Observatie van Interacties binnen gezinnen (6473OBSY)
Institution
Universiteit Leiden (UL)
(9,2 gehaald!) Dit is een samenvatting van alle colleges en de artikelen besproken in de colleges. Het heeft geen extra uitleg van de codeerinstrumenten, behalve dat wat aan bod kwam in de colleges. Het geeft wel meer uitleg dan enkel opsomming van de informatie op de slides.
Observatie van Interacties binnen gezinnen (6473OBSY)
All documents for this subject (20)
2
reviews
By: jiskehoogendonk2001 • 6 months ago
By: manonsiepelinga • 7 months ago
By: irisz • 7 months ago
Translated by Google
Reply deleted by the user
Seller
Follow
irisz
Reviews received
Available practice questions
Oefenvragen Observaties van Interacties Binnen Gezinnen
Flashcards36 Flashcards
Free15 sales
Flashcards36 Flashcards
Free15 sales
Some examples from this set of practice questions
1.
Wat zijn de 3 bevindingen van Gardner (2000) over de lage correlaties bij het vergelijken van observaties in de thuis setting en observaties in de lab setting?
Answer: - Moeders waren actiever en responsiever in de lab setting.
- Test-hertest correlaties waren sterker binnen een setting dan tussen twee settings.
- De verschillen in uitkomsten tussen de settings namen af bij gelijke instructie.
2.
Wat zijn de n adelen van een gestructureerde observatie, beschreven door Gardner (2000)?
Answer: - Het is tijdrovend
- Het is een momentopname
- Je kunt er minder mensen mee bereiken
- Gedrag is misschien sociaal wenselijk
3.
Observatie als meetinstrument heeft een aantal uitdagingen en oplossingen. Voor de uitdaging van observer reactivity, wat zijn de oplossingen?
Answer: - Langer observeren
- Juiste instructie geven aan deelnemers
- Onderzoekers uit het zicht zetten
- Longitudinaal design met steeds dezelfde observeerder
Answer: Een voorbeeld zijn de Ainsworth Sensitivity Schalen. Met deze schalen codeer je een cijfer voor sensitiviteit die het hele fragment omschrijft.
6.
Wat is het inferentieniveau?
Answer: Het inferentieniveau is de moeilijkheidsgraad van een instrument. Het is de mate waarin het instrument gevoelig is voor subjectiviteit/interpretatie. Een hoog inferentieniveau maakt een instrument moeilijk om te trainen.
7.
Wat zijn de drie belangrijke kenmerken van maternal sensitivity (Ainsworth, 1974). (In het Engels of Nederlands).
Answer: 1. Perceive signals (signalen opvangen)
2. interpret correctly (juist interpreteren)
3. respond promptly and appropriately (tijdig en gepast reageren)
8.
Wat is stabiliteit?
Answer: Stabiliteit is de consistentie over tijd of context in de relatieve positie van individuen in een groep. (Hoe stabiel is het gedrag van een persoon binnen een groep, uitgedrukt in een correlatie).
9.
Wat is continuïteit?
Answer: Continuïteit is de consistentie over tijd of context in groepsgemiddelden.
10.
Beschrijf de resultaten van Branger et al. (2019).
Answer: - Zowel vaders als moeders hebben stabiliteit in sensitiviteit.
- Tussen ouders is er minder stabiliteit.
- Beide ouders waren sensitiever in natuurlijke contexten (het meest in de bad situatie)
- Er was sprake van continuïteit met een kleine afname over tijd. Ouders waren over het algemeen dus sensitiever bij 3 maanden dan bij 6.
- Vaders en moeders waren even sensitief in de verschillende settings.
Content preview
Samenvatting observaties van interacties
binnen gezinnen
Inhoudsopgave
Samenvatting observaties van interacties binnen gezinnen..................................1
HC 1 – Introductie................................................................................................ 2
HC 2 – Sensitiviteit Ainsworth Scales...................................................................5
HC 3 – Maaltijdinteracties.................................................................................... 8
HC 4 – Agressie, ongehoorzaamheid en discipline............................................12
HC 5 – Interacties tussen broers en zussen.......................................................15
HC 6 – Observatie van stereotypen, vooroordelen en impliciete attitudes........19
Besproken artikelen:
Week 1: Gardner, F. (2000). Methodological Issues in the Direct Observation of
Parent-Child Interaction: Do Observational Findings Reflect the Natural Behavior
of Participants?
Week 2: Mesman, J., & Emmen, R.A.G. (2013). Mary Ainsworth’s legacy : A
systematic review of observational instruments measuring parental sensitivity.
Branger, M. C. E., Emmen, R. A. G., Woudstra, M. J., Alink, L. R. A., &
Mesman, J. (2019). Context matters: Maternal and paternal sensitivity to
infants in four settings.
Week 3: Van Vliet, M. S., Mesman, J., Schultink, J. M., Vereijken, C. M. J.
L., Martens, V. E. G., & van der Veek, S. M. C. (2022). Maternal sensitivity
during mealtime and free play: Differences and explanatory factors.
Hodges, E.A., Johnson, S.L., Hughes, S.O., Hopkinson, J.M., Butte, N.F., &
Fisher, J.O. (2013). Development of the responsiveness to child feeding cues
scale.
Week 4: Livesay, B. J., & Roberts, M. W. (2020). The Dualistic Role of Child
Noncompliance: Normal Developmental Process and Indicator of Child
Psychopathology.
