HC1 - Definities stad, verzameling steden
Geografie is de spagaat tussen uitlichten van individuele kenmerken en uitspraken doen over steden in
het algemeen. Doel: het schetsen van eigenheid in een bredere context.
Stadsgeografie richt zich op:
- De stad als object (the city);
- De stad als proces en verstedelijkingsprocessen (urbanization);
- Stedelijkheid (urbanity/urban).
MAAR het tempo van verstedelijking verschilt enorm, ook in NL is er sprake van uitdijing van
stedelijke gebieden. De 3e stedelijke revolutie vondt plaats vanaf medio jaren 70 (ook binnen heel
EU). Binnen de stadsgeografie kan je dit soort processen tussen landen/gebieden/steden vergelijken,
WANT onderliggend aan dit proces liggen enorme verschillen.
- Suburbanisatie is een andere manier waarop verstedelijking zich manifesteert, zie: andere
dynamiek en andere groeipijnen.
- Onderliggende dynamieken van instroom en uitstroom zijn sterk verschillend.
- Verstedelijkingsgraad is exponentieel toegenomen vanaf jaren 50.
Verstedelijking manifesteert op verschillende manier, namelijk: urbanisatie en suburbanisatie.
Wat is stedelijkheid?
- E. Glaeser = stad als economische motor, een plek van innovatie. Functie als knooppunt in de
mondiale economie, een plek waar nieuwe culturen vorm krijgen (Triumph Of The City).
- E. B. Philips = specifieke sfeer en atmosfeer van de stad (City Lights).
URBAN is iets wat we ons voorstellen, een suggestie voor dynamiek, innovatie, onderscheidend, iets
nieuws. Zo krijgt de definitie van een stad verschillende aspecten:
1. Omvang;
2. Specialisatie;
3. Dichtheid;
4. Diversiteit;
5. Juridisch.
Deze invalshoeken raken elkaar.
- Wirth = ziet de stad als een relatief grootte, dichte, hechte vestigingsplaats waar een
diversiteit aan mensen woont.
- Gleaser = legt nadruk op nabijheid tussen mensen en bedrijven, zie: proximity, denseness,
closeness.
MAAR ook, idee van de stad als een centrale plaats in uitwisseling met de regionale context.
Charles Taylor benoemt de stad als ‘social imaginary’. De stad als iets ongrijpbaars, meer een idee dat
moeilijk empirisch te vangen is. Een stad is namelijk nooit in zijn volledigheid te duiden, maar enkel
vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. Bijv: stedelijke ongelijkheid, beleid, etc.
Stadsgeografie is het bestuderen van…
- Ruimtelijke variatie in verschijningsvormen van steden. WAARIN algemene processen altijd
een lokale vorm krijgen.
- Eigenheid in relatie met regelmatigheden.
- Aandacht voor plaats-specifieke vorm van algemene processen.
,Stadsgeografie - Blok 1
- De stad als filter, invloed van lokale, historische gegroeide fysieke en sociale
structuren.
- De stad gevormd door sociale processen.
- Economisch, politiek, sociaal, cultureel, ruimtelijk, zie: interdisciplinair!
- Op verschillende schaalniveau’s.
- De stad van invloed op sociale processen, zie: betekenis van stad voor verscheidenheid aan
ontwikkelingen.
Ruimte krijgt vorm door het ‘neerslaan’ van sociale processen in de stad en de ‘weerslag’ van de stad
op deze sociale processen.
Waar begint en eindigt de stad? Zie: ruimtelijke afbakening.
1. Bestuurlijke grenzen, zie: samenwerkingsverbanden over gemeentegrenzen in een
metropoolregio.
a. Netwerkbenadering.
b. Rol van stad als functioneel systeem in dagelijks leven.
2. Bebouwd gebied, zie: gemeenten in relatie tot stedelijk gebied.
a. Administratieve grenzen vs. agglomeratie van stedelijk gebied.
3. Dichtheid, zie: definitie van VN (=als economische waarde). VN definitie van de stad is
gebaseerd op dichtheid, namelijk: een nederzetting met meer dan 50.000 inwoners en meer
dan 1500 inwoners per vierkante kilometer. Maar is deze maatstaf echt algemeen toepasbaar?
a. Variatie in dichtheid is een variatie in morfologie.
b. Dichtheid van een gebouwd gebied en inwoners verschilt enorm tussen steden door
verschillen in geschiedenis en vormgeving.
c. OOK dit is een subjectieve benadering. Zie: ruimtelijke afbakening van steden
gebaseerd op lichtemissies is sterk afhankelijk van hoe ver je uit/inzoomt.
