Vaak wordt gewezen op het belang van bepaalde waarden die aan de sociale zekerheid ten
grondslag liggen. Eén daarvan is bijvoorbeeld solidariteit. Het gaat erom dat de. Sterken een
bijdrage leveren aan de bescherming van de zwakkeren. Als leden van een groep onderling risico’s
delen, wordt dat wel aangeduid met de term horizontale solidariteit. De eenzijdige steun van rijken
ten opzichte van armen is een vorm van verticale solidariteit. Er zijn meer vormen van solidariteit:
● Draagkrachtsolidariteit
Wie inkomen heeft draagt bij, wie behoefte heeft vraagt bijstand
● Inkomenssolidariteit
Premie is inkomen-gerelateerd, maar de uitkering is voor iedereen even hoog
● Risicosolidariteit
Iedereen is even welkom in de verzekering en krijgt dezelfde dekking tegen dezelfde
voorwaarden
● Leeftijdssolidariteit
Jonge mensen lopen in verhouding minder risico op ziekte in vergelijking met oud, terwijl
eenieder wel dezelfde premie betaald en zijn ze tegen dezelfde premie verzekerd. Daarom
kan deze vorm in relatie worden gezien met de risicosolidariteit
Het stelsel van sociale zekerheid kent een waaier van uitkeringsvormen. Deze worden prestaties
genoemd en komen voor onder verschillende benamingen: pensioenen, toeslagen, aanvullingen,
bijdragen, verstrekkingen, enzovoort. Sommige uitkeringen houden rekening met andere
inkomsten die een persoon heeft. Dat is bijvoorbeeld bij de bijstand het geval. Daarvoor komt men
alleen in aanmerking als de eigen middelen onder het bestaansminimum liggen (middelentoets).
Het begrip sociale zekerheid verwijst naar regelingen die bescherming bieden bij sociale risico’s en
bij behoeftigheid, en die uitkeringsgerechtigden steun geven bij het vinden van werk. Traditioneel
wordt inkomensbescherming als het primaire doel beschouwd van de sociale zekerheid. IN dit
verband wordt ook wel gesproken over de waarborgfunctie. De waarborgfunctie heeft een dubbele
betekenis: minimumbescherming, zoals de AOW, en bescherming tegen inkomensverlies zoals de
WW.
Daarnaast heeft de sociale zekerheid een activeringsfunctie. Het gaat erom uitkeringsgerechtigden
te re-integreren. De activering staat overigens niet aan zichzelf en is gekoppeld aan de verplichting
van uitkeringsgerechtigden om zich ter beschikking te stellen van de arbeidsmarkt en zich in te
spannen om snel weer aan het werk te komen.
Het begrip sociale zekerheid impliceert een bepaalde overheidsverantwoordelijkheid. De overheid
vertegenwoordigt in dit verband de gemeenschap die garant staat voor de bestaanszekerheid van
haar leden. Het recht op sociale zekerheid impliceert dus hoe dan ook een eindverantwoordelijkheid
voor de bestaanszekerheid voor de burgers, hetgeen soms samenvalt met een directe
verantwoordelijkheid van de overheid.
Socialezekerheidsregelingen geven aanspraak op bepaalde prestaties. Als deze aanspraak
rechtstreeks is gefundeerd op een publiekrechtelijke regeling, is sprake van publieke sociale
zekerheid. Er is sprake van private sociale zekerheid indien de aanspraak op desbetreffende
prestatie is gebaseerd op een civielrechtelijke overeenkomst.
In de internationale literatuur wordt de sociale zekerheid voorgesteld als een driepijlerstelsel,
bestaande uit drie lagen. De eerste laag wordt gevormd door het wettelijke
socialezekerheidsstelsel. De prestaties hiervan worden aangevuld door aanspraken die de
werknemer heeft ten opzichte van de werkgever op basis van een (collectieve)
arbeidsovereenkomst (collectieve sociale zekerheid). Dit vormt de tweede laag. De derde laag is
opgebouwd uit zuiver private voorzieningen die een burger voor zichzelf kan treffen in de vorm van
bijvoorbeeld lijfrentepolissen, spaarregelingen of aandelenportefeuilles. Deze verdeling is relevant
voor de rol van de overheid.
Het stelsel van sociale zekerheid is veranderlijk en ondoorzichtig. Het is een geheel van regelingen
gericht op het bevorderen van bestaanszekerheid en van de instanties die bij die regelingen als
uitvoerder, toezichthouder of rechter betrokken zijn.
Een veelgebruikte tweedelig in de socialezekerheidsregelingen is die in sociale verzekeringen
enerzijds en sociale voorzieningen anderzijds. Sociale verzekeringen zijn oorspronkelijk tot stand
gekomen om werknemers te beschermen tegen sociale risico’s, zoals ziekte, werkloosheid en
arbeidsongeschiktheid. De belangrijkste sociale voorziening is de bijstand.
