Hoofdstuk 1 Business en Managementonderzoeken
Een gezamenlijk set van defniies is nodig om omdat het gebruiken van verschillende betekenissen een
onderzoek kan verwoesten en communicaie erg lasig kan maken. Een operatonele defnite is er een die
wordt vermeld in termen van specifeke testt of meetcriteria. Hij is specifek toegepast op de situaie en
meetbaar. Deze defniie moet wel empirisch verantwoord zijn. Of de defniie nou om een object gaat of dat
het puur abstract is maakt niet uit, het moet specifeke karakterisieken laten zien en hoe deze worden
geobserveerd. Procedures moeten zo duidelijk zijn dat elk persoon ze op dezelfde manier classifceert.
Concept: een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen/kenmerken die geassocieerd worden
met gebeurtenissen, situaies ect. Construct is een abstract concept, bijvoorbeeld persoonlijkheid. Is vaak
speciaal ontwikkeld voor een specifek onderzoek. Een construct kan dan ook uit een combinaie van
verschillende concepten bestaan.
Een variabele is eigenlijk een synoniem voor construct, het laat zien wat er wordt onderzocht. Tijdens deze
cursus wordt een variabele aangeduid als een symbool waaraan we een getal of waarde toewijzen. Er zijn
verschillende soorten variabelen. Dichotome variabelen hebben enkel twee mogelijke waarden, zoals
man/vrouw of werkloos/werkzaam. Discrete variabelen hebben verschillende categorieën zoals geloof of
demografe. Dingen als temperatuur, leefijd of score zijn voorbeelden van contnue variabelen. Deze kunnen
een waarde aannemen van een bepaalde groep getallen, soms zelfs oneindig.
In iedere relaie is er ten minste een onafankelijke variabele en een afankelijke variabele aanwezig. Er kan
vaak gezegd worden dat de onafankelijke variabele ervoor heef gezorgd dat de afankelijke variabele plaats
kan vinden. Het is moeilijker aan te tonen of de relaie ook echt causaal is.
Vaak is er geen sprake van een simpele 1 op 1 relaie. Een zogenaamde moderator is een onafankelijke
variabele die efect heef op de relaie tussen een onafankelijke en een afankelijke variabele. Een voorbeeld
van een moderator is leefijd, bij de relaie tussen training en produciviteit. Daarnaast is er een mediator die
door middel van de onafankelijke variabele en moderator de afankelijke variabele beïnvloed. Er zit dan iets
tussen de onafankelijke en afankelijke variabele. Bijvoorbeeld door training meer vaardigheden meer
produciviteit. Controle variabelen die vaak gebruik worden zijn leefijd, geslacht, afomst. Deze gebruiken we
om te verzekeren dat de resultaten niet bevooroordeeld zijn doordat we ze niet meenemen. We geven dit aan
met een sippellijn, deze kunnen van invloed zijn maar spelen geen rol in dit onderzoeksprobleem. Een
verstorende variabele is een controle variabele die van invloed is op het onderzoek.
Hypothese
Een bewering valt te defniëren als een opmerking over concepten die als waar of niet waar kunnen worden
beschouwd. Indien een bewering bedoeld is voor empirisch onderzoek, noemen we hem een hypothese. Hierin
worden de variabelen die onderzocht worden benoemd. Dit kan voor een speciaal geval (CEO Jones) en dit kan
gegeneraliseerd.
Beschrijvende hypotheses zijn beweringen die het bestaan, omvang en vorm van een variabele benadrukken.
Het doet een veronderstelling over het bestaan van een factor. Voorbeeld: in Denemarken is het
werkloosheidspercentage in Oktober 5,8% van de arbeidskrachten. Sommige onderzoeken gebruiken echter
liever een vraag dan een hypothese. Toch heef een hypothese wel een aantal voordelen: (1) helder nadenken
over de relaie, (2) het moedigt aan om naar de implicaies van verwerpen of aannemen te kijken en (3) het is
bruikbaar bij het testen van signifcanie.
