Hoofdstuk 1: uitleg en inleiding
Hoofdstuk 2: enkele begrippen
We kunnen van een ‘staat’ spreken als er wordt voldaan aan 3 criteria:
1. Er moet sprake zijn van een (afgegrensd) grondgebied.
2. Het aanwezig zijn van een (geaccepteerd) bestuursgezag, hierbij speelt
soevereiniteit een belangrijke rol.
3. Er moet een (te onderscheiden) staatsvolk zijn.
Soevereiniteit ;Soevereiniteit; hoogste macht of gezag. De staat heeft namelijk als
enige organisatie of entiteit de controle over de binnenlandse aangelegenheden.
Leiderschap ;Leiderschap; een basis om macht uit te kunnen oefenen
Veel moderne staten kennen 2 pijlers die ten grondslag liggen aan de inrichting van hun
bestuur:
1. De scheiding tussen kerk en staat;
2. De scheiding van de drie machten.
Er is sprake van ‘bestuur’ sinds er menselijke samenlevingen zijn. De
ontstaangeschiedenisontstaansgeschiedenis van het besturen zoals wij dat nu kennen, heeft
lange tijd in het teken gestaan van de strijd tussen kerk en staat. In vroegere tijden bestond
die strijd niet, want toen van de kerk de staat. Tegenwoordig kennen we een scheiding
tussen beide, in ieder geval in onze westerse samenleving. De scheiding is niet overal ter
wereld vanzelfsprekend.
‘Soorten’ samenlevingen:
- Samenleving op basis van gelijkheid
Bijv. De jagers-verzamelaarssamenleving, de mensen leefden in groepen waar de
individuen redelijk gelijk waren. Soms was er wel een soort leiderschap op bepaalde
leefgebieden.
- Samenleving met rangorde
De agraricheagrarische samenleving (voortvloeiend uit jagers-verzamelaars). In deze
samenleving konden nieuwe machtposities ontstaan, bijv. Door bezit van land of
productieoverschot. Bezit is ook een basis voor macht.
- Samenleving met gelaagdheid
= Een standensamenleving, de bevolking is in verschillende groepen of standen
opgedeeld. Er bestaat leiderschap en bestaansmiddelen zijn niet meer voor iedereen
toegankelijk. Voorbeeld: geestelijkheid adel boeren burgerij.
Trias politivapolitica:
1. De wetgevende macht;
2. De uitvoerende macht;
3. De rechterlijke macht.
Horizontale machtenscheiding ;machtenscheiding; deze drie machten vormen in
principe gelijkwaardige machten. Geen van de machten kan zo oppermachtig
worden.
Idee achter de trias politica: dat je ook binnen de overheid de mchtenmachten zou moeten
scheiden.
Nederland op rijksniveau (grofweg) op dit moment:
- De Staten-Generaal (wetgevende macht)
- De ministeries (uitvoerende macht)
, - Onafhankelijke rechters (rechterlijke macht)
Het ambtenarenapparaat (of de bureaucratie) wordt wel eens aangeduisaangeduid met de
term ‘de vierder macht’. Zij kunnen namelijk de ministers sterk sturen, daarbij voeren de
ambtenaren een tal van zaken voor de minister uit en nemen zij daarbij allerlei
uitvoeringsbeslissingen.
In 1848 vond er een grondwetswijziging plaats, die het begin betekende van de
‘gedecentraliceerdegedecentraliseerde eenheidsstaat’ zoals we die nu nog kennen. Deze
grondwetswijziging was zo ingrijpend dat het ook wel de ‘vreedzame revolutie’ wordt
genoemd. (Thorbecke). Hierbij begint dat ook in Nederland de ‘moderne tijd’.
Kenmerken van de moderne tijd: grote bevolkingsgroei, toenemende landbouwproductiviteit,
industrialisatie en ontwikkeling van de wetenschap.
Nachtwakersstaat ;Nachtwakersstaat; de overheidsrol beperkt zich tot het
garanderen van de veiligheid van de inwoners door de aanwezigheid van de politie
en het leger. Wetgeving was er wel, maar die was vooral gericht op het handhaven
van de rechtsorde. Verder was er weinig bemoeienis met de inwoners van ons land.
Codificatie & modificatie ;modificatie; de verschuiving van het aandachtsveld van de
overheid (bemoeidbemoeit zich steeds meer met de samenleving).
