Goederenrecht c.s.
Aantekeningen hoorcolleges 2018/2019
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: 12-11-2018............................................................................................................................. 2
Hoorcollege 2: 14-11-2018............................................................................................................................. 4
Hoorcollege 3: 19-11-2018............................................................................................................................. 9
Hoorcollege 4: 21-11-2018........................................................................................................................... 13
Hoorcollege 5: 26-11-2018........................................................................................................................... 18
Hoorcollege 6: 28-11-2018........................................................................................................................... 23
Hoorcollege 7: 03-12-2018........................................................................................................................... 28
Hoorcollege 8: 05-12-2018........................................................................................................................... 35
Hoorcollege 9: 10-12-2018........................................................................................................................... 39
Hoorcollege 10: 12-10-2018.......................................................................................................................... 44
Hoorcollege 11: 17-12-2018.......................................................................................................................... 48
Hoorcollege 12: 19-12-2018.......................................................................................................................... 54
Hoorcollege 13: 07-01-2019.......................................................................................................................... 58
1
,Hoorcollege 1: 12-11-2018
Verhaal en voorrang algemeen
Goederenrecht regels rechtsverhoudingen tussen mensen en hoe zij zich tegenover elkaar dienen te
gedragen.
Eggens: als eigenaar regel je jouw verhouding als eigenaar tot andere mensen, die geen eigenaar van het
goed zijn. De eigenaar kan de zaak gebruiken, een niet-eigenaar alleen met toestemming van de eigenaar.
De rechten van de eigenaar kunnen aan iedereen worden tegengeworpen.
Bij verbintenissenrecht probeer je de rechtsverhouding tussen partjen te optmaliseren, waarbij je ook
kijkt naar de bescherming die aan partjen toekomt. Dit kan je ook bij het goederenrecht doen:
interpretatemogelijkheden dien je toe te passen, soms door redelijkheid en billijkheid.
Zalco III: Glencore had aluinaarde geleverd aan Zalco onder eigendomsvoorbehoud. Kan Glencore als
gerechtgde (zowel door eigendomsvoorbehoud als door pandrecht op het aluminiumr aanspraak had op
het gestolde aluminium in de ovens? Vreemd: in de ovens vond vermenging plaats: er was aluminium dat
al aluminium was tjdens de faillietverklaring (daar was een pandrecht op gevestgdr, maar de ovens
waren niet meteen uitgezet, dus het oude aluminium was vermengd met aluminium dat na faillissement
was gevormd en waar dus geen pandrecht op gevestgd was (art. 35 lid 2 Fwr. Het aluminium behoorde
toe aan Zalco.
De Hoge Raad ontwikkelt hier het recht, omdat dit niet in het BW was geregeld. Ook al was er geen
specifieke regel, je moet toch aannemen dat er een pandrecht komt te rusten op een aandeel in het
vermengde aluminium. Hiermee werd het recht van Glencore niet onnodig beperkt. Hier moet je alleen
niet je blik tot beperken: er zijn ook andere belangen bij betrokken. Voorbeeld:
- Zalco zat op die plek vanwege een erfpachtrecht: fabriek stond op grond die in erfpacht was. Is
het aluminium nagetrokken? Dat kan het geval zijn wanneer de ovens duurzaam zijn verbonden
met de fabriek en daarmee met de grond. Die kan dan ook aanspraak maken.
- Hypotheekrecht: wanneer het hypotheekrecht zich uitstrekt tot het recht van hypotheek, dan kan
de hypotheekhouder ook dit uitwinnen.
- Fiscus: is het aluminium nagetrokken tot de ovens maar niet tot de fabriek, dan kan de fiscus het
bodemvoorrecht uitoefenen.
- UTB: degene die feitelijk het aluminium uit de ovens haalde. Die verricht arbeid en kan wellicht
een beroep doen op art. 3:285 BW (voorrechtr.
Deze rechten kunnen botsen: wie heef dan het sterkste recht op het aluminium in de oven?
Art. 3:276 BW: een schuldeiser kan zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen. Een
schuldeiser kan de schuldenaar voor de rechter slepen vanwege wanprestate (art. 6:74 BWr: de
schuldenaar komt zijn verplichtng tot betaling niet na. De schuldeiser kan dus beslag leggen op een auto,
huis of bankrekening indien hij dat wenst. Zo kan hij afdwingen dat de rekening betaald wordt: hij betaalt
zichzelf door zijn verhaalsrecht uit te oefenen, hij voldoet zichzelf uit de opbrengst van het goed van de
schuldenaar. Hij kan zoveel beslag leggen als hij wil, totdat hij volledig is voldaan.
Er zijn echter ook uitzonderingen, dit blijkt al uit ‘tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt’.
Art. 447 Rv: goederen zijn uitgezonderd van het verhaal van schuldeisers, bijv. goederen die
iemand voor zijn dagelijks brood nodig heef.
Als een vordering is verjaard, want dan blijf er een natuurlijke verbintenis over.
Fiscus kan een recht hebben om de vordering te verhalen op goederen van derden, bijv. bij het
bodemrecht.