Relatonele hypotheses zijn beweringen die een bepaalde relaie tussen twee variabelen aanduiden met
betrekking tot een situaie. Voorbeeld: Italianen die een auto willen kopen vinden de kwaliteit van een
buitenlandse auto beter dan die van binnenlandse auto’s. Bij een causale hypothese wordt er geïmpliceerd dat
het bestaan of een verandering van de ene variabele leidt tot een bestaan of verandering in de andere
variabele. Voorbeeld: in sijging van het inkomen leidt tot een sijging van het spaargeld. Een correlatonele
hypothese verklaart dat de variabelen zich samen voordoen op een bepaalde manier zonder te verklaren dat
de ene de andere veroorzaakt.
,In onderzoeken hebben hypotheses verschillende funcies:
Het zorgt voor riching in de studie
Het idenifceert relevante en niettrelevante feiten
Het suggereert welke vormen van onderzoek het meest geschikt is
Het zorgt voor een raamwerk om conclusies te organiseren
Een goede hypothese voldoet aan de volgende criteria:
Adequaat voor zijn doel:
Meetbaar zijn: (1) het vereist geen technieken die niet beschikbaar zijn, (2) het vereist geen uitleg die
bestaande weten trotseren en (3) er zijn consequenies/ derivaten die kunnen worden afgeleid voor
onderzoeksdoeleinden
Hij moet beter zijn dan andere: (1) een groter bereik dan anderen, (2) het legt meer feiten uit dan
anderen, (3) legt meer verschillende feiten uit dan anderen en (4) het is simpel, bestaande uit weinig
voorwaarden en assumpies.
Theorie
Een theorie kan gezien worden als een generalisaie die we maken over variabelen en de relaie hiertussen.
(Donkere wolken en harde wind, we denken dat er ook regen aan komt). Een theorie is een set van aan elkaar
gerelateerde concepten, defniies en proposiies die een fenomeen verklaren en voorspellen. Een hypothese
geef dus de relaie tussen twee variabelen aan en een theorie verklaart deze relaie. Theorie is nutg op
verschillende manieren:
Het verkleint het aantal feiten dat bestudeerd moet worden
Suggereert welke onderzoeksmethodes gebruikt kunnen worden
Suggereert een systeem waarmee data geanalyseerd en geclassifceerd kan worden
Vat samen wat bekend is over een onderwerp
Kan gebruik worden om nieuwe feiten te ontdekken
Modellen
Een manier om een theorie overzichtelijk te maken is een model. Een model is een analoge weergave van een
fenomeen. Er zijn drie soorten modellen:
1. Beschrijvend model: beschrijf het gedrag van de elementen in het systeem op de plekken waar
theorie ontoereikend of niet bestaat
2. Verhelderend model: breidt toepassingen van al ontwikkelde theorieën uit of verbetert het begrip van
hun concepten
3. Simulatemodel: verduidelijkt de structurele relaies tussen concepten
Statisch model: geef het systeem weer op een specifek moment in de ijd
Dynamisch model: geef de ontwikkeling van het systeem weer door de ijd heen
,Hoofdstuk 7 datacollecte met enquêtes
Drie dimensies om dataverzameling te onderscheiden
Communicate of observate
- Communicaie: het gedrag van respondenten opnemen en hun reacies aanschouwen
- Observaies: respondenten observeren zonder direct contact
Kwalitatef of kwanttatef
- Kwalitaief: info wordt verzameld a.d.h.v. individuele interviews/ gestructureerde observaies
- Kwanitaief: informaie wordt verzameld a.d.h.v. gestructureerde interviews (mondelinge
enquête) en observaies
Primaire of secundaire verzameling van informate
- Primair: informaie wordt door de onderzoeker zelf gegeneerd
- Secundair: er wordt gebruik gemaakt van al bestaande info
Eigenschappen van de gegevensverzameling en communicatebenadering
De keuze van het kiezen van een communicaiebenadering heef efect op de volgende zaken:
De creaie en selecie van de vragen die door de respondent moeten worden beantwoord
Steekproef kwesies, die bepalend zijn voor het contact met de respondent
Instrument ontwerp, met daarbij de gedachte om fouten zo veel mogelijk te vermijden
Het datatverzamel proces, wat bepalend is voor het vervolgproces en de behoefe aan eventuele
training voor de interviewer
Er zijn twee alternaieven om primaire gegevens te ontvangen: observeren en communiceren. De
communicaiebenadering bestaat uit het interviewen van mensen en het opslaan van hun reacies om deze
later te analyseren. De grote kracht hiervan is veelzijdigheid.
