Uitgebreide samenvatting van het leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie van Frank Verhulst. De samenvatting bevat de hoofdstukken 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 (3 en 4 dus niet). In de samenvatting staan ook alle belangrijke tabellen, zodat je het boek er niet meer bij hoeft te pakken.
Samenvatting leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie Frank C. Verhulst
Hoofdstuk 1 Het vakgebied kinder- en jeugdpsychiatrie
Kinder- en jeugdpsychiatrie is een medisch specialisme. Een psychische stoornis is een samenstel van
problemen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een
persoon. Deze problemen zijn een uiting van een disfunctie in psychologische, biologische of
ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren. Het
wetenschappelijk fundament van de psychiatrie wordt gevormd door de psychopathologie, waarbij
psychopathologie wordt gedefinieerd als de wetenschap of studie van het geestelijk of psychisch
lijden. Psychiatrie wordt soms getypeerd als toegepaste wetenschap, terwijl psychopathologie slaat
op de theoretische en empirische kennis. Voor de kinder- en jeugdpsychiatrie wordt aan de
psychopathologie een dimensie toegevoegd, namelijk het ontwikkelingsperspectief. Men spreekt dan
ook van ontwikkelingspsychopathologie (Achenbach, 1974).
De psychiatrie verenigt twee benaderingen: een empathisch begrijpende of ‘verstehende’ versus een
systematisch, rationeel-verklarende of ‘erklärende’. De hulpverlener zal moeten schakelen tussen deze
twee. De kinder- en jeugdpsychiatrie is een monodisciplinair vak, maar instellingen werken
multidisciplinair, waarbij de kinder- en jeugdpsychiater de regie voert. De kinder- en jeugdpsychiatrie
richt zich op nul- tot en met achttienjarigen. De psychiatrie voor kinderen en jeugdigen verschilt op
essentiële punten van de psychiatrie voor volwassenen:
− Kinderen en jeugdigen zoeken meestal niet zelf hulp;
− Kinderen en jeugdigen zijn afhankelijk van het gezin en hun functioneren houdt direct verband
met de gezinssituatie;
− Bij het beoordelen van problemen bij kinderen speelt de ontwikkeling een centrale rol;
− Bij het diagnostisch onderzoek van kinderen worden gegevens van andere informanten sterke
meegewogen;
− Interventietechnieken en de organisatie van zorg voor kinderen en jeugdigen wijken af van die
van volwassenen.
De kinder- en jeugdpsychiatrie is met een heroriëntering bezig. De maatschappelijke noodzaak tot zorg
dicht bij huis, de discussie rond medicatie, de rijzende kosten van de zorg maken dat de positie van de
psychiatrie aan het verduidelijken is. De decentralisering in Nederland van jeugdzorg naar gemeentelijk
niveau in 2015 heeft tot doel in de wijk, dus zo dicht bij het kind en zijn of haar gezin, zorg te bieden.
Hoofdstuk 2 Diagnostiek
Het diagnostisch proces bestaat uit twee onderdelen:
1) Het verkrijgen van informatie over klachten en symptomen (het diagnostisch onderzoek);
2) Het maken van een samenvattende conclusie (het stellen van een diagnose).
Meerdere informatiebronnen
De vier belangrijkste informatiebronnen zijn: ouders, leerkrachten, kinderen en jeugdigen zelf en
hulpverleners. De visie van de ouders op het functioneren van het kind is doorslaggevend bij het
zoeken van hulp. Informanten verschillen vaak in de informatie die zij geven. Deze kan zelfs
tegenstrijdig zijn. Dit heeft onder andere te maken met verschillen in de relatie die informanten tot
een kind of jeugdige hebben, met verschillen in de context waarin zij het kind meemaken en met
verschillen in perceptie van gedrag.
Hoe wordt diagnostische informatie verkregen?
Het verzamelen van diagnostische gegevens is een proces van opsporen van kenmerken die het ene
individu onderscheiden van andere individuen. Er zijn drie methoden om diagnostische gegevens te
verkrijgen:
1
, • Ongestructureerde methoden, zoals gesprekken en observaties.
• Gestructureerde methoden, zoals vragenlijsten, gestandaardiseerde interviews of
gestandaardiseerde observaties;
• Gestandaardiseerde tests of onderzoeken, zoals lichamelijk en neurologisch onderzoek,
psychologische tests en technisch onderzoek.
Onderdelen van het diagnostisch onderzoek
Het psychiatrisch diagnostisch onderzoek van kinderen bestaat uit vijf componenten verdeeld over
drie informantenbronnen, namelijk ouders, leerkracht en het kind of de jeugdige zelf.