DUS verschillende manieren om ruimtelijke afbakening in kaart te brengen en te benoemen.
- Megaregions in EU van Florida et al. (2009), klopt empirisch gezien niks van.
Stedelijke systemen zijn meerschalig en meervoudig! (zie: Van Meeteren & Poorthuis).
De stad als studie-object, steden laten zich in ruimtelijke zin niet makkelijk afbakenen. WANT de stad
is conceptueel een ruimtelijke eenheid, maar dit is empirisch lastig te ‘meten’. Gebeurt nu op basis
van zeer uiteenlopende criteria:
- Bestuurlijke grenzen, dichtheid, bebouwing, bevolking, morfologische structuur en
ruimtelijke verplaatsingen.
- Is afhankelijk van welk stedelijk systeem je bekijkt.
- Bruikbaarheid varieert naar ruimtelijke context.
Dit illustreert het verschil tussen ontologische benaderingen (zoals het is) en epistemologische
benaderingen (zoals je ernaar kijkt).
Bettencourt, L., & West, G. (2010). A unified theory of urban living. Nature, 467(7318),
912-913
Bettencourt en West (2010) pleiten voor de creatie van een verenigde theorie van stedelijkheid,
gebaseerd op het idee dat de groei van een stad een vaste relatie heeft met het effect op maatschappij
en milieu. Schetsen steden als complexe systemen, waarvan intergerelateerde elementen moeilijk
,Stadsgeografie - Blok 1
begrijpbaar zijn in isolement. Verkeerd dat problemen door stedelijke groei en duurzaamheid
behandelt worden als onafhankelijke problemen, dit zorgt voor slecht beleid en negatieve gevolgen.
- Steden zijn de mondiale centra van creativiteit, macht en welvaart.
DUS noodzaak voor een geintegreerde, kwantatieve, voorspellende benadering voor dynamiek,
organisatie en groei van steden. Ontwikkelen van een ‘grand unified theory of sustainability with
cities and urbanization at it’s core’ (zie: reductionisme, generalisatie en de stad als lens om andere
ontwikkelingen te begrijpen).
Bettencourt en West (2010) benoemen dat steden universele en kwantificeerbare kenmerken hebben
(o.b.v. grote stedelijke datassets). Voorspeller van definitie stad is in eerste plaats grootte, daarna
volgen, geschiedenis, geografie en ontwerp. Auteurs stellen dat drie kenmerken ‘systematisch’
varieren n.a.v. populatiegrootte in steden, namelijk: (1) benodigde ruimte per hoofd van bevolking
krimpt, (2) hogere productiviteit door een hogere snelheid van sociaal-economische activiteiten en (3)
nieuwe vormen van economische specialisatie en culturele expressie door diversificatie van
sociaal-economische activiteiten. Deze trends zouden kunnen weergegeven worden als wiskundige
‘wetten’, zie: 15% regel.
Steden zijn plek van creativiteit, innovatie en economische groei. Effecten van stedelijke groei kunnen
zowel op negatieve als positieve manier gereduceerd worden tot 15% regel. CONCLUSIE is dat
steden gewoon opgeschaalde versies van elkaar zijn (zie: nadruk uitspraken doen over steden in het
algemeen, geografische spagaat). Auteurs spreken over ‘scaling laws’. De snelheid van het stedelijke
leven neemt systematisch toe na gelang de populatie groei, dit zorgt voor negatieve en positieve
effecten van 15%.
- Auteurs problematiseren de rol van de stad als een plek voor groei zonder einde.
- Steden zijn robuust, bij succes blijft dit lang doorwerken.
- MAAR belangrijk is het uitlichten van economische ontwikkeling en ongewenste gevolgen op
systematische wijze. Auteurs geven beleid de rol van experiment, die uitgebreid getoetst
moeten worden (zie: relatie met beleidsinstrumenten, statistiek en governementality). Dit
moet leiden tot een wetenschappelijke prestatiegerichte planologie.
Steden als oplossing en oorzaak van ongewenste problemen, DAAROM dynamiek, groei en evolutie
kwantificeren om dit te kunnen voorspellen.
Glaeser, E. (2011). Our Urban Species, in: Triumph of the city: How urban spaces make
us human, pp 1-15. Pan Macmillan.
Glaeser (2011) ziet stad als oplossing, stedelijke dichtheid zou een duidelijk pad zijn van armoede
naar welvaart. ‘The city has triumphed’, gaat op zoek naar het WAAROM van stedelijkheid. DUS wat
houdt een stad in, gebaseerd op archetype van New York. Beschrijft geschiedenis en ontwikkeling van
de stad, dit leidt tot de introductie van het paradox van de moderne metropool, namelijk dichtheid.
