Hoofdstuk 6 Investeringsprojecten (week 1)
Investeringen: het vastleggen van vermogen in activa
Vervangende investeringen: gericht op het behouden van productiviteit
Uitbreidingsinvesteringen: gericht op het uitbreiden van productiviteit
Beoordeling van investeringsprojecten
Op basis van periodewinst:
Gemiddeld boekhoudkundige rentabiliteit
Op basis van cashflow:
Terugverdienperiode
Met inachtneming van tijdvoorkeur:
Interne rentabiliteit
Netto contante waarde (hoe voelt die winst over aantal jaar)
Gemiddeld boekhoudkundige rentabiliteit formule: Gemiddelde jaarlijkse winst /
gemiddelde geïnvesteerde vermogen * 100%
Gaat over de hoogste jaarlijkse winst.
Gemiddelde jaarlijkse winst: Totale winst/ aantal jaar
Gemiddelde geïnvesteerde vermogen: (investering + restwaarde) / 2
Terugverdienperiode: In hoeveel jaar is de investering terugverdiend.
Interne rentabiliteit: Te verwachten rendement op een investering. Je berekent het
gemiddelde jaarlijkse rendement.
Netto contante waarde: De som van alle toekomstige kasstromen.
Formule: CF/(1+c)^n
C = Vermogens kostenvoet
N = Tijd in jaren
IR moet altijd hoger zijn dan de vermogenskostenvoet.
Twee soorten van leasing:
Financial lease Auto
Operational lease Auto (soort huur)
Financial: economische eigenaar auto en daarbij komen de kosten
Operational: leasemaatschappij blijft economisch eigenaar en draagt de kosten (reparatie,
onderhoud etc.)
Hoofdstuk 7 Werkkapitaal (week 2)
Voorraadbeheer
De vraag is: wat is de optimale bestelgrootte?
Opslagkosten vs bestelkosten. Hoe vaak komt de leverancier aan de deur vs hoe groot is het
magazijn.
Opslagkosten berekenen: Gemiddelde opslag door het jaar berekenen X opslagkosten per
stuk.
, Formule CAMP:
D = Vraag
√ 2∗D∗F
C
F = Bestelkosten per order
C = Opslagkosten per stuk
Hiermee wordt de optimale bestelhoeveelheid berekend.
Bestelniveau: Het voorraadniveau waarbij een nieuw order geplaatst moet worden.
Formule bij zekerheid: Gemiddelde afzet per dag X levertijd order
Formule bij onzekerheid: Maximale afzet per dag X maximale levertijd order
De veiligheidsvoorraad is de voorraad die wordt aangehouden in verband met onzekerheid
van afzet en levertijd (productietijd).
Veiligheidsvoorraad: Het verschil tussen bestelniveau bij onzekerheid en zekerheid.
Debiteurenbeheer (credit management)
Liquiditeitsbeheer (cash management)
Er zijn 3 motieven voor het aanhouden van liquide middelen:
Transactiemotief: Hier wordt liquide middelen aangehouden om het productieproces
in gang te houden. Dus de liquide middelen worden gebruikt om lonen te betalen,
grondstoffen te kopen.
Voorzorgmotief: Aanhouden van een extra voorraad liquide middelen in verband met
de onzekerheid ten aanzien van de grootte en het tijdstip van de uitgaven en
ontvangsten.
Speculatiemotief: Aanhouden van een extra voorraad liquide middelen om te kunnen
profiteren van prijsveranderingen van productiemiddelen.
Exploitatie begroting = Opbrengsten en kosten. Lening komt hier niet op. Rente wordt voor
en na aflossing berekend.
Liquiditeitsbegroting = Ontvangsten en uitgaven. Hierop komen aflossing en betaling rente.
Afnemerskrediet: De klant betaalt een leverancier later voor goederen of diensten. Is
gekoppeld aan vooruitontvangen bedragen en vooruitbetaalde bedragen.
Leverancierskrediet: Een afnemer betaalt, de goederen of diensten worden later geleverd
door de leverancier. Is gekoppeld aan debiteuren en crediteuren
Afnemerskrediet = Eerst goederen of diensten, dan geld.
Leverancierskrediet = Eerst geld, dan goederen of diensten.
Hoofdstuk 8 Eigen vermogen (week 3)
Het onderwerp aandelen wordt getoetst in het tentamen.
Eigen vermogen: eigen vermogen begin vh boekjaar + behaalde winst gedurende de periode
-/- privéopnamen en stortingen.
Weetje: als het woord gestort er niet in staat dan is alles wat geplaatst is ook gestort.
3 soorten aandelen:
1. Gewone aandelen: Geeft recht op een deel van de winst, als onderneming beslist zijn
winst uit te keren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller didier3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.98. You're not tied to anything after your purchase.