociaal persoonlijkheidspatroon
B) Antisociale cognities
C) Geschiedenis van antisociaal gedrag
8. Welke van de volgende behoeften wordt beschouwd als een niet-criminogene behoefte die
indirect kan bijdragen aan het verminderen van het recidiverisico?
A) Zelfwaardering
B) Empathie
C) Sociale omgeving
9. Welk van de volgende uitspraken is juist met betrekking tot de Receiver Operating Characteristic
(ROC)-analyse?
A) Een AUC-waarde van 0.50 komt overeen met kansniveau, wat betekent dat het instrument geen
voorspellend vermogen heeft.
B) Een AUC-waarde tussen 0.56 en 0.64 geeft aan dat het instrument een groot voorspellend
vermogen heeft.
C) De AUC-waarde wordt beïnvloed door base-rate en vereist een cutoff-score voor interpretatie.
10. Wat is een kenmerk van het ongestructureerde professionele oordeel bij risicotaxatie-
instrumenten?
A) Het maakt gebruik van evidence-based factoren.
B) Het vereist een opleiding voor beoordelaars.
C) Het kan gevoelig zijn voor vooroordelen en biases.
11. Wat is een voordeel van actuariële instrumenten voor risicotaxatie?
A) Ze bevatten scoring van beschermende factoren.
,B) Ze zijn niet vatbaar voor interpretatie.
C) Ze hebben goede predictieve validiteit omdat ze evidence-based zijn.
12. Welke eigenschap is typerend voor gestructureerd professioneel oordeel bij risicotaxatie-
instrumenten?
A) Gebrek aan transparantie.
B) Goede betrouwbaarheid en predictieve validiteit.
C) Gevoelig voor vooroordelen en biases.
13. Wat is een voordeel van 4e generatie risicotaxatie-instrumenten?
A) Ze vereisen geen herhaalde metingen om verandering te onderzoeken.
B) Ze staan klinische beoordeling toe en nemen interventies op.
C) Ze zijn minder tijdrovend dan gestructureerd professioneel oordeel.
14. Welke van de volgende factoren zijn voorbeelden van statische risicofactoren?
A) Tekortkomingen in persoonlijke vaardigheden
B) Leeftijd en geslacht
C) Negatieve stemming en dronkenschap
15. Wat zijn dynamische risicofactoren?
A) Factoren die stabiel zijn en niet veranderen over tijd.
B) Veranderbare factoren die behandeld kunnen worden.
C) Factoren die eenmalige gebeurtenissen zijn en niet van invloed zijn op recidive.
17. Wat is een belangrijk kenmerk van beschermende factoren?
A) Ze verhogen het recidiverisico.
, B) Ze fungeren als een buffer tegen risicofactoren.
C) Ze zijn niet relevant voor risicotaxatie.
18. Welk instrument wordt gebruikt om beschermende factoren in kaart te brengen?
A) Static99-R
B) DRAOR
C) SAPROF
19. Waarom onderging HCR-20 een revisie?
A) Om het instrument wereldwijd te introduceren.
B) Omdat het te uitgebreid was.
C) Om de reflectie van hedendaagse kennis over geweld te weerspiegelen.
20. Wat is een kenmerk van HCR-20V3 ten opzichte van eerdere versies?
A) Het is gebaseerd op subjectieve observaties.
B) Het maakt gebruik van een narratieve benadering en drukt het risico uit op een schaal.
C) Het richt zich alleen op statische risicofactoren.
21. Wanneer kan de HCR-20V3 worden gebruikt?
A) Alleen bij mannen met een gewelddadige voorgeschiedenis.
B) Bij klinische of wettelijke eisen om het risico op algemeen geweld te evalueren, ongeacht de
voorgeschiedenis van geweld.
C) Alleen bij personen zonder voorgeschiedenis van geweld.
22. Wat wordt verstaan onder opzettelijkheid volgens HCR-20V3?
A) De handeling moet worden uitgevoerd met volledige kennis en intentie om schade toe te brengen.
B) Het moet voldoen aan hetzelfde niveau van opzet als vereist voor strafrechtelijke vervolging.
C) De handeling moet gepaard gaan met een zekere mate van opzettelijkheid, maar dit hoeft niet
hetzelfde niveau van opzet te zijn als vereist voor strafrechtelijke vervolging.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisaheere1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.