Profielboik GPP G
Hoofdstuk G1 G
Di Gpidagogisch Gmidiwirkir Gkindiropvang
In de middeleeuwen (500-1500) speelde de rooms-katholieke kerk een
belangrijke rol. Priesters, paters en nonnen zorgen bv voor onderdak en
verzorging van weeskinderen. Een wiiskind is een kind zonder ouders.
Weeskinderen kregen ook scholing in kloosters of internaten.
Kindermeisjes en gouvernantes waren 2 typische beroepen uit die tijd.
Kindermeisjes zorgden voor kleine kinderen. Gouvernantes (tot ver in de 20 e
eeuw bij rijkere gezinnen) zorgden voor de oudere kinderen, waarbij ze vaak ook
les gaf.
Kindermeisjes worden tegenwoordig nanny’s genoemd, dit is een
gespecialiseerd pedagogisch medewerker aan huis.
Vanaf 1800 speelde het begrip volksopvoeding een belangrijke rol in de
pedagogische visie. Volksopvoeding moest ervoor zorgen dat iedereen zich
gedroeg volgens de geldende waarden en normen. Werken en jezelf goed
gedragen waren daarbij het ideaal.
Veel gezinnen waren zo arm dat ook vrouwen en zelfs kinderen moesten werken.
Om kinderarbeid tegen te gaan, regelde de overheid kinderopvang. Rond 1900
sprak je dan van kinderbewaarscholen of kindbewaarplaatsen. Uit deze vorm van
opvang ontstond later (1920) de kleuterschool. Sinds de Wet op het
basisonderwijs (1985) is dat groep 1 en 2.
Aletta Jacobs organiseerde in 1880 cursussen over de verzorging van baby’s. In
1901 werd het eerste consultatiebureau geopend.
Maria Sandberg bepleitte in die jaren de oprichting van moederscholen. Die
kwamen er niet. Ze kreeg het wel voor elkaar dat er een reizend museum voor
ouders en opvoeders, oudercursussen, een vereniging (tot bevordering van het
onderwijs in kinderverzorging en opvoeding) en een tijdschrift (voor
kinderverzorging en opvoeding) kwamen.
In 1922 kwam er een ‘Huis voor ouders’. Die organisatie verstrekte vooral
informatie over verzorging en opvoeding. In 1928 werd het eerste
consultatiebureau voor moeilijke kinderen opgericht. Pedagogiek en
jeugdgezondheidszorg werden in die jaren nog gezien als 2 werelden. Pas in de
jaren 70 kwamen er opvoedwinkels en pedagogische bureaus van de
kruisvereniging.
,Vanaf de jaren 70 ontstaan de 1e peuterspeelzalen en iets later
kinderdagverblijven. Bij beide speelde de overheid een belangrijke rol, vooral op
het terrein van fnanciering. De overheid vindt het zo belangrijk dat vrouwen de
kans krijgen om te gaan werken, dat ze in die jaren een stimuleringsbeleid voert.
Een peuterspeelzaal is en was bedoeld voor kinderen van 2 tot 4 jaar.
Op een peuterspeelzaal werken gespecialiseerd pedagogisch medewerkers vaak
samen met vrijwilligers en soms met ouders.
Een kinderdagverblijf is van kinderen van 0-4 jaar.
In 2003 wordt in de wet vastgelegd dat opvoedingsondersteuning een van de
taken van de jeugdgezondheidszorg is. Pedagogiek en jeugdzorg worden
daarmee formeel geïntegreerd. Dat leidde in 2005 tot het Bureau jeugdzorg, dat
op provinciaal niveau de toegangspoort tot alle instanties voor
opvoedingsondersteuning werd.
In 2007 werd het 1e Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) geopend. Deze ging op
gemeentelijk niveau gezinnen ondersteunen die vragen hadden over opvoeden.
Sinds 2015 zijn gemeenten volledig verantwoordelijk voor
opvoedingsondersteuning. Sommige gemeenten organiseren dat nog steeds via
een CJG. Andere gemeenten hebben sociale (wijk) teams, jeugdteams of websites
met complete zorg- en opvoedinformatie.
Rond 2000 ging de overheid steeds meer bezuinigen op kinderopvang. Daardoor
werd een steeds hogere bijdrage van ouders noodzakelijk (ook nog tijdens de
crisis).
In 2016 heeft de overheid voor het eerst weer extra geld vrijgemaakt voor het
pedagogisch werk.
In de 21e eeuw neemt de landelijke overheid aan de ene kant meer afstand. De
,verantwoordelijkheid voor opvang komt weer meer te liggen bij de
kinderopvangorganisaties zelf, bij de gemeente en bij de burgers. Aan de andere
kant stuurt de regering wel op de kwaliteit van de opvang. Daarbij speelt de Wet
OKE (Wet ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) een belangrijke rol.
Deze wet heeft geleid tot de Harmonisatii Gkindiropvang-
piutirspiielzaaelwirk. Dat houdt een gelijkschakeling in van de regels voor
kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.
