Digitaal Procederen Samenvatting 2018/2019. Het document omvat alle verplichte literatuur en
zal in de loop van het blok worden aangevuld indien er nieuwe literatuur verschijnt of wordt voorgeschreven. Voornaamste bron: W. Heemskerk, K. Teuben & R.Wieringa, Kort Begrip van KEI, Dordrecht: Convoy 20...
Bronnen:
W. Heemskerk, K. Teuben & R.Wieringa, Kort Begrip van KEI, Dordrecht: Convoy 2016.
Memorie van Toelichting (MvT) bij het concept-wetsvoorstel ‘Vereenvoudiging en
modernisering bewijsrecht’.
H.W. Wefers Bettink, ‘De waarde van elektronisch bewijs’, TCR 2012, p. 21-25
B. Sujecki, ‘Grensoverschrijdend derdenbeslag in de Europese Unie’, TCR 2012, p. 93-98.
T.F.E. Tjong Tjin Tai, ‘Bewijs van overeenkomst en (elektronische) handtekening’, NbBW
2011, nr. 11.
H.J. Snijders, ‘Elektronische naast schriftelijke vorm van overeenkomsten en andere
rechtshandelingen DP/2018-2019/Introductie (I en II)’, WPNR 2010/6863 en 6864, resp. p.
809 t/m 814 en 840 t/m 846.
L.W. Kelterman, ‘Nieuwerwetse fratsen: de schriftelijke volmacht bij e-mail’, WPNR
2013/6965.
G.G. Zwanikken, ‘Digitale identificatie, reactie op Kelterman’, WPNR 2013/6983.
F. Baggerman & L.W. Kelterman, ‘Nieuwerwetse fratsen 2.0, over digitaal ondertekende
volmachten’, WPNR 2016/7123.
F. van der Woude & O.A. Sleeking, ‘Digitaal archiveren binnen het notariaat’, WPNR
2015/7073, p. 715-721.
L.C.M. Berger en E.H. Janssen, 'De voor- en nadelen van arbitrage', Bedrijfsjuridische
berichten 2017/10.
E.N. Verhage, 'Een nieuw Nederlands kader voor ADR en ODR in consumentengeschillen',
Tijdschrift voor Arbitrage 2015/39.
F. Esteban de la Rosa, 'Scrutinizing Access to Justice in Consumer ODR in Cross-Border
Disputes: The Achilles’ Heel of the EU ODR Platform', 2017 (4) 2.
e.a. verplichte wetgeving en jurisprudentie
Rijksuniversiteit Groningen 1
,Digitaal Procederen Samenvatting 2018/2019
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1, Bewijs: exhibitie, inzage en beslag....................................................................3
Memorie van Toelichtnn (MvT) bij het concept-wetsvoorstel ‘Vereenvoudininn en moderniserinn
bewijsrecht’........................................................................................................................................3
H.W. Wefers Betnin ‘De waarde van eleitronisch bewijs’n TCR 2012n p. 21-25................................9
Beslasyllabus: bewijsbeslan (niet-verplicht).....................................................................................11
Hoofdstuk 2, Digitaal procederen..........................................................................................16
W. Heemsierin K. Teuben & R. Wierinnan Kort begrip van KEIn Dordrecht: Convoy 2016.................16
A.I.M. van Mierlon ‘Wanbeleid bij de Raad voor de Rechtspraai? Kleien met KEI!’n IR 2018/0506. .25
B. Sujeciin ‘Grensoverschrijdend derdenbeslan in de Europese Unie’n TCR 2012n p. 93-98..............26
Beslansyllabus: Europees banibeslan (niet-verplicht)......................................................................28
Hoofdstuk 3, Elektronische handtekening en akte & het notariaat...................................30
T.F.E. Tjonn Tjin Tain ‘Bewijs van overeeniomst en (eleitronische) handteieninn’n NbBW 2002n nr.
11......................................................................................................................................................30
H.J. Snijdersn ‘Eleitronische naast schrifelijie vorm van overeeniomsten en andere
rechtshandelinnen DP/2018-2019/Introducte 3 (I en II)’n WPNR 2010/6863 en 6864n resp. p. 809 t/
m 814 en 840 t/m 846......................................................................................................................31
L.W. Keltermann ‘Nieuwerwetse fratsen: de schrifelijie volmacht bij e-mail’n WPNR 2013/6965...32
G.G. Zwaniiienn ‘Dinitale identicaten reacte op Kelterman’n WPNR 2013/6983 8. G.J.C.