,Volgens het verzekeringsbeginsel of equivalentiebeginsel moet er evenredigheid bestaan tussen de
hoogste van de aan een verzekeraar te betalen premie en het risico. Met het risico wordt bedoeld
de kans op het optreden van schade als gevolg van een onzeker voorval. In de tweede plaats gaat
het verzekeringsbeginsel uit van evenredigheid tussen de hoogte van de premie en de uitkering die
de verzekeraar ter compensatie van de geleden schade moet betalen. Hoe hoger de uitkering, des
te hoger de premie.
Op het verzekeringsbeginsel wordt in de sociale zekerheid echter veelvuldig inbreuk gemaakt. Dit
gebeurt onder andere om redenen van solidariteit met groepen die een relatief zwakke
inkomenspositie hebben of een groot risico vertegenwoordigen. De meest wezenlijke inbreuk is dat
men ook zonder premiebetaling aanspraak op een uitkering heeft. Men is verzekerd van
rechtswege. Het tweede criterium voor het onderscheid tussen sociale verzekeringen en sociale
voorzieningen is de wijze van financiering. Sociale verzekeringen zijn regelingen waarvan de lasten
worden betaald uit de premies die door de verzekerden en de werkgevers van verzekerden worden
opgebracht. De kosten van de sociale voorzieningen komen daarentegen ten laste van de algemene
middelen, premiebijdragen zijn daar onbekend.
De socialezekerheidsregelingen kan men ook rubriceren naar hun personele werkingssfeer. De
personele werkingssfeer heeft betrekking op de vraag welke personen onder het bereik van een
regeling vallen, populair gezegd de doelgroep van een regeling.
De sociale verzekeringen kunnen worden onderverdeeld in volksverzekeringen en
werknemersverzekeringen. Volksverzekeringen zijn algemene regelingen,
werknemersverzekeringen zijn categoriale regelingen waarvan de werkingssfeer in beginsel is
beperkt tot werknemers. Volksverzekeringen richten zich in de eerste plaats op de ingezetenen.
Dat zijn personen die in Nederland hun woonplaats hebben. Bovendien behoren degenen die niet in
Nederland wonen, maar hier als werknemer of als zelfstandige aan het arbeidsproces deelnemen,
tot de doelgroep van de volksverzekeringen. De werkingssfeer van de werknemersverzekeringen
omvat in de eerste plaats werknemers die in een dienstbetrekking of in een of daarmee
gelijkgestelde arbeidsverhouding werkzaam zijn alsook allerlei groepen die niet (meer) aan het
arbeidsproces deelnemen, maar een uitkering hebben. De sociale voorzieningen kennen in
tegenstelling tot de sociale verzekeringen geen verzamelterm om de doelgroep mee aan te duiden.
De materiële werkingssfeer van de socialezekerheidsregelingen wordt bepaald door de gebeurtenis
die recht heeft op de prestatie. Het hierbij behorende begrip sociaal risico verwijst naar een
bepaalde oorzaak waarmee de betrokkenen worden geconfronteerd. De risico’s beïnvloeden
iemands inkomenspositie negatief en kan bestaan uit bepaalde kosten die een persoon niet geheel
zelf hoeft te dekken. Het begrip sociaal risico verwijst dus naar een bepaalde oorzaak die kan
leiden tot inkomensonzekerheid. Een gemeenschappelijk kenmerk van de regelingen is dat ze een
ontoereikend inkomen aanvullen tot aan het sociaal minimum. In dit verband wordt ook wel
gesproken van bestaansminimumregelingen.
De uitkeringen die door het UWV worden verstrekt op grond van de werknemersverzekering zijn
veelal loondervingsuitkeringen. Het is een loongerelateerde uitkering. Ze vormen een percentage
van het dagloon, die maximaal 70% en in sommige gevallen 75% is van de verdiensten
voorafgaande aan de verzekerde gebeurtenis. Hierbij is het inkomen voorafgaand aan het intreden
van de ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid maatgevend (historisch dagloon). Dit bedrag
is wel gemaximeerd om te voorkomen dat rijke medewerkers de kassen van de
werknemersverzekeringen niet leegplunderen.
De volksverzekeringen zoals de AOW en de Anw zijn geen loondervings- maar
minimumbehoefteregelingen uitgevoerd door SvB. Daarnaast is er nog een aantal andere
minimumbehoefteregelingen, die uitgaan van een middelentoets. We spreken dan van
bestaansminimumregelingen zoals de bijstand op grond van de Participatiewet en Toeslagenwet
(TW). Als vangnet staat de bijstand uitsluitend open voor mensen die geen andere vorm van
inkomsten hebben. Daarbij wordt rekening gehouden met zowel inkomsten uit of in verband met
arbeid als kapitaal. Er gelden slechts heel beperkte vrijstellingen. Wat betreft het kapitaal mag een
bijstandsgerechtigde circa €6.000 aan spaargeld aanhouden. Voor andere
bestaansminimumuitkeringen zijn uitsluitend de inkomsten uit arbeid of in verband met arbeid
relevant.