Tabel 2.1: Onderdelen van het psychiatrisch onderzoek van kind en jeugdige naar informatiebron
Ouders Leerkracht Kind
Cognitief Lichamelijk Psychiatrisch
onderzoek onderzoek onderzoek
Hoofdklacht Leerprestaties Intelligentietest Algemeen lichamelijk Vraaggesprek
Ontwikkelings- Relatie tot leerkracht School- Neurologisch Geven van
anamnese vorderingentest opdrachten
Huidig functioneren Relatie tot Technisch Observaties
kind medeleerlingen
Gezinsanamnese Gedrag (klas,
schoolplein)
Familie-anamnese Schoolklimaat
De aanmelding
Naarmate het kind ouder is, zal zijn of haar medewerking een voorwaarde zijn voor het krijgen van
hulp. Voor kinderen tussen twaalf en zestien jaar is zowel instemming van het kind als van de ouders
wettelijk nodig voor het krijgen van hulp. Na het zestiende jaar kan een jeugdige geheel zelfstandig
hulp zoeken.
De hulpvraag en het uitdiepen van de hoofdvraag
De eerste vraag die in eerste instantie beantwoord moet worden, is waarom voor dit kind of deze
jeugdige en juist op dit moment hulp wordt gevraagd. Het is belangrijk een beeld te krijgen van de
ernst en acuutheid van de problemen.
Vragenlijsten
Voor het verkrijgen van betrouwbare en valide informatie hebben gestandaardiseerde methoden de
voorkeur. Gestandaardiseerde instrumenten, zoals vragenlijsten, zijn gemakkelijk af te nemen en zijn
goedkoop. Vragenlijsten zijn ook geschikt voor het inwinnen van informatie over de
gezinssamenstelling, het beroep van de ouders, vroegere ziekten van het kind, levensgebeurtenissen
ne een deel van de ontwikkelingsanamnese. Vragenlijsten hebben als nadeel dat niet direct
doorgevraagd kan worden op antwoorden en dat problemen die niet in de vragenlijst staan vermeld
ook niet aan de orde komen. Er zijn twee soorten vragenlijsten:
1) Generieke vragenlijsten: een breed scala van problemen kan worden vastgesteld;
2) Vragenlijsten die gericht zijn op een specifiek gebied van problemen, zoals depressie of ADHD.
Bekende internationale vragenlijsten zijn de Achenbach System of Empirically Based Assessment
(ASEBA), waaronder de CBCL voor ouders, TRF voor leerkrachten en YSR voor de adolescenten. Deze
lijsten brengen de vaardigheden van een kind in kaart en bevatten daarnaast vragen over emotionele
2
,en gedragsproblemen. Een andere bekende vragenlijst is de Strengths and Difficulties Questionnaire
(SDQ) voor ouders en leerkrachten van kinderen van 4 t/m 16 jaar en een zelfbeoordelingsvragenlijst.
Diagnostisch onderzoek
Het diagnostisch onderzoek bestaat uit een gesprek met de ouders, een gesprek met het kind zelf, een
gesprek met de leerkracht en eventueel uit het afnemen van tests.
Het gesprek met ouders bestaat uit drie aspecten: de ontwikkelingsanamnese
(voorgeschiedenis), het dagelijks functioneren van het kind en de gezins- en familieanamnese.
Het gesprek met het kind bestaat ook uit drie componenten: het vraaggesprek waarin de
hulpvraag, het huidige functioneren en de motivatie van behandeling worden besproken, het geven
van opdrachten zoals motoriekopdrachten of het laten maken van een tekening, en observaties tijdens
het gesprek.
In het gesprek met de leerkracht komt het gedrag in de klas en op het schoolplein aan de orde,
de relatie met de leerkracht, de schoolprestaties en het sociale functioneren. Vaak kan volstaan
worden met het invullen van een vragenlijst, zoals de TRF.
Verder kan psychodiagnostisch, lichamelijk en technisch onderzoek ingezet worden als
verwacht wordt dat dit extra informatie oplevert voor de behandeling. In toenemende mate wordt de
hulp ingeroepen van de klinisch geneticus voor genetisch onderzoek en genetic counseling.
Diagnostische formulering
De veelheid aan informatie van verschillende informanten die verkregen zijn op verschillende
manieren moet door de hulpverlener worden vergeleken. Discrepanties in informatie blijkt soms
nuttige informatie te bevatten. Uiteindelijk wordt een gewogen beeld verkregen van het functioneren
van het kind of de jeugdige.
Diagnose in engere zin: classificatie
Classificatie is het groeperen van individuen op basis van hun onderscheidende kenmerken. In de
psychiatrie zijn het de symptomen die de basis vormen van het classificatiesysteem, etiologische
factoren spelen nauwelijks een rol. Een aantal bij elkaar voorkomende symptomen wordt een
syndroom genoemd. In de psychiatrie wordt in plaats van syndroom gesproken van stoornis. De DSM
5 bevat symptoombeschrijvingen van een groot aantal psychische stoornissen waarvan een aantal ook
op de kinderleeftijd of in de adolescentie kunnen voorkomen.