Retenterecht: geef iemand ook soms het recht om goederen te verhalen op een derde.
Je ziet hier dat je verhaal neemt op de goederen van de schuldenaar, niet op de schuldenaar zelf. Dat zag
je vroeger: dan ging je de schuldenaar als slaaf verkopen.
2
,Ook zie je hierin terug dat sprake is van paritas: een schuldeiser kan zich verhalen. Het is dus niet bepaald
welke schuldenaar: het gaat over iedere schuldenaar. Gelijkheid van schuldeisers.
Paritas Creditorum (art. 3:277 BWr: schuldeisers worden naar evenredigheid van hun vordering betaald
uit de opbrengst, behoudens de in de wet erkende regels van voorrang.
Voorbeeld: A en B leggen beslag op een auto van X. A heef een vordering van € 20.000 op X, B heef een
vordering van € 10.000 op X. De neto-opbrengst bedraagt € 15.000. Dan krijgt A € 10.000 en B € 5.000.
Beide hebben dan dus niet hun hele vordering vergoed gekregen, maar dan geldt gewoon art. 3:276 BW:
zij kunnen zich tot een ander goed wenden totdat zij volledig zijn voldaan. Zij kunnen bijv. beslag leggen
onder de bankrekening van X.
Faillissement
Heef de paritas normateve kracht? Ja, maar het houdt niet over. Op de werkvloer merk je er niet zo heel
veel van. In de praktjk als een bedrijf niet iedereen kan betalen, is het vaak zo dat de bestuurder niet het
weinige dat hij kan betalen netjes verdeelt, maar hij betaalt degene die hij het hardste nodig heef.
Misschien zelfs soms degene die hem na staat, zoals een relate. Hier kun je je slecht tegen verzeten,
behalve wanneer het faillissement echt dichtbij is (bedrieglijke bankbreukr en je eigenlijk volgens de
paritas dient te handelen.
Hoge Raad: als schuldenaar mag je zelf kiezen welke schuldeisers je betaalt. Uiteindelijk moet je iedereen
betalen, maar de volgorde maakt niet uit.
Unitco (niet voorgeschrevenr: op een werkmaatschappij hadden verschillende schuldeisers een vordering.
De holding betaalde drie van de vier schuldeisers: Unitco werd niet betaald. Unitco wilde het faillissement
aanvragen, maar dat kon niet omdat Unitco slechts de enige schuldeiser was. Hierdoor werd niet voldaan
aan het pluraliteitsvereiste. Is hier iets mis mee? Hof vond het een gemene truc, zij zeiden dat er altjd wel
schuldeisers zouden opduiken en dat daarom alsnog sprake was van een faillissement. Hoge Raad
casseerde: schuldeisers zijn betaald en je moet als aanvrager van een faillissement de pluraliteit
aantonen. Er is dus geen pluraliteit wanneer de rest betaald is. met selecteve betaling is niks mis in dat
kader.
Mondia/Curatoren V&D: V&D probeerde haar financiële problemen van tafel te onderhandelen, door
een schuldregeling te trefen met schuldeisers. Zij stelden aan verhuurders voor om tjdelijk minder huur
te betalen. Mondia was één van de verhuurders die niet akkoord ging met de verlaging. Mondia vorderde
de huur. Een van de vragen was of Mondia gedwongen kon worden mee te werken aan de schuldregeling.
Antwoord is ja, maar één van de verweren van Mondia was dat de schuldeisers niet gelijk werden
behandeld: alleen de verhuurders werden getrofen door deze regeling. Alle andere schuldeisers bleven
gewoon betaald, denk bijv. aan leveranciers. Hoge Raad: het feit dat de schuldeisers ongelijk behandeld
worden, betekent niet dat een regeling niet kan worden opgelegd. Uiteindelijk was het verhaal dat
Mondia geen betaling kon eisen vanwege de verplichtng om zich te voegen naar die schuldregeling waar
zij niet akkoord mee waren.
Megapool: Laser verstrekte krediet aan personen die een klantenkaart kregen. Megapool kreeg een
vergoeding per aangedragen klant. De totale vordering van provisie bedroeg op het moment van
faillissement zo’n twee miljoen euro. In de kleine letertjes stond dat de provisievordering verviel bij een
eventueel faillissement. Dus toen Megapool failliet ging, zei Laser dat ze niets meer verschuldigd waren.
Kun je dit zomaar vorderen? Hoge Raad doorbreekt het contractenrecht: als je het verval van de vordering
laat afangen van het faillissement, dan is dat in strijd met art. 20 Fw (tegenhanger van art. 3:276 BW,
maar dan voor Fwr. Deze afspraken hebben dan geen gevolg (art. 3:40 BWr.
3
,Wat heb je in de praktjk dan aan de paritas creditorum? In 2015 was 1,6% het gemiddeld
uitkeringspercentage op concurrente vorderingen in faillissementen. Schuldeisers zijn dus op zoek naar
manieren om aan de paritas te ontkomen: schuldeisers willen niet gelijk zijn, maar vooraan staan.