Leiierieriern ‘Een dinitaal neteiende ioopovereeniomst’n JBN 2014/9.........................................33
G.J.C. Leiierieriern ‘Een dinitaal neteiende ioopovereeniomst’n JBN 2014/43.............................33
F. Bannerman & L.W. Keltermann ‘Nieuwerwetse fratsen 2.0n over dinitaal onderteiende
volmachten’n WPNR 2016/7123.......................................................................................................34
F. van der Woude & O.A. Sleeiinnn ‘Dinitaal archiveren binnen het notariaat’n WPNR 2015/7073n p.
715-721............................................................................................................................................35
Hoofdstuk 4, Digitale alternatieve geschilbeslechting.........................................................37
L.C.M. Berner en E.H. Janssenn 'De voor- en nadelen van arbitrane'n Bedrijfsjuridische berichten
2017/10............................................................................................................................................37
E.N. Verhanen 'Een nieuw Nederlands iader voor ADR en ODR in consumentenneschillen'n
Tijdschrif voor Arbitrage 2015/39....................................................................................................38
F. Esteban de la Rosan 'Scrutniiinn Access to Justce in Consumer ODR in Cross-Border Disputes:
The Achilles’ Heel of the EU ODR Platorm'n Internatonaa Journaa on Jnaine Dispute Resoauton 2017
(4) 2..................................................................................................................................................41
Rijksuniversiteit Groningen 2
,Digitaal Procederen Samenvatting 2018/2019
Hoofdstuk 1, Bewijs: exhibitie, inzage en beslag
Memorie van Toelichting (MvT) bij het concept-wetsvoorstel
‘Vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht’.
Inleiding
Het wetsvoorstel tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verband
met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht heeft tot doel het bewijsrecht in
civiele procedures te vereenvoudigen en te moderniseren door de informatiegaring en
bewijsverzameling in de fase voorafgaand en tijdens de procedure te verbeteren. Het voorstel
kenmerkt zich door een aantal hoofdlijnen die hierna achtereenvolgens aan de orde komen. Met de
vereenvoudiging en modernisering van het civiele bewijsrecht wordt beoogd tegemoet te komen aan
de behoefte van burgers en bedrijven aan meer eenvoud, snelheid, flexibiliteit en effectiviteit bij de
buitengerechtelijke en gerechtelijke geschiloplossing. Daartoe wordt de informatievoorziening aan de
rechter en de bewijslevering in de procedure naar voren gehaald en vereenvoudigd. Het wetsvoorstel
maakt deel uit van het Programma Verbetering van het burgerlijk procesrecht, dat tot doel heeft de
maatschappelijke functie van de rechtspraak te vergroten en moet leiden tot vooruitstrevende,
efficiënte en innovatieve procedures, passend bij de verschillende soorten geschillen waarmee burgers
en bedrijven te maken kunnen krijgen.
Het bewijsrecht en voorgeschiedenis
Het bewijsrecht is het onderdeel van het civiele procesrecht dat een regeling biedt van de wijze
waarop en de mate waarin een partij in een civiele procedure bewijs mag of moet leveren van de feiten
die nodig zijn om haar materiële rechten te verwezenlijken, en wat de gevolgen zijn als dat bewijs niet
wordt geleverd. Het bewijsrecht bestaat uit grofweg drie onderdelen:
1. Een aantal algemene bepalingen die voorschrijven wanneer in een procedure bewijs moet
worden geleverd en welke waarde de rechter aan het aangedragen bewijs mag toekennen;
2. Een regeling over de verschillende middelen waarmee partijen bewijs kunnen leveren,
waarbij uitgangspunt is dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd (vgl. ook
Driessen/Van Gelder, Tankink/Hartman en Onrechtmatig verkregen bewijs?);
3. Een regeling over de bewijslast (en daarmee het bewijsrisico).
Met dit voorstel worden de algemene bepalingen van het bewijsrecht aangevuld met een verplichting
voor partijen om alle relevante informatie over hun geschil zo snel mogelijk op tafel te krijgen (1).
Daarnaast worden de bepalingen over het gebruik van de verschillende bewijsmiddelen zowel tijdens
als voorafgaand aan een procedure verduidelijkt, vereenvoudigd en gestroomlijnd. De waardering van
het bewijs blijft aan het vrije oordeel van de rechter overgelaten en gaat ook gelden voor verklaringen
die een partij als getuige aflegt (2). Het voorstel brengt geen wijzigingen aan in de regels over de
bewijslastverdeling (3).
Het wetsvoorstel moet worden bezien tegen de achtergrond van de KEI-wetgeving (de
wijzigingen van het Rv in verband met de vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk
procesrecht). Verder kan het wetsvoorstel worden verklaard vanuit ontwikkelingen in de rechtspraak
van de Hoge Raad, op basis waarvan het ook mogelijk is geworden om buiten intellectuele
eigendomszaken bewijsbeslag te leggen en een gedetailleerde beschrijving op te maken (Molenbeek
Invest/Begeer respectievelijk Organik/Dow Chemical).
Uitgangspunten van het wetsvoorstel
De voornaamste uitgangspunten van het wetsvoorstel kunnen als volgt worden weergegeven:
Informatiegaring en bewijsverzameling voorafgaand aan een procedure (art. 149a Rv).
