Enorm uitgebreide collegeaantekeningen van Verdiepend Formeel Strafrecht. Waar de stellingen tijdens het college, en niet in een apart werkcollege zijn besproken zijn ook deze opgenomen.
Week 1
Hoorcollege 1: introductiecollege
Het strafprocesrecht is een set regels die betrekking heeft op de toepassing van het strafrecht in een
concreet geval. Is de schakel tussen het materiële recht, en de toepassing hiervan.
De overheid geeft zich met het formele strafrecht bevoegdheden, maar limiteert zichzelf ook: enkel in
deze kaders handelen.
Modernisering strafrecht
Hoofddoelstelling van het strafprocesrecht is dat de strafwet wordt toegepast op de werkelijk
schuldige, en niet op de onschuldige. De nevendoelstellingen zijn verbreed.
- Uitbreiding procesdeelnemers
o Strafprocesrecht draait niet louter meer om verdachte: slachtoffer sterkere positie in
het proces (als deze vordering tot schadevergoeding doet is hij tevens een
procespartij).
o “Diegene die rechtens een te respecteren belang en positie heeft bij de eindbeslissing
van de strafrechter.” = OvJ en verdachte
o Daarnaast: procesdeelnemers
Verdachte, raadsman, OvJ, r-c, getuige, deskundige, slachtoffer, rechters,
derde belanghebbende
- Internationalisering: samenwerking binnen EU, minimumwaarborgen EU
College Verrest: de oorsprong en geschiedenis van het strafprocesrecht
Veel van de inhoud van het formele strafrecht kan je pas begrijpen als je de geschiedenis hiervan kent.
Het strafprocesrecht moet twee belangen verwezenlijken en met elkaar verenigen
- Adequate rechtshandhaving (effectieve bestrijding van criminaliteit)
- Daadwerkelijke rechtsbescherming van burgers die met het strafrecht in aanmerking komen
(als verdachte, slachtoffer, of anderszins)
Het evenwicht tussen beide belangen geeft het strafprocesrecht legitimiteit. Enerzijds bestrijden
criminaliteit, anderzijds voldoende rechtsbescherming (onschuldige burgers niet veroordelen).
“De regeling van het strafproces(recht) is ontworpen als een zorgvuldig afgestemd geheel waarin
organen in interactie met elkaar handelingen verrichten, een rol spelen.”
1. De oorsprong van ons strafprocesrecht
Het Nederlandse strafprocesrecht kent een tijdperk voor de Franse tijd (1795-1813) en erna.
- Voor 1795: er bestond geen ‘Nederlanden’, was een verzameling van provincies
Toen: Franse bezetting, drie periodes
- 1795: Franse legers bezetten Nederland onder leiding van Napoleon
o Landbestuur bleef Nederlands, Fransen legden enkele verplichtingen op
o Geen samenwerking met de Fransen, het bestuur was ‘gewoon’ Nederlands.
Nederlandse politici werden met Franse ideeën geconfronteerd en moesten
verantwoording afleggen in Parijs aan hen.
- 1806 – 1810
o Broer van Napoleon, Lodewijk, als koning in Nederland
- 1810 – 1813
o Nederland als onderdeel van Frankrijk
o Door Frankrijk bezet
Het belang van de Franse tijd
- Eenheid in landsbestuur
- Uniformiteit in het recht
- Codificatie van wetboeken (o.a. Crimineel wetboek voor Koninkrijk Holland 1809)
Fransen geloofden in één civiel, straf- en strafprocesrecht in een land. In Nederland gingen we vanaf
nu ook (eerst zelfstandig) over tot codificatie van wetboeken.
Op het moment dat de Nederlandse wetboeken klaar zijn en ingevoerd worden, besluit Napoleon dat
Nederland onderdeel dient te zijn van Frankrijk in 1811: Franse wetboeken in werking in Nederland
(Code Pénal en Code d’instruction criminelle).
In 1813: Napoleon weg, maar Franse wetgeving blijft: Code Pénal zelfs tot 1886.
Ons strafprocesrecht begint dus in de tijd met de ideeën van de Franse wetboeken. Wetboek in
Frankrijk tot stand gekomen na Franse Revolutie & Tijd van Terreur (recht continu misbruikt om
mensen te executeren). Wetboeken om te voorkomen dat het recht wordt misbruikt om tegenstanders
te veroordelen (zo checks & balances) – vervolgbeslissing zo altijd gecontroleerd.
- De gedachten van de Franse wetgever over het strafproces, en over de organen die daarin een
bepalende rol spelen komen vanuit deze geschiedenis, overgenomen door Nederland.
