100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Financieel management van de publieke sector $12.36
Add to cart

Summary

Samenvatting Financieel management van de publieke sector

4 reviews
 188 views  24 purchases
  • Course
  • Institution

Zeer uitgebreide en duidelijke samenvatting van de hoorcolleges van het vak Financieel management van de publieke sector.

Preview 4 out of 111  pages

  • March 19, 2024
  • 111
  • 2022/2023
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: brittk0401 • 6 months ago

review-writer-avatar

By: svenmbalt • 7 months ago

review-writer-avatar

By: sellastok • 7 months ago

review-writer-avatar

By: jessebaak59 • 6 months ago

avatar-seller
Week1
Hoorcollege 1 – Financieel management in de publieke sector

Financieel management
 Planning en beheersing van financiële taken en transacties.
 Niet: Beleid (“wat doen we, en waarom?”)
 Maar: Beheer (“hoe?”)
o Op welke manier pak je een probleem aan?
 Waarom zo? (Achteraf)
 Hoe heeft het uitgepakt?  Kan het beter?

Insteek
 De slager en het mes.
We gaan kijken naar de instrumenten. De overheid, publieke sector, private sector etc.,
kunnen van alles en nog wat aan instrumenten gebruiken om voor elkaar te krijgen wat ze
willen. Denk in de publieke sector bijvoorbeeld aan het instrument van een heffing, een
belasting, een subsidie, een wet, of zelf iets produceren als overheid.

o De instrumenten die je gebruikt zijn belangrijk, maar vooral ook hoe deze worden
gebruikt.
Met name in de publieke sector gaat het niet altijd helemaal goed door het gedrag
van mensen. De instrumenten zijn één ding, soms zijn ze goed en soms zijn ze
minder goed. Maar hoe we met die instrumenten omgaan is ook van belang, dat
heeft financiële consequenties.

 Bedrijfseconomische instrumenten.
o In de context van de publieke sector.
Het is dus niet zomaar een beetje bedrijfseconomie, maar het is meer dan dat. We kijken
naar het gebruik in de publieke sector.

 Algemene economie houdt een belangrijke rol.
In een commercieel bedrijf kun je je afvragen of je een nieuwe machine gaat kopen.  Wat
kost die machine? Hoe financier je dat? Is dat winstgevend? Hoe dat met de
inkomensverdeling te maken heeft of hoe dat uitwerkt op rechtvaardigheidsvragen, is
allemaal niet van belang in zo’n bedrijf.
In de publieke sector speelt dit wel mee. Welke criteria gebruik je dan?
o Bijvoorbeeld kosten-baten analyse.

Wat voorvallen
 3% - Weer ombuigingen
Het tekort op de Rijksbegroting mag niet groter zijn dan 3% van het BBP (Europese regels).
Zitten we niet in buitensporige economische problemen (dan zou er een ontheffing gelden),
maar zitten we in min of meer normale omstandigheden en dreigt het tekort over die 3%
heen te gaan, dan moet er worden omgebogen.
 Wat kost een paspoort? (Verschilt per gemeente.)
Verschillen in kostprijs. Gemeenten mogen de prijs zelf bepalen, tot een bepaald maximum,
maar ze mogen niet meer vragen dan de kosten.

,  De politie en haar prestatiecontract.
De bekostiging van de politie was een tijdje afhankelijk van de prestaties die zij leverden.
Soorten prestaties werden vastgesteld en daar werd een prijskaartje aangehangen. Eind van
de maand gingen hele brigades dan op pad om nog wat prestaties te ‘behalen’.
 Noord-Zuidlijn.
Een metroverbinding in Amsterdam. Er werd een overzicht gemaakt van alle baten die het
zou opleveren, en een overzicht van alle kosten. Aan de hand van dit overzicht vooraf werd
besloten dat het een goede keuze zou zijn om dit te realiseren. Tijdens het bouwen ging er
echter heel veel mis, waardoor de kosten-batenanalyse achteraf tot een ander besluit had
kunnen leiden.
 Corona en tientallen actoren.
Wat je zag dat er misging (onder druk van de tijd), was dat er heel veel partijen betrokken
waren (bij bijvoorbeeld de vaccinaties) met ieder hun eigen belangen, doelstellingen, cultuur
en dergelijke, wat zorgde voor spanningen in de samenwerking.

Publieke sector: karakter
 Gaat om het doel.
 Niet op winst gericht.
o Maar wat dan wel?
 Diverse producten.
 Divers georganiseerd.
 Bekostiging:
o Niet marktgeoriënteerd.
Ook niet als er wel een vergoeding wordt gevraagd voor een product/dienst. Wij
betalen bijvoorbeeld collegegeld, maar de overheid subsidieert een heel groot deel
van het onderwijs. Dit geldt ook in andere sectoren in de publieke sector. Er is geen
winstmarge. Soms betalen wij zelfs helemaal niks voor producten/diensten.
 Aanzienlijk deel van de economie.
o Ongeveer de helft van de mensen en de middelen (geld).
De publieke sector vormt ongeveer de helft van de hele economie als je kijkt naar de
mensen die er werken en de middelen die erin omgaan.

Non-profit onderdelen
1. Publiek georiënteerde organisaties:
 De traditionele overheid.
Gericht op het publiek. Denk aan ministeries, gemeenten, provincies.
 Publiekrecht.
De traditionele overheid is bijna altijd via het publiekrecht georganiseerd.