Codificatie ;Codificatie; eenmalig
Modificatie ;Modificatie; aanpassing
‘De’ overheid bestaat niet: De overheid bestaat in feite uit een heleboel verschillende
overheden. Elke overheidsorganisatie heeft eigen doelstellingen en eigen belangen. De
doelstellingen en belangen van verschillende overheden hoeven niet met elkaar in
overeenstemming te zijn en soms kan er zelf sprake zijn van een regelrechte
belangentegenstelling.
We spreken dus niet van de overheid. Daarmee wordt bedoeld dat er niet één
overheid is, maar dat de overheid is opgebouwd uit een gecompliceerd geheel van
verschillende actoren, met soms tegenstrijdige belangen en doelstellingen. De
overheid is immers een bonte verzameling van overheidsorganisaties en belangen.
De overheid ;overheid; het geheel van bestuurders bestuurlijke colleges is een
staatsverband en het daarbij horende ambtelijke apparaat.
Actor ;Actor; hij die handelt, een deelnemer.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat ;eenheidsstaat; veel taken en bevoegdheden zijn
aan andere overheidsorganen dan de centrale overheid toebedeeld.
Bestuurslagen ;Bestuurslagen; (de taken en bevoegdheden verdeeld over de
bestuurslagen) rijk, provincie en gemeente.
Decentralisatie ;Decentralisatie; de toedeling van taken en bevoegdheden aan
andere overheidsorganisaties dan de centrale overheid.
Verticale machtenscheiding ;machtenscheiding; het verdelen van de bevoegdheden
tussen de rijksoverheid, de provincies en de gemeenten.
Territoriale decentralisatie ;decentralisatie; wanneer andere overheidsorganen een
bepaald gebied besturen. (bijv.Bijv. Provincies en gemeenten)
Functionele decentralisatie ;decentralisatie; wanneer een ander overheidsorgaan is
ingesteld ter behartiging van een bepaald doel. (bijv.Bijv. Het waterschap)
Taken:
, Het rijk; defensie of het toezicht op kernenergie.
De provincie; coördinerende taak.
Gemeenten; doen vooral het uitvoerende werk, en staan het dichtst bij de burgers.
Autonomie ;Autonomie; gemeenten en provincies hebben een ‘eigen huishouding’.
Dat betekent dat zij, binnen zekere grenzen, exclusieve taken en bevoegdheden
hebben waar de andere overheden zich niet over mogen mengen.
Medebewindstaken ;Medebewindstaken; heeft betrekking op het uitvoeren van
rijkstaken door de lagere overheden.
Deconcentratie ;Deconcentratie; het zich fysiek over een land verspreiden van delen
van een overheid. Bijv. De regionale kantoren van de Belastingdienst.
Verschil deconcentratie en decentralisatie is dat er bij deconcentratie geen
overdracht van taken en boevoegdhedenbevoegdheden plaatsvindt.
3 vormen van deconcentratie:
- Inspecties
bijv. Inspectie van het Onderwijs, Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De taken van de inspecties zijn meestal
wettelijk vatsgesteldvastgesteld en hebben veelal betrekking op toezicht, controle en
coördinatie.
- Directie
bijvoorbeeld, regionale directies van Rijkswaterstaat. De taken van directies zijn meer
technisch uitvoerend van aard.
- Consulentschappen
Hebben vooral betrekking op voorlichting en advisering. Veel consulentschappen zijn
inmiddels opgeheven.
“Beleid”
1. Beleid is een plan.
2. Beleid is alles wat een overheid doet.
Plan ;Plan; een stelsel van doelen en middelen.
Samenvatting
In dit hoofdstuk staan een aantal begrippen centraal. We hebben gekeken naar
de geschiedenis van bestuur, en naar begrippen als ‘staat’ en
‘machtenscheiding’. We zijn nader ingegaan op de moderne Nederlandse staat,
zoals deze zich sinds 1848 heeft voorgedaan. Hierbij zagen we dat de rol van
de overheid zich voortdurend ontwikkelt. De staatsvorm is de
gedecentraliseerde eenheidsstaat, die bestaat uit een eenheid (de
rijksoverheid) en twee daaronder vallende bestuurslagen (provincies en
gemeenten) die eigen taken en verantwoordelijkheden hebben. Verder hebben
we de begrippen ‘algemeen belang’ en ‘beleid’ verkend. Het
alegmeenalgemeen belang is een voortdurende competitie tussen
deelbelangen. Bij het begrip ‘beleid’ hebben we naar twee betekenissen
gekeken en gekozen voor de invalshoek: beleid-als-plan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SophieMunsterhuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.