- Uniforme regeling van het strafproces, waarborgen tegen willekeur/misbruik: legitimiteit
- Regeling van het vooronderzoek als checks and balances
- Organieke benadering van de regeling van het strafproces
Organieke benadering met name in het vooronderzoek
- Regeling strafproces wordt gezien als een scenario
- Hierin spelen procesdeelnemers (politie, officier, r-c, raadsman, verdachte) een rol
- Om een rol in het strafproces te spelen krijgen die organen bepaalde taken, om die taken te
vervullen zijn bevoegdheden nodig. Uit de combinatie van taken en bevoegdheden volgen
verantwoordelijkheden voor de organen
- Door de (inter)actie van de roluitoefening van organen beweegt het strafproces zich voort naar
het doel: het vinden van de materiële waarheid
- Belangrijk voor het goed kunnen spelen van de rol is het karakter van het orgaan, bijv.
onafhankelijkheid, onpartijdigheid.
Maar proces in deze tijd niet helemaal verlicht: heeft een inquisitoir karakter (alles gaat uit van de
overheid als aanklager, verdachte weinig rechten).
- Verdachte is voorwerp van onderzoek, wordt ‘in staat van beschuldiging gesteld’
- Geheim onderzoek: geen toegang tot dossier, nauwelijks verdedigingsrechten
o Verdachte wist soms aanklacht niet eens.
Maar: regeling van het strafproces sterk ingegeven door de plicht van de staat om zorgvuldige
waarheidsvinding te waarborgen. Daarom veel checks & balances.
De uitvoering van de organieke benadering in de oude Franse wetgeving
- Vier taken in strafproces
o Opsporing, vervolging(sbeslissing), rechtelijk (voor)onderzoek, berechting
- Vervuld door vier verschillende organen
o Politie, officier van justitie, onderzoeksrechter, zittingsrechter
- Ondergebracht in vier opeenvolgende fasen
o Opsporingsonderzoek, vervolging(sbeslissing), gerechtelijk vooronderzoek,
onderzoek ter terechtzitting
Debat over code d’instruction criminelle gaat grotendeels over verhouding tussen officier en r-c: wie
moet onderzoek tot waarheidsvinding leiden? Officier, of onderzoeksrechter hiernaast? Gekozen: niet
alleen officier van justitie! Deze is hiervoor te weinig onafhankelijk/onpartijdig, moet later als
aanklager dienen. Mag vervolgingsbeslissing nemen, maar onderzoeksrechter moet kijken of het klopt
wat OvJ beslist.
Wanneer fase van gerechtelijk vooronderzoek door onderzoeksrechter?
- Na het nemen van een vervolgingsbeslissing (vervolging is het op vordering van de officier
betrekken van een rechter bij de zaak)
o Toepassing VH, toepassing dwangmiddelen, op grond van ‘ernstige bezwaren’ tegen
de verdachte: een sterke verdenking van schuld aan het plegen van een misdrijf
- De vervolgingsbeslissing maakt dat een onafhankelijke en onpartijdige rechter het onderzoek
moet voortzetten, de onderzoeksrechter en zijn gerechtelijk vooronderzoek hebben een
controlerende, verifiërende functie
Checks and balances in de structuur van het wetboek
- Door een gelaagde opbouw, waarin de strafzaak van hand tot hand gaat en organen elkaar
opvolgen in de beoordeling van de inhoud
- Door kruislingse bevoegdheden: ovj kan vorderingen indienen tijdens het onderzoek door de
onderzoeksrechter, onderzoeksrechter kan aangifte op zich nemen als ovj niet
onderzoekt/seponeert
- Door interne controle binnen organen: binnen OM waren PG/AG controleur
- Door twee aparte kolommen (vooronderzoek – eindonderzoek): zaak gaat pas over naar fase
van berechting als die helemaal (in meerdere instanties) feitelijk en juridisch is uitgeplozen
2. Wetboek van Strafvordering 1926
Franse rechtspraak (code d’instruction criminelle) blijft van kracht in Nederland tot 1838.
- 1815: wel op aantal punten aangepast, waaronder jury-rechtspraak
De onderzoeksrechter wordt in 1838 omgedoopt tot ‘regter-commissaris’. OvJ te weinig
bevoegdheden, onderzoeksrechter te veel. Er was argwaan over de vele bevoegdheden (dubbelrol) van
de onderzoeksrechter: daarom ingewikkeld stelsel van rechtsingangen en grotere rol van de raadkamer.
- Structuur blijft zelfde: maar stelsel ingewikkelder gemaakt – raadkamer krijgt grotere rol
Organisatie OM is volledig geïnspireerd op Franse recht.
Taken, organen en fasen blijven echter vrijwel ongewijzigd. Ook de idee van de regeling van het
vooronderzoek als een stelsel van checks and balances.
De wetgever wil in 1926 breken met het ingewikkelde stelsel van rechtsingangen en wil een betere,
zelfstandige reden van opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen
- Rechtsingangen aan de kant
- Discussie over meerwaarde van rechter-commissaris. Emancipatie van OvJ in theorie en
praktijk – economischer indelen. Pragmatischer. Gerechtelijk onderzoek geen gesloten, aparte
fase, en niet r-c die zaak naar zittingsrechter verwijst, maar tweede vervolgingsbeslissing van
ovj
- Codificatie verdedigingsrechten = minder controle door rechter?