Partijen worden verplicht zo veel als mogelijk voorafgaand aan een procedure informatie te
verzamelen en de nog ontbrekende informatie bij elkaar op te vragen. Daarmee wordt de
snelheid en efficiëntie van de procedure vergroot en kan de rechter zich concentreren op het
geschilpunt dat partijen daadwerkelijk verdeeld houdt, waardoor de uitspraak beter zal
aansluiten bij de materiële waarheid. In dit verband geldt een zogenoemde ‘dubbele
redelijkheidstoets’: de informatiegaring en bewijsverzameling voorafgaand aan een procedure
Rijksuniversiteit Groningen 3
, Digitaal Procederen Samenvatting 2018/2019
strekt zich uit tot alle informatie waarvan voor een partij in de gegeven omstandigheden
redelijkerwijs voorzienbaar is dat deze relevant is voor de beslechting van het geschil door de
rechter, en deze informatie moet in de fase voorafgaand aan een procedure redelijkerwijs door
die partij bemachtigd kunnen worden. De vraag of de dubbele redelijkheidstoets wordt
vervuld zal afhangen van de aard en complexiteit van het geschil, de wederzijdse positie van
partijen en het stadium waarin het geschil zich bevindt. Als men niet voldoet aan de
verplichting tot informatiegaring en bewijsverzameling voorafgaand aan een procedure kan de
rechter de gevolgtrekking maken die hij geraden acht, waarbij men kan denken aan het nadelig
opvatten van bewijsstukken of het verwerpen van bepaalde stellingen. Als een partij niet
beschikt over informatie die van belang is voor de oplossing van het geschil, kan die partij
deze informatie – binnen de maatstaf van de dubbele redelijkheidstoets – opvragen bij degene
die deze informatie wel in zijn macht heeft, tenzij zich een verschoningsrecht of andere
zwaarwichtige reden voordoet (art. 149b Rv). Als de wederpartij of de derde weigert de nog
ontbrekende informatie te verstrekken, kan een partij de informatieverstrekking bij de rechter
afdwingen, zowel via het verzoek om een voorlopige bewijsverrichting (artikelen 196 en 201
Rv) als in de procedure (artikelen 194 en 195 Rv);
Actieve rol bij de waarheidsvinding (art. 24 Rv). Hoewel de principiële rolverdeling tussen
partijen en de rechter ongewijzigd blijft, krijgt de rechter wel meer ruimte om in de procedure
recht te doen aan de waarheidsvinding, zodat de uitspraak beter zal aansluiten bij de materiële
waarheid. Partijen bepalen nog steeds de omvang van de rechtsstrijd, maar mede bezien tegen
de achtergrond van de verplichting om met de uitspraak zo veel mogelijk bij te dragen aan de
oplossing van het geschil (art. 20 Rv), kan de rechter ook acht slaan op hetgeen verder tijdens
het geding aan de rechter ter kennis is gekomen. Bovendien kan de rechter ambtshalve wijzen
op mogelijkheden om de grondslag van de vordering, het verzoek of het verweer aan te vullen.
Hierbij zal de rechter wel steeds het beginsel van hoor en wederhoor in acht moeten nemen
(art. 19 Rv). De versterkte rol van de rechter komt ook tot uitdrukking in art. 22 Rv. Die
bepaling geeft de rechter de bevoegdheid om partijen in elke stand van de procedure te
bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde op de zaak betrekking hebbende stukken
in de procedure te brengen. Ook voorziet de bepaling in een regeling voor het geval de
wederpartij weigert bepaalde gegevens te overleggen, in welk geval de rechter ook kan
beslissen om het beroep op geheimhouding meteen door een andere kamer te laten
beoordelen;
Een verschijning van partijen na een verzoek om voorlopige bewijsverrichtingen. Als
partijen voor het verzamelen van informatie en bewijs voorafgaand aan een procedure de
tussenkomst van de rechter nodig hebben, kunnen zij de rechter verzoeken om een voorlopige
bewijsverrichting te gelasten. Daarbij kan men denken aan een getuigenverhoor, om een
deskundigenonderzoek of om inzage van bepaalde stukken. Op het verzoek om een of meer
voorlopige bewijsverrichtingen volgt een verschijning van partijen, waarbij de rechter
dezelfde mogelijkheden heeft als tijdens de mondelinge behandeling (art. 30k Rv). Nu de
mondelinge behandeling centraal komt te staan, wordt ook de beperkte bewijskracht van een
partijgetuigenverklaring afgeschaft (art. 164 Rv). De rechter wordt in staat geacht om ook een
partijgetuigenverklaring te kunnen waarderen, daarbij in acht genomen het belang dat de
verklarende partij zelf bij de uitkomst van de procedure heeft. Hoewel schriftelijk
getuigenbewijs voorop staat (zie hierna), blijft het met toestemming van de rechter ook
mogelijk om getuigen en partijdeskundigen mee te brengen naar de mondelinge behandeling
(art. 166 Rv).
Eén verzoek tot voorlopige bewijsverrichtingen. De aanleiding voor een verschijning van
partijen voorafgaand aan een procedure is een concreet verzoek om één of meer voorlopige
bewijsverrichtingen. Een partij kan in één procesinleiding om een combinatie van voorlopige
bewijsverrichtingen verzoeken. Met het samenvoegen van de verschillende voorlopige
bewijsverrichtingen tot “één verzoek tot voorlopige bewijsverrichtingen” worden de
Rijksuniversiteit Groningen 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller edwin7788. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.