Voordelen van interviewen ten opzichte van observeren
Grotere efciënie
Zuiniger door besparing van ijd en moeite
Geografsche dekking is meer uit te breiden
Nadelen van de communicaiebenadering
De kwaliteit en kwaniteit van de info hangt erg af van de bereidheid van paricipanten om mee te
werken. Redenen hiervoor zijn: (1) ze zien de waarde van hun medewerking niet in, (2) ze zijn
achterdochig of bang voor de onderzoekservaring en (3) ze vinden het onderwerp te gevoelig en zien
het interview hierdoor als beschamend en opdringerig.
Paricipanten kunnen de vereiste kennis niet beziten, alleen tweedehands gegevens hebben of juist
geen mening hebben
De paricipanten kunnen de vragen of concepten verkeerd interpreteren of opzetelijk misleiden
Communicatemethoden kiezen
Gemeenschappelijke onderwerpen die bij alle soorten interviews komen kijken zijn
Algemene eisen voor succes: (1) de paricipant moet gerichte informaie hebben m.b.t. de
onderzoeksvragen, (2) de paricipant moet zijn rol als leverancier van nauwkeurig informaie begrijpen
en (3) de paricipant moet voldoende moivaie hebben om mee te willen werken.
Informaie: een screening van de paricipant van tevoren kan de vaardigheden en kennis laten zien
Moivaie om te pariciperen: laten weten welk soort antwoord en welke diep heid er wordt verwacht
Toenemende ontvankelijkheid van paricipanten. De volgende drie factoren dragen hieraan bij: (1) de
paricipant moet geloven dat de ervaring van deelname aangenaam is en voor tevredenheid zorgt, (2)
de paricipant moet geloven dat het beantwoorden van de vragen een belangrijke en nutge
ijdbesteding zal zijn en (3) de paricipant moet bepaalde mentale vooroordelen van de hand doen die
hij of zei met betrekking tot de deelname heef.
Introducie: idenifcaie interviewen, beschrijving en doel van het onderzoek, ideniteit paricipant,
aders waar vragen naar toe kunnen. Daarnaast ook de inhoud en achtergrond.
Tijdens het interview: goede relaie opbouwen (overtuigen van vertrouwelijkheid, belang en vrijheid)
Het omgaan met niettantwoord fouten (non-response error): verschil in antwoorden van paricipanten en niett
paricipanten (niet de juiste persoon vinden of aanmoedigen). Oplossingen om dit te verminderen zijn: (1) het
, vesigen en implementeren van calltback procedures, (2) het creëren van een niettantwoord steekproef en de
resultaten hiervan wegen en (3) het subsitueren van een ander individu voor de missende paricipant.
Calltbacks: respondenten helpen herinneren om mee te doen. Deze maken het mogelijk, bij genoeg
pogingen, om alle paricipanten te bereiken
Weging: na meervoudige calltback behandelen we niettparicipanten als nieuwe subpopulaie
Subsituie: niet respondent vervangen, deze kunnen wel andere eigenschappen hebben
Er zijn vier verschillende methoden van een interview waarvoor gekozen kan worden:
1. Een persoonlijk interview
2. Een interview via de telefoon
3. Een interview via de mail
4. Een interview via de computer
Hierboven zijn gemeenschappelijke onderwerpen besproken maar elk interview heef ook zijn eigen unieke
karakter. Wanneer het gaat om moeilijk te bereiken of ontoegankelijke info kan gebruikt worden gemaakt van
2, 3, of 4. Mail is echter niet snel door het gebrek aan controle. Bij veel vragen en indringendheden is een
persoonlijk interview geschikt. CATI staat voor computer geassisteerde telefoon interview methode,
telefooninterviews worden hier bijgestaan door het gebruik van computers.