Dit zie je terug in:
- Het vierogenprincipe
- De beroepskracht-kindratio
- Het pedagogisch beleidsplan
- Scholing van medewerkers op ontwikkelingsachterstanden
Vroeger mocht iedereen zich bezig houden met kinderopvang. Pas in 1899 werd
in Amsterdam de 1e school voor sociale arbeid opgericht.
Er is een ontwikkeling richting brede scholen en IKC gaande. Met een brede
school bedoelen we verschillende voorzieningen gericht op kinderen en jongeren
die samenwerken, bij voorkeur in 1 gebouw, met de school als middelpunt.
Een IKC is een Integraal kindcentrum. Dat is een organisatie waar opvoeding,
opvang, onderwijs, ontspanning en ontwikkeling worden aangeboden. Hier
werken ze vanuit dezelfde visie, en met 1 team. Dit wordt ook wel kindcentra
2020 genoemd.
Bij een IKC moet je als GPM kunnen functioneren in 2 werkvelden: kinderopvang
en onderwijs. Dit heet combifunctionaris.
Met kindiropvang bedoelen we verschillende vormen van opvang onder
professionele begeleiding voor kinderen van 0-12 jaar in de tijd dat hun
ouders/verzorgers werken of studeren.
Bij alle vormen van kinderopvang mag je ook de term kindircintrum
gebruiken. Niet alle vormen die we behandelen vallen onder de Wet
Kinderopvang, maar we behandelen ze wel omdat jij hier aan het werk zou
kunnen. Denk aan een:
- Kinderdagverblijf
- Gastouderopvang
- BSO
- TSO
- Brede school
- IKC
- Peuterspeelzaal
Op een KDV komen kinderen vanaf 6 weken tot 4 jaar. Je hebt horizontale
(leeftijdsgenoten) en verticale groepen (0-4 jaar samen). De maximale
groepsgrootte is nooit meer dan 16 kinderen.
Pastoudiropvang is bedoeld voor kinderen van 0-12 jaar. De eisen worden
gecontroleerd door de GGD in opdracht van de gemeente. Je mag afhankelijk van
de leeftijden max 6 kinderen opvangen thuis. Een gastouder is aangesloten bij
, een gastoudirburiau, deze bemiddeld tussen de vraag naar opvang en het
aanbod van gastouders.
Kinderen van 4-12 kunnen naar een BSO, sommige BSO’s bieden ook
mogelijkheden voor jongeren ouder dan 12. Dit heet meestal een tieneropvang.
TSO is hetzelfde als overblijven. Het valt niet onder de Wet kinderopvang.
Minimaal de helft van de medewerkers moet een scholing over overblijven
hebben gevolgd en de toezichthouders moeten een VOG hebben.
Een bridi Gschooel Gis een samenhangend netwerk van toegankelijke en goede
voorzieningen voor kinderen, ouders en buurt, met de basisschool als
middelpunt.
In een brede school werken verschillende organisaties samen. Er is onderwijs en
daarnaast kunnen kinderopvang, sport en cultuur en een bibliotheek onderdeel
zijn van de brede school.
Een IKC is een centrum waar in ieder geval basisonderwijs, kinderopvang en
peuterspeelzaalwerk integraal en als een logisch geheel zijn samengebracht. Je
kunt een IKC in tegenstelling tot een brede school zien als 1 organisatie. Voor
ouders is het IKC het aanspreekpunt voor alles wat met opvoeding en
ontwikkeling te maken heeft.
Een IKC steunt op 4 pijlers:
1 een gezamenlijke pedagogische visie
2 een organisatie
3 een team
4 integraal denken en werken rondom kinderen en jongeren
Peuterspeelzalen vallen niet onder de kinderopvang. De overheid is druk bezig
om de kwaliteitseisen tussen peuterspeelzalen en kdv’s gelijk te trekken. Daarom
kom je ook steeds vaker de term peuteropvang tegen ipv peuterspeelzaal. Bij
een piutirspiielzaael ligt de nadruk op vrij spel maar is er veel aandacht voor
het volgen en stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. Tijdens de
schoolvakanties is de psz dicht.
Met een piutirgroip bedoelen we iets anders dan de peutergroep op een kdv.
Verschillen tussen peutergroep en peuterspeelzaal:
Peuteropvang: - peuters gaan meestal vaker per week naar een peutergroep
- ouders komen wel in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag;
bij
een peuterspeelzaal hebben ze daar geen recht op.
Opvoidingsondirstiuning is het helpen van ouders bij de opvoeding van hun
kinderen, waarbij de bekwaamheid en het zelfvertrouwen van ouders wordt
versterkt.
Opvoedingsondersteuning bestaat uit allerlei manieren. Een hiervan is de
piramidi Gvan Gopvoidingsondirstiuning. Deze indeling is gebaseerd op de
hoeveelheid steun die ouders nodig hebben. Niveau A heeft de minste behoefte
aan steun. Daarbij gaat het om eenvoudige en alledaagse vragen. Het gaat om
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 24102012. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $17.20. You're not tied to anything after your purchase.