, Het percentage van het minimumloon varieert al naar gelang de leefvorm van een persoon: 70%
voor een alleenstaande en 50% voor een gehuwde. Een derde norm is de kostendelersnorm. Deze
is bestemd voor mensen die met anderen hun woning delen, zonder dat er sprake is van een
huwelijk. Als meer dan twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben, dan ligt de
kostendelersnorm per persoon lager dan die van een alleenstaande.
Bij de uitvoering van de socialezekerheidsregelingen zijn diverse instanties betrokken. Bij het
beschrijven van de uitvoeringsorganisatie moet een onderscheid worden gemaakt tussen de
distribuerende taak (het vaststellen van het recht op uitkeringen en het verrichten van betalingen)
en de collecterende taak (het heffen van de premies). Ook de re-integratietaak (het begeleiden van
uitkeringsgerechtigden naar werk) vergt en uitvoeringsorganisatie.
De uitgaven van socialezekerheidsregelingen worden uit verschillende bronnen gefinancierd. De
eerste wordt gevormd door de premiebijdragen die de verzekerden en de werkgevers van
verzekerden moeten opbrengen. De algemene middelen vormen de tweede bron. Deze wordt
voornamelijk gevoed uit de verschillende belastingen. De derde financieringsbron wordt gevormd
door eigen bijdragen die de belanghebbenden soms voor verstrekkingen moeten betalen.
De sociale verzekeringen hanteren het omslagstelsel. Kenmerkend daarvoor is dat de uitgaven in
een bepaalde periode (kalenderjaar) gedekt worden door de inkomsten uit diezelfde periode. Er
wordt dus niet gespaard. Het kapitalisatiestelsel waarbij vermogens worden opgebouwd waarmee
toekomstige uitgaven worden gefinancierd, komt bij de sociale verzekeringen niet voor.
Wat betreft de gemeentelijke sociale voorzieningen zoals de bijstand en de maatschappelijke
ondersteuning geldt dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor de financiering. Daartoe
ontvangen gemeenten budgetten van het Rijk. Deze worden bekostigd uit de algemene middelen.
Er is sprake van gebundeld budget voor de bekostiging van uitkeringen en loonkostensubsidies op
basis van de Participatiewet, de IOAW, IOAZ en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
Dit wordt ook wel het uitkeringsbudget of BUIG-budget genoemd. Naast het uitkeringsbudget
krijgen gemeenten middelen voor de financiering van de re-integratievoorzieningen van de
bijstandsgerechtigden, jeugdzorg, de maatschappelijke ondersteuning en Wet sociale
werkvoorziening (Wsw).
De verdeling van middelen door het Rijk over de gemeenten wordt bepaald door verdeelsleutels op
het landelijke macrobudget. Deze zijn te vinden in het Besluit Participatiewet. De verdeling van het
uitkeringsdeel gebeurt voor gemeenten met meer dan 40.000 inwoners waarbij een rekenkundige
formule wordt gehanteerd op basis van verschillende sociale, economische en demografische
indicatoren die samenhangen met de hoogte van de gemeentelijke uitgaven ten behoeve van de
Participatiewet. Gemeenten met minder dan 15.000 inwoners worden historisch gebudgetteerd. Dit
betekent dat het budget wordt berekend op basis van in het verleden gerealiseerde lasten, waarbij
rekening wordt gehouden met een eventuele groei of juist een afname van het aantal huishoudens
in de tussenliggende periode.
Indien gemeenten tekortkomen op hun budget, kan een aanvullend budget worden aangevraagd.
Dit is de zogenaamde vangnetuitkering. In de aanvraag verklaart het college dat het maatregelen
heeft getroffen om te komen tot tekortreductie. Deze verklaring moet de instemming hebben van
de gemeenteraad.
In de sociale zekerheid is de oplossing van geschillen, de rechtsbescherming, op hoofdlijnen als
volgt georganiseerd. Meestal moet men, voordat een beroep op de rechter kan worden gedaan,
eerst bezwaar maken bij het orgaan dat de beslissing heeft genomen. De rechter in eerste aanleg
is de rechtbank (sector bestuursrecht). De rechtbank is bevoegd bij geschillen over en in verband
met uitkeringen en andere prestaties. Van uitspraken van de rechtbank kan hoger beroep worden
ingesteld bij de CRvB. In een beperkt aantal zaken is vervolgens nog beroep in cassatie mogelijk
bij de Hoge Raad. Het hoger beroep in geschillen over toeslagenregelingen, die worden uitgevoerd
door de Belastingdienst, ligt bij de ABRvS. Premiegeschillen werknemersverzekeringen en
volksverzekeringen worden in eerste aanleg beoordeeld door de rechtbank (sector bestuursrecht)
en in hoger beroep door de belastingkamer van de gerechtshoven. Van de arresten van de
gerechtshoven kan beroep in cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld.
Gegeven de privaatrechtelijke opzet is ook de rechtsbescherming van de Zorgverzekeringswet
(Zvw) privaatrechtelijk geregeld. Geschillen over verstrekkingen, de vergoeding van gemaakte
zorgkosten en de nominale premie moeten aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samanthamirellaberardi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.71. You're not tied to anything after your purchase.