Glaeser (2011) noemt stad de beste uitvinding van de mens en wilt aantonen waarom dat een succes
is. Definieren van de stad a.d.h.v. dichtheid. Steden bestaan door de afwezigheid van fysieke ruimte
tusen mensen. Steden zijn nabijheid en dichtheid, succes is afhankelijk van noodzaak voor fysieke
verbinding.
- Dichtheid draagt bij aan kennisproductie, productiviteit en innovatie. OOK in
ontwikkelingslanden vormen steden de verbinding tussen verschillende markten en culturen.
Groei van deze landen zou afhankelijk zijn van hun steden.
- Gleaser (2011) benoemt perfecte correlatie tussen urbanisatie en welvaart, geluk en hogere
productiviteit.
, Stadsgeografie - Blok 1
Schetst verschil tussen New York en Detroit, dit laatste model leidt tot stedelijk verval na het tijdperk
van de industriële stad. Pleit dat beleid zich niet moet richten op ingrijpen in openbare en fysieke
ruimte, maar op inwoners van de stad. Verval van steden zou komen door relatief te veel woningbouw
en infrastructuur in verhouding met de kracht van hun economie. DAN niet gericht genoeg op rol van
stad als economische motor.
- ‘Cities aren’t structures, cities are people’.
- Stedelijke structuur kan eeuwen blijven bestaan, maar de populatie is fluide. DAARDOOR
zijn stedelijke gebieden dynamisch. Maar dichtheid heeft zowel negatieve als positieve
gevolgen.
- Stedelijke armoede moet niet vergeleken worden met stedelijke welvaart, maar met rurale
armoede.
- Ontstaan van consumentenstad (bijvoorbeeld LA), omdat rijke mensen de stad uitkiezen op
basis van leefstijl (zie: stedelijkheid, the urban).
- Aantrekkingskracht voor jonge entrepreneurs door het zijn van een ‘urban theme
park’. Dit zou zichtbaar worden door stijging in ‘reverse commuting’, dus mensen die
in de stad wonen ook als ze daarbuiten werken.
Beschrijft Jane Jacobs als belangrijke inspiratie, je zou ‘ziel’ van de stad vinden door hier doorheen te
wandelen. MAAR kritiek, want ze was te afhankelijk van diep-etnografisch onderzoek en gebruikte
geen conceptuele tools om over de stad als systeem na te denken (zie: geografische spagaat, Glaeser
kiest kant van generaliseren op basis van gedeelde kenmerken).
- Creatievelingen zouden goedkope woningbouw nodig hebben, daarom niet laagbouw
behouden om prijzen laag te houden in nieuwe ontwikkelingen.
- Transportatie technologieën zijn van invloed op stedelijke vorm. Voorbeeld van auto’s in
Amerikaanse steden en hoe beleid voor urban sprawl bijdraagt aan meer impact op het
klimaat dan in traditionele steden.
- DUS ‘good environmentalism requires a worldwide perspective and global action, not
the narrow outlook of a single neighbourhood’.
- Gleaser (2011) erkent belang van autorijden en verstedelijkingspatronen van urban
sprawl als groot probleem voor klimaat, zie: neemt schaalvoordelen van dichtheid
weg.
Deze studie richt zich op de stad als filter, zijn invloed op sociale processen. MAAR ook; wat is de
stad en stedelijkheid eigenlijk? ‘Real city is made of flesh, not of concrete’. DUS stad als
economische motor, een plek van innovatie. Functie als knooppunt in de mondiale economie, een plek
waar nieuwe culturen vorm krijgen. Met nadruk op nabijheid tussen mensen en bedrijven, stad is
centrale plaats in regionale context.
Wirth, L. (1938). Urbanism as a Way of Life. American journal of sociology, 44(1), 1-24.
Doel van tekst is het definiëren van de stad en stedelijkheid als een manier van leven. Sociologische
definitie die veronderstelt dat de stad de karakteristieke plek is van stedelijkheid, maar dat
stedelijkheid en die manier van leven niet begrensd is tot steden. ‘Urbanism is not confined to such
localities, but is manifest in varying degrees wherever the influences of the city reach’.
De stad is een relatief grote, dichte en permanente nederzetting van heterogene individuen. De
populatiegrootte zorgt voor individuele variabiliteit, afwezigheid van intiemene persoonlijke relaties,
segmentatie van menselijke relaties die nu anoniem, oppervlakkig en vluchtig zijn. Dichtheid zorgt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller harmkekoning. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.53. You're not tied to anything after your purchase.