Mogelijkheden van ons recht m.b.t. voorrang (art. 3:278 BWr: je kan voorrang krijgen door:
- Pand
- Hypotheek
- Voorrecht
- Andere in de wet aangegeven gronden
Er is dus sprake van een gesloten stelsel van voorrangsrechten: de gronden kunnen niet overeengekomen
worden, maar moeten in de wet worden aangegeven. Een voorbeeld van een wetelijk voorrangsrecht is
het retenterecht: het is een andere voorrang die uit de wet voortvloeit (art. 3:292 BWr.
Voorrechten
Voorrechten ontstaan alleen uit de wet en rusten op bepaalde goederen of alle tot een vermogen
behorende goederen (art. 3:278 lid 2 BWr. Schuldeisers met een voorrecht gaan dus voor op schuldeisers
zonder een voorrecht. Denk aan het voorbeeld met de auto:
A en B leggen beslag op een auto van X. A heef een vordering van € 20.000 op X, B heef een vordering
met voorrecht van € 10.000 op X. De neto-opbrengst bedraagt € 15.000. Dan krijgt B € 10.000,- en A het
overblijvende deel van € 5.000,-.
Art. 349 lid 2 Fw (wsnpr: hier wordt inbreuk gemaakt op het systeem van voorrechten, want in dat artkel
staat dat als het gaat om een natuurlijk persoon in de wsnp, dan geschiedt de uitdeling naar
evenredigheid van ieders vorderingen en de vorderingen met een voorrecht hebben een twee keer zo
groot recht als concurrente vorderingen. Hier worden alle voorrechten over één kam geschoren: het
maakt niet uit welk voorrecht je hebt.
Wat levert een voorrecht in de praktjk dan op? De fiscus staat in beginsel vooraan in de rij. Zij krijgen
9,2% van hun vordering. Ook het voorrecht levert dus niet heel veel op. Ook voor het voorrecht geldt
bovendien dat je eerst een ttel moet halen, moet procederen, beslag moet leggen, etc.
Schuldeisers nemen dus vaak niet genoegen met een wetelijk voorrecht. Zij kunnen wel een pandrecht of
hypotheekrecht bedingen.
Pand en hypotheek
Deze vormen van zekerheid bieden voordelen die de voorrechten ver overstjgen. Pand en hypotheek zijn
goederenrechtelijke rechten: zij geven een voorrang boven voorrechten. Ook bieden ze een recht van
parate execute, zonder dat je naar de rechter hoef. Ook hoeven ze geen rekening te houden met een
faillissement: zij kunnen als separatst opereren.
Pandrecht heef zaaksgevolg: vervreemdt de schuldenaar een auto waarop een pandrecht rust, dan gaat
het pandrecht gewoon mee. Dan kan je alsnog je recht uitoefenen op dit reeds vervreemde goed.
Hoorcollege 2: 14-11-2018
Plaats van het pandrecht in het goederenrechtelijk systeem
Art. 3:227 BW: pand en hypotheek zijn beperkte rechten strekkende tot voorrang op vordering van een
recht. Ook heb je het recht van parate execute. Een pand- en hypotheekrecht heef ook een afankelijk
karakter: het zekert een vordering, strekt tot zekerheid van die vordering. Dat betekent dat het
afankelijk is van de vordering die hij zekerstelt.
Voorbeeld: A heef een vordering van 10.000 euro op B en B is eigenaar van een auto. B kan een
pandrecht hebben laten vestgen op die auto, A heef dan een pandrecht op de auto van B. het pandrecht
is dan afgeleid van de vordering: de auto is met het pandrecht (een beperkt rechtr belast (art. 3:8 BWr en
4
,heef relate tot de vordering van A op B. draagt B zijn auto over aan C, dan gaat het pandrecht mee naar
C, hij verkrijgt de auto met het beperkte recht (behoudens derdenbescherming, daar gaan we niet op inr.
Het afankelijke recht komt ook tot uitng wanneer A zijn vordering overdraagt aan D. D heef dan 10.000
te vorderen van B. Dan gaat het pandrecht ook automatsch mee met de vordering die het pandrecht
secureert. D verkrijgt dan het pandrecht op de auto.
Hoe vestg je een pandrecht? Art. 3:84 lid 1 jo. 3:98 (schakelbepaling beperkte rechtenr jo. 3:236 lid 1 BW.
Schakelbepaling stelt dat beperkte rechten ook overeenkomstg die ttel worden gevestgd, tenzij
in de wet anders is bepaald. Dat is dus bij het vestgen van een pandrecht het geval, dat staat in
art. 3:236 lid 1 BW: je vestgt een pandrecht door de zaak in de macht van de pandhouder te
brengen.
Een vuistpandrecht is echter niet altjd de meest geschikte manier om een pandrecht te vestgen. Daarom
is er ook de mogelijkheid een stl pandrecht te vestgen: Art. 3:84 lid 1 jo. 3:98 (schakelbepaling beperkte
rechtenr jo. 3:237 lid 1 BW.