- Wel nog: structuur van checks & balances. Lijnen weggegumd van controle, fasen opgeheven
(geen rechterlijke toestemming voordat zaak naar rechter gaat). Simpeler en eenvoudiger
gemaakt.
Aan het begin van dit nieuwe WvSv was er een ingrijpende ontwikkeling: het toestaan van de auditu-
bewijs. HR 20 december 1926.
- Niet enkel getuige die verklaart wat hij/zij zelf heeft gezien of gehoord. Nu ook: horen over
wat een getuige van iemand anders heeft gehoord: een getuige van horen zeggen.
o Leidt tot een andere manier van berechten: niet noodzakelijk dat alle getuigen van het
feit op de terechtzitting worden gehoord.
- Getuigen hoeven zo niet opgeroepen te worden, zolang je maar iets of iemand hebt waaruit de
verklaringen blijken – zoals het dossier.
- Het ‘onmiddellijkheidsbeginsel’ is hiermee aan de kant gezet (zat wel in het Franse & ons
eerste wetboek). Draait minder om bewijzen die door de feitenrechter fysiek worden
verzameld. Andere manier van berechting, meer nadruk op het vooronderzoek (dit moet
immers een goed dossier opleveren).
3. Heroverweging in de jaren ’80 en ‘90
Vanaf de jaren ’80 voldoet het Wetboek van Strafvordering niet meer: de wet en praktijk lopen te veel
uiteen.
Het criminaliteitsbeeld verandert sterk en snel
- Veel meer strafbare feiten (veel voorkomende criminaliteit): OM gaat zelf zaken afdoen
(buitengerechtelijke afdoening) en maakt beleid op basis van opportuniteitsbeginsel (maar hoe
verhoudt dit zich met de positie van het OM?)
o Wvsv als ‘te omslachtig’: veel energie in steken, terwijl iedereen door heeft dat er
straf moet volgen
o OM vanuit capaciteit afzien van vervolging. Vanuit opportuniteitsbeginsel maakte OM
beleid om niet te vervolgen. Seponeren onder voorwaarden leidde tot
transactiepraktijk, er komt een duidelijke prioritering.
OM op stoel van de rechter zitten. Toegestaan in de praktijk: zo beter kleine
zaken berechten en meer zaken die eindigen in een sanctie.
Stelsel was niet effectief bij kleinere strafbare feiten: bureaucratisch en te
ingewikkeld.
- Opkomst georganiseerde (drugs)criminaliteit: het OM gaat de politie intensief aansturen
o Georganiseerde misdaad gaat zich wapenen tegen opsporing, hoe kan dit aangepakt
worden?
o Officier in alle fasen van het opsporingsonderzoek betrokken.
Leerstuk onrechtmatig verkregen bewijs. Niet meer zo: kijken naar opsporingsbevoegdheid als iets dat
plaatsvindt in vooronderzoek (en in dit kolom rechtsmiddelen tegen openstaan). Nu: zittingsrechter
actief: is hier op rechtmatige manier opsporingsbevoegdheid gebruikt. Zittingsrechter verdiepen in
fase van opsporing.
- Zittingsrechter kan consequenties verbinden aan vormfouten in vooronderzoek, horizontale
toetsing. Verandering rolverdeling
Veranderingen naar aanleiding van deze situatie: minder bureaucratie
- Commissie Moons: behoud gerechtelijk vooronderzoek, RC minder centraal, rol raadkamer
teruggedrongen
- Commissie Donner: behoud dubbelzinnige positie OM
o De organisatie van het OM verandert. Hiërarchische structuur verdwijnt, iedereen
wordt gelijk, hierboven college PG als bestuurder van het OM. Zelf corrigerende
vermogen van organisatie is hiermee achteruitgegaan.
Structuur strafproces in grote lijnen hetzelfde.
Er was tevens een crisis in de opsporing van de georganiseerde drugscriminaliteit: bijzondere
opsporingsmethoden moeten wettelijk geregeld worden, en OM moet bestrijding van georganiseerde
misdaad directer gaan aansturen. Leidt tot wetswijzigingen die Wetboek aanpassen aan problemen in
de praktijk (wet vormverzuimen 1996, wet herziening gerechtelijk vooronderzoek 1999, wet
bijzondere opsporingsbevoegdheden 1999).
4. Tussenstand, vanaf 2000
We zijn toe aan een grote, structurele herziening. Door telkens kleine veranderingen is de structuur
niet duidelijk, en niet duidelijk wat de bedoeling precies is.
In de regeling van vooronderzoek weinig checks and balances meer:
- Zelden nog een gerechtelijk vooronderzoek nodig
- Inzet van r-c geschiedt incidenteel, zonder kader
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller martha56. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.24. You're not tied to anything after your purchase.