- Het persoonlijk interview
Evaluate: veel diepgang, kwaliteit hoger (extra vragen en observaies) en meer controle. Het is wel ijdrovend
en kost veel geld, door administraieve taken en reizen. Ook kan er misbruik worden gemaakt van ijdloon maar
bij stukloon kunnen ze de kantjes ervan af lopen. Communicaie is ook duurder geworden door het
veranderende sociale klimaat waardoor mensen onwilliger zijn geworden om met vreemden te praten en
mensen in hun ‘huis’ toe te laten. Er zijn drie oplossingen voor de hoge kosten: vooraf geplande interviews,
telefoon screening en zelfgemaakte vragenlijsten in plaats van persoonlijke interviews (genoeg gelijkenis).
Daarnaast is intercept interview goedkoper, hier worden mensen op een centrale locaie opgewacht (minder
reizen en sneller achter elkaar). De interviewer heef daarnaast een belangrijke taak. Allereerst bij de
introducie en daarnaast ook bij de techiek (exacte bewoordingen, volgordes, herhalen en extra uitleg).
‘Probing’ wordt gebruikt om tot een vollediger er relevanter antwoord te komen: korte bevesigen van begrip
en belangstelling, een pauze vol verwaching en het herhalen van de vraag. Een ‘i don’t know’ antwoord kan
simpel weg wijzen op het feit dat de paricipant het antwoord niet weet of de vraag is niet begrepen.
Het opnemen en noteren van het interview: noteer antwoorden wanneer ze voorkomen. Hij ijdsdruk kan er
een ‘shortcut’ zonder hele zinnen worden gebruikt (aforten en geen voorzetsels). Eventueel kunnen de
antwoorden herhaald worden ijdens het opschrijven. Tegenwoordig kun je het ook opnemen
Responsfout: deze ontstaan wanneer de gerapporteerde data verschilt van de daadwerkelijke data. Dit kan
ijdens het interview en ijdens de analyse. Partcipant-initated error ontstaat door onnauwkeurige
antwoorden, bewust of door incomplete kennis. Daarnaast kan de interviewer ook fouten maken: (1) er niet
voor zorgen dan de respondentvolledig mee wil werken, (2) het interview niet consistent en correct uitvoeren,
(3) niet de juiste omgeving creëren, (4) valse gegevens invullen, (5) de respondent onbehoorlijk beïnvloeden,
(6) fouten maken bij het nauwkeurig en compleet noteren en (7) fysieke aanwezigheidsvoordelen.
- Telefonische interviews
Evaluate: voordelen zijn uniek, snel en goedkoop (lage reist en administraieve kosten), geen vooroordelen
door fysieke aanwezigheid en lichaamstaal en sociale normen (netjes de telefoon opnemen). Nadelen zijn:
ontoegankelijke huishoudingen, niet funcionerende nummers, beperking van de lengte, beperking van visueel
gebruik en complexe vragen, gemak van beëindiging, minder betrekking van de deelnemer en een afeidende
omgeving. Random dailling is in Nederland verboden. Door CATI kunnen de antwoorden in de computer
opgeslagen worden, bij CATS doet de computer het onderzoek zelf. De non-contact rate zegt iets over de
relaie tussen de niettbereikte personen tegenover het aantal respondenten. Het refusal rate zegt iets over de
deelnemers die een vraag niet beantwoorden tegenover het aantal respondenten.
Telefooninterview trends: het antwoordapparaat, huishoudens met meerdere lijnen en variaies in diensten
van telefoonbedrijven en de mate van medewerking. Daarnaast is er meer acceptaie voor voicemails.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ninaveldhuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.