Vestging door een authenteke of geregistreerde onderhandse akte, zonder dat de zaak in de
macht van de pandhouder wordt gebracht.
o Authenteke is doorgaans een notariële akte, maar dat hoef niet per se zo te zijn. Er zijn
ook andere partjen die authenteke akten kunnen maken. Er zijn dan formaliteiten die
verbonden zijn aan de totstandkoming van die akten. Een grifer is hier bijv. toe
bevoegd, dit gebeurt wel eens wanneer er een schikking wordt getrofen: in het proces-
verbaal wordt de schikking vastgelegd en dat is een authenteke akte.
o Geregistreerde onderhandse akte: zelf op te stellen papier dat je ondertekent. Dit
registreer je bij de Belastngdienst. De registrate is dus vereist voor de totstandkoming:
je moet registreren voordat het pandrecht tot stand komt. Bij de authenteke akte komt
het pandrecht terstond bij de ondertekening van de akte tot stand.
Meijs q.q./Bank of Tokyo: twee centrale vragen:
1. Wat maakt een akte tot een pandakte?
2. Waarom registeren of in authenteke vorm opmaken?
Wat maakt een akte tot een pandakte?
Kuron bankierde bij Bank of Tokyo (BOTr. Kuron had zich verplicht tot verpanding op vorderingen. Op een
gegeven moment ging het niet goed met Kuron en toen ging de bank de duimschroeven aanhalen. Er was
een gefaxte brief waarin stond dat Kuron de volgende nieuwe vorderingen had. Met die faxkopie ging BOT
naar de Belastngdienst om een pandrecht hierop te registeren. BOT beriep zich op zijn pandrecht bij de
curator toen Kuron failleerde. Curator vroeg waarop hij dat baseerde, er stond namelijk nergens ‘hierbij
vestg ik een pandrecht op (…r’.
Hoge Raad (3.4.2r: een pandakte moet voldoen aan:
- Wilsovereenstemming tot vestging van pandrecht
- Een akte die doet blijken dat zij tot verpanding van de bedoelde vorderingen is bestemd. Akte
hoef niet tweezijdig te zijn: pandnemer hoef hem niet te ondertekenen. Het pandrecht moet
wel worden aanvaard door de pandnemer (dat kan door medeondertekening, maar hoef dus
nietr.
Een tot verpanding strekkende verklaring van de pandgever hoef niet met zoveel woorden in de
pandakte zijn opgenomen. Voldoende is dat de akte zoveel gegevens bevat dat evt. in samenhang met
andere gegevens en feiten voldoende blijkt dat is bedoeld tot verpanding van de vorderen. De Hoge Raad
laat hiermee overeind dat in de context van de verhoudingen tussen partjen duidelijk was dat de brieven
ertoe strekte om de vorderingen te verpanden.
Waarom is registrate of een authenteke akte vereist?
5
,Ook aan de hand van Meijs q.q./Bank of Tokyo: was er wel sprake van een geldige registrate? Er is een
kopie van de akte geregistreerd, terwijl art. 3:237 BW voorschrijf dat de akte moet worden geregistreerd.
Hoge Raad is soepel: de reden voor registrate is niet dat mensen de inhoud kunnen aanpassen, maar de
enige reden is om zeker te stellen dat op het moment van registrate de akte bestond. Het is om een
zekere dagtekening te bewerkstelligen. Registrate van een per faxpost verzonden kopie is dus voldoende.
Dat is ook wel logisch: wanneer de Belastngdienst de akte registreert, krijg je hem na registrate gewoon
terug. In het register wordt bijna niets opgenomen, slechts een paar kerngegevens. Het register is ook niet
openbaar. Het doel van de registrate is dus bescheiden: zekerheid verkrijgen over de dagtekening.
Individualiseringsbeginsel
Goederenrechtelijke rechten werken tegen eenieder. Je moet dus duidelijk maken dat ergens een beperkt
recht rust. Bij een vuistpandrecht gaat dat automatsch: je geef een boek bijv. in pand. Het stuk is dan
geïndividualiseerd.
Dit is anders bij een stl pandrecht. Wat doe je dan als je de complete UB wil verpanden? Hoe omschrijf je
dat dan? Moet je alle ISBN-nummers opschrijven? Hoe duid je dat aan?
Hoge Raad is heel soepel in de praktjk. Er wordt gekozen voor een zo ruim mogelijke omschrijving. Een
bedrijf verpand bijv. alle zaken/goederen die in de bedrijfsvoering worden gebruikt. Een duidelijk
voorbeeld blijkt uit het standaardmodel voor de vestging van een pandrecht (modellen voor de
rechtspraktjkr: “de gehele bedrijfsinventaris behorende tot de onderneming.. Vaak is daar wel een
specifieke lijst bijgevoegd waarin bepaalde elementen staan aangeduid. Je hoef dus niet specifiek te
omschrijven: een generieke omschrijving is voldoende. Daarmee voldoe je aan het
bepaalbaarheidsvereiste.
Praktjk: er wordt ook een verpanding bij voorbaat voor alle toekomstge goederen opgenomen.
Daar komen we zo op.
Bijzonder: ECLI:NL:RBAMS:2018:6951. Daarin vond de rechtbank een algemene omschrijving te ver gaan,
er stond “alle tot het bedrijf van de pandgever behorende goederen.. De Hoge Raad zal dit waarschijnlijk
wel voldoende vinden.