Etiologische en prognostische hypothesen
Geprobeerd wordt om een idee te krijgen van het verband tussen risico- en beschermende factoren,
en het functioneren van het kind. Het gaat om factoren in het verleden en heden. Risico- en
beschermende factoren in het heden zijn van belang voor de inschatting van de prognose en het
mogelijke effect van de behandeling. Genetische risico’s spelen een belangrijke rol bij het ontstaan en
aanhouden van alle vormen van psychopathologie. Uiteraard speelt bij eerstegraads verwanten niet
alleen genetische overdracht een rol, maar ook overdracht via omgevingsfactoren zoals de ouder-
kindrelatie.
Diagnostische formulering
Classificeren gaat voorbij aan voor het individu unieke kenmerken die net zo goed of misschien wel
meer van belang kunnen zijn voor de behandeling. Deze meer op het individu toegespitste informatie
moet uitmonden in een diagnostische formulering, ook wel beschrijvende diagnose of
structuurdiagnose genoemd. Een diagnostische formulering moet de volgende elementen bevatten:
• Leeftijd en geslacht;
• Intelligentie;
• DSM-5 classificatie;
• Overige symptomen die van belang zijn;
3
, • Leeftijd van ontstaan en beloop van de klachten;
• Effect van de symptomen op functioneren thuis, op school en omgeving;
• Risicofactoren en beschermende factoren die van belang zijn voor de prognose.
Behandeling en evaluatie
Evaluatiegegevens kunnen gebruikt worden om de behandeling aan te passen of om andere
behandelingsvormen te kiezen. Voor patiënten is evaluatie van belang omdat veel psychische
problematiek bij kinderen chronisch is.
Hoofdstuk 5 Autismespectrumstoornis
Het feit dat autisme geen goed afgrensbare stoornis is, maar een samenstelling van symptomen dat
als continuüm gezien moet worden, komt in de huidige terminologie tot uiting:
autismespectrumstoornis. De door Kanner (1943) beschreven stoornis kan beschouwd worden als het
prototype en de meest ernstige vorm. Ook zijn er mildere vormen die in de DSM-IV werden beschreven
als ‘pervasive developmental disorders’ (PDD). Nu zal men moeten wennen aan de nieuwe term:
autismespectrumstoornissen (ASS). ASS wordt gekenmerkt door een vroeg begin en door ernstige en
chronische beperkingen in het dagelijks functioneren. Centraal staan stoornissen in de ontwikkeling
van sociale en communicatieve vaardigheden en in de ontwikkeling van leeftijdsadequate interesses,
gedragspatronen en activiteiten. Kinderen met ASS kunnen wat betreft intelligentie verschillen van
zeer ernstig verstandelijk gehandicapt tot hoog functionerend en intelligent. De verschillende
categorieën autisme uit de DSM-IV zijn verdwenen omdat onderzoek geen consistente verschillen kon
aantonen tussen de verschillende diagnostische subcategorieën.
Diagnostische kenmerken
De twee hoofdkenmerken van de autismespectrumstoornis zijn:
1) problemen met de wederkerige sociale communicatie en sociale interactie;
2) beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses en activiteiten.
De gemiddelde leeftijd waarop de diagnose ASS gesteld wordt, is de laatste jaren steeds lager. Het is
mogelijk om de diagnose al voor het derde jaar te stellen, maar het is moeilijk te voorspellen welke
kinderen later enige vooruitgang zullen boeken. Er zijn geen biologische ‘markers’ voor ASS, daarom
moet de diagnose gesteld worden op basis van gedragskenmerken. Bij kinderen van hoogopgeleide
ouders en bij kinderen die en ouder broertje of zusje hebben wordt de diagnose ASS eerder gesteld.
Toch blijft er een gebrek aan tijdige en juiste diagnostiek van ASS, omdat vroege intensieve interventie
een betere uitkomst geeft.
Problemen met de wederkerige sociale communicatie en sociale interacties
De problemen met de wederkerige sociale communicatie en sociale relaties zijn onder te verdelen in:
1) Deficiënties in de sociaal-emotionele wederkerigheid
Het gaat niet slechts om een tekort aan contact of het vermijden van contact, maar om
deficiënties in de kwaliteit van het sociale contact. De communicatie is niet goed afgestemd
op de ander. Het kind met ASS kan zich niet verplaatsen in het perspectief van de ander. Het
taalvermogen dat vaak beperkt is wordt eenzijdig gebruikt en wordt gebruikt om verzoeken te
doen en niet om gevoelens te delen of een gesprek te voeren. Jonge kinderen met ASS doen
geen appèl op anderen om troost of affectie te zoeken. Kinderen met ASS zijn minder veilig
gehecht aan hun ouders, hoewel dit verschil minder groot is naarmate hun IQ hoger is. Op
latere leeftijd blijken de problemen uit het onvermogen om met complexe sociale signalen en
situaties om te gaan.
2) Deficiënties in de non-verbale sociale communicatie
Het begrijpen, imiteren en hanteren van gebaren is afwezig of sterk gestoord bij kinderen met
ASS. Kinderen met ASS kijken anderen vaak met een lege, betekenisloze blik aan en hun
mimiek toont geen intenties of gedeeld plezier. Ze hebben een beperkt repertoire aan sociaal
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.