2. “Middenveld”:
Organisaties die zijn voortgekomen uit de traditionele overheid, maar die steeds
zelfstandiger zijn geworden, en eigen taken en budgetten hebben gekregen. Vaak zijn ze qua
regelgeving en financiering nog wel afhankelijk van de oorspronkelijke overheid.
 Cliëntgerichte organisaties, zoals onderwijs, zorg, corporaties en openbaar vervoer.
Specifiek gericht op één bepaalde soort klanten.
 Privaatrecht én publiekrecht.

3. Private organisaties: (Deze groep kijken we niet naar bij dit vak)

,  Gericht op leden, zoals kerken, vakbonden en goede doelen.
 Privaatrecht.

Afbakening
 Publieke sector:
o De overheid (1) en het middenveld (2).
 Non-profit:
o Publieke sector en ledenorganisaties (dus 1 + 2 + 3).

 Wij richten ons op de publieke sector.
o We laten ledenorganisaties (private organisaties) dus buiten beschouwing.

Overheid: wie?
 Rijk, provincie, gemeente en waterschap.
 Agentschap, B&L-dienst (baten en lastendienst).
Diensten van de Rijksoverheid die door de ministeries wat meer op afstand zijn gezet, maar
die wel onderdeel vormen van dat ministerie, of die in die verantwoordingsstructuur zitten.
Denk aan Rijkswaterstaat dat bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat hoort.
 Zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).
Staat nog iets meer op afstand dan de agentschappen en baten- en lastendiensten. Denk aan
de Nederlandse Bank: Heeft eigen doelstellingen, en dan zodanig dat de oorspronkelijke
overheid waar ze uit voortkomen daar niet zoveel meer over te zeggen heeft. De
Nederlandse Bank had (voor de EMU) de taak om het monetaire beleid van Nederland uit te
voeren, maar nadrukkelijk was ook geregeld dat zij daar zelfstandig in was en dat de Minister
van Financiën hier geen sturing in had.
 Europese Unie.
 Gemeenschappelijke regelingen.
Met name toen er nog kleinere gemeenten waren, wilden gemeentes wel bepaalde taken
uitvoeren (denk aan brandweer), maar was dit erg duur. Zij maakten dan met verschillende
gemeenten afspraken over de samenwerking in gemeenschappelijke regelingen.

Markt – publieke sector
 Markt:
o Beslissen, betalen en genieten in één hand.
Als ik als consument een rol pepermunt wil, is het mijn keuze om die te kopen en ik
mag er dan mee doen wat ik wil.

 Publieke sector:
o Relatie doorgesneden.
Er wordt veel betaald via belastingen en sociale premies. Die betalingen komen niet
noodzakelijk van de mensen die naar rato van hun betaling genieten van wat de
overheid met dat geld doet. De beslissing over wat er met het geld gebeurt, hebben
we afgestaan aan vertegenwoordigende organisaties zoals het parlement.
o Gevolg = Totaal andere wijze van besluiten, uitvoeren en verantwoorden.



Markt en efficiëntie
Markt is in theorie efficiënt, maar:

,  Marktfalen.
 Macro-economie.
Denk aan de enorme inflatie die we vorig jaar opeens hadden. Dat kunnen we moeilijk
efficiënt noemen, want dat gaat gepaard met heel veel kosten voor consumenten,
producenten en overheden.
 Verdeling/ rechtvaardigheid.
De markt is, qua verdeling en rechtvaardigheid, lang niet altijd een instrument dat werkt. Er
komt een bepaalde hoeveelheid uit en een prijs die erbij hoort, en er zijn mensen die er wel
of geen gebruik van maken. Of dat dan rechtvaardig is, is een waardeoordeel, maar meestal
is de gemeenschappelijke mening dat het niet rechtvaardig is. Denk aan het scenario dat
openhartoperaties via de vrije markt zouden verlopen  In theorie goed voor de welvaart,
maar we zien het niet als rechtvaardig, omdat veel mensen het niet kunnen betalen.
 Paternalisme.
De overheid kan vinden dat de markt het niet goed doet. Zij kunnen bijvoorbeeld besluiten
om mensen tegen zichtzelf in bescherming te nemen door in te grijpen op de markt van het
roken. Denk aan accijnzen op sigaretten.

Marktfalen
 Marktmacht.
De markt werkt wel als er volledig vrije mededinging is, maar veel markten hebben dit niet.
De meeste markten hebben monopolistische concurrentie of oligopolie.
 Collectieve goederen.
Goederen en diensten waar je niet van kunt worden uitgesloten en waar geen rivaliteit is in
het gebruik. Waarom zou je een prijs betalen als je er gratis gebruik van kunt maken?
 Externe effecten.
 Asymmetrische informatie.
Met name bij verzekeringen.

Marktfalen: hoe wordt ingegrepen?
 Regelgeving
 Zelf produceren
 Uitbesteden
 Financiële prikkels
 Overdrachten
 Overleg
 Overreding
Proberen mensen over te halen om iets te doen. (Bijvoorbeeld met reclamespotjes.)

Gaat dat goed?
 Natuurlijk lang niet altijd.
Dat komt omdat er naast imperfecties in de markt, ook in de publieke sector allerlei
imperfecties zijn. Allerlei dingen die niet goed gaan. Dingen die we wel met elkaar hebben
afgesproken, maar die toch weer anders blijken te lopen. Hiermee bedoelen we niet alleen
de grote schandalen, maar ook situaties op kleinere schaal.
o Budgetimperfecties. Ofwel, ‘non-market failures.
Non-market failures
 Output slecht gedefinieerd en moeilijk meetbaar.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller VHouten. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $12.36. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$12.36  24x  sold
  • (4)
Add to cart
Added