Verpanding bij voorbaat
Is in de praktjk heel belangrijk om niet verzeild te raken in bewijsproblemen. Wanneer je vandaag een
pandrecht vestgt, hoe stel je dan vast dat een bepaald goed er op die datum van registrate al was? Als je
ervoor zorgt dat ook toekomstge inventaris tot het pand behoort, dan hoef je niet te bewijzen dat het er
bij vestging al was, omdat het niet uitmaakt wanneer het in het vermogen van de pandgever is gekomen.
Pandrechten worden bijv. ook gevestgd op voorraden. Voorraden zijn bestemd om te worden verhandeld
of te worden verwerkt in de bedrijfsvoering. Hoe doe je dat bij bijv. een supermarkt? Je kan lastg een
pizza met pandrecht verkopen. Dit ziet op de bevoegdheidsclausule: de pandgever is bevoegd om in het
kader van de normale bedrijfsuitvoering over de desbetrefende goederen vrij van pand te beschikken. AH
is bevoegd om het onbelaste eigendom over te dragen van de voedingsmiddelen, omdat ze daartoe zijn
gemachtgd door de bank. De zekerheid wordt dan minder: wordt het verkocht, dan is het
zekerheidsrecht minder. Maar: je betaalt bij de kassa en dat komt weer binnen bij AH en wordt op de
rekening van de pandhouder gestort. Vervolgens wordt er weer een nieuwe voorraad geleverd met
daarop weer een pandrecht.
Vestgingsvereisten stl pandrecht bij voorbaat: art. 3:84 lid 1 jo. 3:97 jo. 3:98 jo. 3:237 lid 1 BW.
Art. 3:97 BW maakt het mogelijk bij voorbaat een toekomstg goed te leveren. Door art. 3:98 BW
is dit ook mogelijk bij beperkte rechten en dus bij pandrechten.
Prioriteitsbeginsel: het oudste recht is het sterkte recht. Heb je het oudste recht, dan betekent dat dat je
jouw recht aan iedereen kan tegenwerpen, dus inclusief aan degene die dat jongere recht heef. Daarom
6
,is de dagtekening ook zo belangrijk: je wilt weten wie het oudste recht heef. Er moet dus zekerheid zijn
over de dagtekening en vandaar de verplichte registrate of authenteke akte.
Voorbehouden stl pandrecht
Het kan voorkomen dat een jonger recht toch prioriteit heef op een ouder recht. Dat is een
voorbehouden stl pandrecht. Dat is niets anders dan toepassing van de mogelijheid om je beperkte
rechten voor te behouden wanneer je een zaak overdraagt (art. 3:81 lid 1 BWr.
Je kunt dus bij overdracht van een zaak dat doen onder voorbehoud van een pandrecht. Het eigendom
gaat over, minus het pandrecht dat je zelf houdt. Voorbeeld: beperkt recht is een afsplitsing van de
bevoegdheden van de eigenaar. Wat je dan doet is de bevoegdheid tot pandrecht achterlaten zodat die
niet bij de verkrijger terechtkomt. Hij heef nooit, ook niet de ene juridische seconde, het onbelaste
eigendom gehad en dat heef gevolgen voor de rangorde.
Vestging pandrecht bij voorbaat voorbeeld: leverancier heef eigendom van een goed. De grijze cirkel is
het vermogen van de verkrijger, die bij voorbaat een pandrecht heef gevestgd. Eigendom komt in het
vermogen van de verkrijger (schuldenaarr en op hetzelfde moment gaat automatsch dat partje door-over
naar de schuldeiser, de pandnemer. MAAR: het komt er dus wel in! Dat heef allerlei juridische gevolgen.
De juridische seconde.
Bij vestging van een pandrecht bij voorbaat blijf het pandrecht achter bij de leverancier. Als die persoon
bij voorbaat een pandrecht heef gevestgd, dan kan het eerste pandrecht niet automatsch mee-
overgaan, want het is er nooit geweest, dat rust nog bij de leverancier. Er kan dus alleen een tweede
pandrecht tot stand komen. Dus ook al is de verpanding bij voorbaat al drie jaar geleden neergelegd, dan
kun je je daar alsnog tegen wapenen door voorbehoud van verpanding.
Belangrijk arrest in dat kader is Potharst/Serrée: Potharst Utrecht was een meubelzaak. De voorraden
werden geleverd door onder meer Serrée. Potharst Utrecht werd gefinancierd door Potharst. Potharst
had een zekerheid bedongen (pandrecht bij voorbaatr en Serrée had het pandrecht voorbehouden. Maar
ook al was het pandrecht bij voorbaat eerder gevestgd, omdat Serrée een voorbehouden pandrecht had,
trad het efect in wat we net beschreven hebben: Potharst Utrecht verkreeg een recht dat van meet af
aan al met het pandrecht was belast: het pandrecht is achtergebleven bij Serrée.
Overgangsrechten waren getransformeerd vanwege het oude recht. De praktjk in het arrest is
dus lastger.
Pandrecht bij voorbehoud is gerelateerd aan het eigendomsvoorbehoud, alleen je behoudt niet het
gehele eigendomsrecht voor, maar slechts een deel daarvan. Je splitst je eigendom als het ware op.
Normaliter heb je liever eigendom, dus als je kan kiezen tussen eigendomsvoorbehoud en voorbehouden
pandrecht, maar soms kun je niet kiezen omdat je zekerheid wenst waarbij een eigendomsvoorbehoud
niet kan dienen, bijv. omdat ze niet onder art. 3:92 lid 2 BW vallen.
Derdenbescherming
Bescherming van de pandhouder tegen beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever: art. 3:238 BW:
- Bij stl pandrecht geen bescherming zolang het stl blijf;
- Omzetng in vuistpand peilmoment goede trouw: pas bij omzetng in een vuistpand krijgt de stl
pandhouder een bescherming. Het peilmoment is dus het uit de macht brengen van de
schuldenaar. Als je dan te goeder trouw bent, dan is het pandrecht gevestgd. Word je dus in de
tussentjd bekend met de situate (tussen stl pandrecht vestging en het vuistpandr, dan ben je
dus niet te goeder trouw.
- Rangwisseling: art. 3:238 lid 2 BW
Derdenbescherming tegen pandrecht: art. 3:86 lid 2 BW.
7
,Execute
Toe-eigeningsverbod (art. 3:235 BWr: bescherming van de pandgever. Je mag een zaak niet houden
wanneer iemand gaat betalen.
Echter, bij execute is het wel handig dat je het goed in hand hebt. Daaraan draagt art. 3:237 lid 3 BW bij:
de stl pandrechthouder is bevoegd om afgife van het goed te vorderen wanneer je aanvoelt dat iemand
gaat stoppen met betalen. Dit kan zowel bij tekortschieten als bij dreigend tekortschieten. Dat betekent
niet per se dat je kan executeren. Je hebt nu alleen een stl pandrecht omgezet in een vuistpandrecht. De
bevoegdheid tot verkoop bestaat volgens art. 3:248 BW: er moet sprake zijn van verzuim. Of verzuim er is,
stel je vast volgens het verbintenissenrecht (art. 6:81 e.v. BWr.
Bij banken staat vaak in de voorwaarden opgenomen dat er altjd van rechtswege sprake is van verzuim.
Het is een verbintenisrechtelijke vraag; je mag daar zelf afspraken over maken met je wederpartj.
De verkoop vindt plaats door middel van execute, tenzij (art. 3:250 BWr:
- De voorzieningenrechter anders bepaalt. Bijv. wanneer onderhandse verkoop leidt tot een betere
opbrengst (art. 3:251 lid 1 BWr
- Overeenstemming met pandgever, nadat de pandhouder bevoegd is geworden tot verkoop (art.
3:251 lid 2 BWr. Je kan hier dus niet vooraf iets over afspreken. Gedachte: zolang de pandhouder
niet tot execute bevoegd is, dan zit die pandhouder nog in een afankelijke relate. Hij is
afankelijk van de kredietgever. Maar, op het moment dat de pandhouder bevoegd is geworden
tot execute, dan wordt er toch al geëxecuteerd en dan is de afankelijkheidsrelate omgekeerd
en dan bescherm je de pandgever dus niet langer. Voorbeeld is het arrest Feenstra q.q./ING: zij
hadden een afspraak over een afwijkende wijze van execute. Ook al werd in die brief niet
gesproken over execute. Haviltex-norm liet zien dat dit toch het idee was: ondernemer ging alles
verkopen ter execute. Slotstuk: je hebt geld gegenereerd en dan voldoet de bank zichzelf uit de
opbrengst.
Art. 3:253 BW: pandhouder voldoet zich tot de opbrengst en is verplicht tot afdracht van de overwaarde.
Posite pandhouder bij execute door een ander
Als je het laagst gerangschikte pandrecht hebt, dan kan je alleen executeren onder de last va het hogere
pandrecht: je kan de zaak dus verkopen, maar belast met het hogere pandrecht. Het hoger gerechtgde
pandrecht blijf dus bestaan (art. 3:248 lid 3 BWr. Dit geldt ook bij een beslaglegging door een schuldeiser.
De hogere beslaglegger kan ook besluiten zelf te executeren (art. 461a Rvr. Als het de hoogst gerechtgde
pandrechthouder is die executeert, dan betaalt hij zichzelf eerst en wat er over is keert hij uit aan de
overige pandhouders (art. 3:253 BWr.
De Jong/KBC: wat als het pandrecht vervalt door derdenbescherming? Casus: DMA is scheepsbouwer en
bankiert bij KBC. Andere partj is meneer De Jong, hij kocht een schip van DMA. De schepen liet DMA
bouwen in China. Daar lagen 26 casco’s van schepen. KBC vestgt een pandrecht op de casco’s op 31 mei
2000. Op 24 juli 2000 wordt er ook een hypotheekrecht gevestgd. Dat gebeurt wanneer de schepen
onderweg zijn van China naar Nederland. Op 29 november 2000 wordt er nog een keer een pandrecht
gevestgd, omdat de vorige keer in China was en men wist niet of dit in het stelsel van IPR goed was
gegaan (Lex rae sitae: plaats van vestging, dat was China, Chinees recht is heel andersr. Kwantus heef
een vordering op DMA en zij legt beslag op de schepen van DMA. KBC heef een hypotheekrecht en
pandrecht en kan dus de execute overnemen. Dat deed KBC niet: zij betalen Kwantus opdat die vordering
op haar zou overgaan door subrogate. Daarna zete KBC de execute voort, niet als hypotheekhouder. Ik
word toch als eerste betaald (vanwege zuiveringr. Execute wordt dus voortgezet en uiteindelijk wordt het
verkocht aan een executekoper op 30 januari 2001. Maar: KBC had geen melding gedaan van haar stl
pandrecht, omdat ze dachten dat ze een hypotheekrecht te hebben. Dit kon echter niet tot stand komen
ingevolge Boek 8. Ze moesten het dus hebben van het pandrecht. Maar: daar hadden ze geen melding van
gemaakt bij de executekoper. Die weet dat niet en wordt dus beschermd: hij verkrijgt het volle eigendom
van DMA. Als het pandrecht teniet is gegaan doordat de executekoper wordt beschermd, wat is dan de
8
,posite van KBC? Is hij een concurrente schuldeiser? De Jong had beslag gelegd op de casco die hij niet
geleverd zou krijgen. Als KBC geen recht had op een deel van de opbrengst, dan deelden ze op voet van
gelijkheid. Maar de Hoge Raad beslist hier anders.
Als je het pandrecht door execute verliest, dan kun je opkomen bij de verdeling van de opbrengst naar
rato van je rang (art. 480 Rvr. Het is dan bepalend dat je recht door de execute is vervallen. De Jong zei
dat dit niet het geval was, want de hoofdregel is dat je pandrecht blijf bestaan. Hier was het een
beslaglegger die executeerde, want KBC executeerde namens Kwantus (subrogater. Dus: je pandrecht
vervalt niet door execute, maar door ‘domheid’: je hebt het niet gemeld. Het vervalt dus door
derdenbescherming.
Hof: KBC moet beschermd worden door redelijke toepassing van art. 480 Rv, het is dus geen beperkt
gerechtgde. KBC kan dus opkomen bij de verdeling als houder wiens recht is vervallen door execute, ook
al is dat eigenlijk niet zo.
Hoge Raad (r.o. 4.3r: in dit geval is 3:248 lid 2 BW niet van toepassing want dat ziet niet op het geval dat
de pandhouder verkoopt als beslaglegger zonder melding te doen van zijn recht. Daarom kan KBC worden
aangemerkt als beperkt gerechtgde (dat is vreemd, want het is duidelijk dat dit niet klopt: het is een
beslaglegger die verkoopt, het doet er niet toe dat dat een pandhouder isr. Twee visies op dit arrest:
- Alleen toegesneden op zeer bijzondere situate als hier aan de orde.
- Ruimere strekking van het arrest: het geldt steeds wanneer je een stl pandrecht kwijtraakt door
derdenbescherming.
Het moet nog blijken wat de situate is. 1 hof heef zich hierover uitgesproken, dat vind je op Nestor: Hof
heef de regel uit De Jong/KBC toegepast.
Hoorcollege 3: 19-11-2018
Vestging pandrecht op vorderingen
Volgens art. 3:228 BW is het mogelijk om een pandrecht te vestgen op alle goederen die vatbaar zijn voor
overdracht. Bij zaken denk je daar niet over na, omdat eigendom altjd overdraagbaar is. Daar kun je niet
bij afspraak van afwijken. Maar bij vorderingen is dat anders: je kan door een contractueel beding dat die
vordering onoverdraagbaar is. Je kunt ook afspreken dat een vordering onverpandbaar is. Het
uitgangspunt is: is een vordering onoverdraagbaar, dan kan je er ook geen pandrecht op vestgen, dat
blijkt uit art. 3:228 BW: verpandbaar zijn goederen die overdraagbaar zijn.
Coface: Hoge Raad gaf een rare uitlegregel. Onoverdraagbaarheidsbedingen zijn mede bedoeld om de
rechtsposite van derden te rekenen, en daarom moet je die objectever uitleggen dan gebruikelijk is in
het contractenrecht. Je moet de objecteve maatstaven gebruiken voor de uitleg. Bestaat er twijfel of
bedoeld is om vorderingen goederenrechtelijk overdraagbaar te maken, dan moet je dat
verbintenisrechtelijk uitleggen. Met andere woorden: als je het onduidelijk opschrijf, dan is de vordering
wel overdraagbaar, maar dan handel je wel in strijd met je contract (wanprestater.
De rechter schiet snel in de verbintenisrechtelijke modus, dit blijkt uit de rechtspraak sinds
Coface (zie ECLI:NL:GHSHE:2017:2267 r.o. 3.1.1. en ECLI:NL:GHSHE:2017:4428 onder pr.
Uitsluitng van overdraagbaarheid met goederenrechtelijk efect is neergelegd in art. 3:83 lid 2 BW.
Als het gebruikelijk wordt om in de algemene voorwaarden onoverdraagbaar zijn, dan is dat funest voor
de financieringspraktjk: banken kunnen geen pandrecht krijgen op die vorderingen. Dat betekent dat
vorderingen niet meer bijdragen aan de zekerheden die banken eisen. Banken kunnen er niet vanuit gaan
dat ze een daadwerkelijk pandrecht krijgen op vorderingen, en dat is dus geen goede zekerheid. Banken
kunnen dat ook niet weten: onoverdraagbaarheidsbedingen zijn kleine letertjes in partjcontracten, daar
is de bank niet bij betrokken.
Dit besef is ingezonken bij wetgevers. Dit zie je bijv. in Duitsland en Frankrijk.
- Duitsland: in het Duitse wetboek van koophandel is een bepaling opgenomen die zegt dat een
onoverdraagbaarheid niet werkt jegens een derde, er moet dan wel voldaan zijn aan bepaalde
9
, voorwaarden (commerciële partjen, overheidr. Je kan dan toch overdragen, ondanks dat je hebt
afgesproken dat een vordering onoverdraagbaar is.
- Frankrijk: clausules worden nietg verklaard in commerciële verhoudingen die verbinden aan een
wederpartj de cessie aan een derde van vorderingen op hen. Dus gewoon een nietgheid: als je
zo’n afspraak maakt, dan is die nietg.
Buitenlandse wetgevers hebben voorzien in het probleem dat ontstaat wanneer vorderingen snel
onoverdraagbaar worden verklaard. Wij in Nederland hebben we het voorontwerp ‘Wet ophefng
voorontwerp verpandingsverboden’. Dit voorstel ziet op de aanpassing van art. 3:82 lid 2 BW en regelt
situates waarin uitsluitng van overdraagbaarheid niet mogelijk is. Het gaat dan bijv. om bedrijven die
vorderingen onoverdraagbaar maken. Let op: een andere voorwaarde is overdracht voor
financieringsdoeleinden. Vorderingen die om andere reden dan voor financieringsdoeleinden worden
overgedragen kunnen dus wel onoverdraagbaar zijn.
Probleem: wat is voor financieringsdoeleinden? Maakt het uit wat je met het geld doet? Worden
daar beperkingen aan gesteld?
Artkel Verstjlen: “Minder gelukkig is ook de beperking van de doorbreking van
onoverdraagbaarheidsbedingen tot vorderingen die worden overgedragen ‘voor
fnancieringsdoeleinden’. Dat is een term met weinig juridische scherpte. Zij introduceert daarmee
rechtsonzekerheid waar het goederenrecht en het fnancieringsverkeer allergisch voor zijn. Moet
een bank of een factoringmaatschappij zich gaan afvragen hoe de schuldeiser de verkregen
gelden gaan aanwenden? Maakt het uit of die worden aangewend voor de fnanciering van het
bedrijf, voor speculateve transactes of op deposito worden gezet? aan de schuldeiser zijn
vordering ‘gewoon’ - buiten het kader van factoring - overdragen tegen een koopprijs of geldt dat
alleen als die koopprijs op een bepaalde wijze wordt aangewend? Wat als het een betwiste of
anderszins onvolwaardige vordering betreft die de schuldeiser tegen een afslag wil overdragen
om van de sores af te zijn?”
Openbaar pandrecht: mededeling van het pandrecht aan de debiteur. Vereisten:
- Art. 3:84 lid 1: ttel, beschikkingsbevoegdheid en levering;
- Art. 3:98 BW: schakelbepaling
- Art. 3:236 lid 2 BW: verwijzing naar regeling over levering
- Art. 3:94 lid 1 BW: akte plus mededeling aan schuldenaar (openbaarr
Vestgingsvereisten stl pandrecht:
- Art. 3:84 lid 1: ttel, beschikkingsbevoegdheid en levering;
- Art. 3:98 BW: schakelbepaling
- Art. 3:239 lid 1 BW: authenteke of geregistreerde akte
Vestgingsvereisten openbaar pandrecht bij voorbaat:
- Art. 3:84 lid 1: ttel, beschikkingsbevoegdheid en levering;
- Art. 3:97 BW: vestging bij voorbaat;
- Art. 3:98 BW: schakelbepaling
- Art. 3:236 lid 2 BW: verwijzing naar regeling over levering
- Art. 3:94 lid 1 BW: akte plus mededeling aan schuldenaar (openbaarr
Vestgingsvereisten stl pandrecht bij voorbaat:
- Art. 3:84 lid 1: ttel, beschikkingsbevoegdheid en levering;
- Art. 3:97 BW: vestging bij voorbaat;
- Art. 3:98 BW: schakelbepaling
- Art. 3:239 lid 1 BW: authenteke of geregistreerde onderhandse akte
Openbaar pandrecht wordt niet altjd wenselijk gevonden. Het stl pandrecht wordt dus meer toegepast.
Beperking vestging stl pandrecht bij voorbaat is heel belangrijk. Bij zaken geldt dat niet: je kan ook
toekomstge goederen verpanden zonder dat je precies weet wat daaronder zal vallen. Dat kan dus een
10