Kopystynska, O., Spinrad, T. L., Seay, D. M., & Eisenberg, N. (2016). The
interplay of maternal sensitivity and gentle control when predicting children’s
subsequent academic functioning: Evidence of mediation by effortful control.
Week 5: Howe, N., Della Porta, S., Recchia, H., & Ross, H. (2016).
“Because if you don’t put the top on, it will spill”: A longitudinal study of sibling
teaching in early childhood.
Borairi, S., Plamondon, A., Rodrigues, M., Sokolovic, N., Perlman, M., &
Jenkins, J. (2023). Do siblings influence one another? Unpacking processes that
occur during sibling conflict.
Week 6: Mesman, J. and Groeneveld, M.G. (2018), Gendered Parenting in
Early Childhood: Subtle But Unmistakable if You Know Where to Look.
Endendijk, J. J., Groeneveld, M. G., van der Pol, L. D., van Berkel, S. R.,
1
,Hallers-Haalboom, E. T., Mesman, J., & Bakermans-Kranenburg, M. J.
(2014). Boys don’t play with dolls: Mothers’ and fathers’ gender talk during
picture book reading.
HC 1 – Introductie
Observaties kunnen gedaan worden in verschillende settings. De setting wordt
bepaald door de locatie (thuis, lab, openbaar) en de situatie (vrij spelen,
routine, gestructureerde taak). Het voordeel van een gestructureerde taak is dat
je makkelijker bepaalde situaties uit kunt lokken als je specifiek gedrag wilt zien.
Observaties kunnen worden gekozen in plaats van een interview. Bij een
interview krijg je inzicht in de interne processen van mensen en kun je een
construct over een langere periode goed meten.
Een gestandaardiseerde observatie is geschikt om onbewust gedrag te
meten. Er hangen een aantal nadelen aan gebruik maken van een observatie
(beschreven door Gardner et al (2000)):
- Het is tijdrovend
- Het is maar een momentopname
- Je kunt minder mensen bereiken dan met een vragenlijst of interview
- Mensen tonen sociaal wenselijk gedrag
Maar er zijn ook voordelen:
- Gedrag wordt letterlijk gemeten, er is geen misinterpretatie van het
construct. Bij een vragenlijst is er sprake van interpretatie van de vraag
door de participant.
- Je vangt onbewust gedrag
De effecten van de stemming van een persoon kunnen nooit uitgefilterd worden,
bij geen enkel meetinstrument.
Observeren als meetinstrument komt met een aantal uitdagingen:
Uitdagingen Oplossingen
Techniek bij opnames a. Training
b. Duidelijke instructies
c. Opnieuw als mislukt
Tijdsintensief en kostenintensief Duur van opname beperken
Belasting voor deelnemers, Compensatie of vergoeding
invasief
Duidelijk definiëren variabelen is a. Helder afbakenen
soms lastig b. Voorbeelden geven in
codeerhandleiding
Moeilijk voor codeaurs om a. intensieve training
betrouwbaar te worden en blijven b. Dubbelcoderen of intervisie
Momentopname a. Meerdere opnames maken
b. Is het gedrag in de setting niet
zoals normaal gesproken?
Opnieuw
Hawthorne effect / observer a. Langer observeren
reactivity b. Juiste instructie aan ouders
c. Onderzoekers uit zicht
2
, d. Longitudinaal met steeds
dezelfde onderzoeker
Ethiek a. Toestemming vragen
Observer reactivity ofwel het Hawthorne effect verwijst naar de verandering
van het gedrag van een persoon wanneer die wordt geobserveerd. De
oplossingen hiervoor hebben bijna allemaal te doen met gewenning en ervoor
zorgen dat de deelnemers zich meer op hun gemak voelen. Er is gevonden dat
deelnemers zich vaak voor de eerste 5-10 minuten van een opdracht bewust zijn
van de camera.
Validiteit
Validiteit: meet het instrument wat het dient te meten.
Externe/ecologische validiteit: is het gedrag wat je meet representatief voor
hoe het normaal gesproken is?
Drie dingen beïnvloeden de ecologische validiteit: het Hawthorne effect, de
setting en de keuze voor een gestructureerde of naturalistische observatie. In
een naturalistische observatie is de ecologische validiteit hoger, echter ook
de ruis. In een lab is de ecologische validiteit lager, maar minder ruis.
Gardner vond dat er lage correlaties zijn tussen observaties in de thuis setting en
in de lab setting. Een aantal bevindingen:
- Moeders waren actiever en responsiever in het lab
o Is dit sociaal wenselijkheid? Misschien observer reactivity?
- Test-hertest correlaties waren sterker binnen één setting dan tussen
settings
- Verschillen in uitkomsten nemen af bij gelijke instructie
Coderen
Het coderen van gedrag gaat via verschillende methodes:
- Gedragsfrequenties
o Tellen
o Specifieke definities van gedragingen
- Event-based
o Als bepaalde omstandigheden zich voordoen, codeer je het
- Micro-level
o Letten op specifieke gedragingen binnen een bepaald tijdsbestek
o Micro-gedragingen zoals glimlachen, fronsen, stem verheffen etc
o Komt het voor: ja of nee?
- Macro-level
o Omschrijving schaalpunten aan de hand van concrete gedragingen.
o Schalen van grote constructen, bijvoorbeeld gehechtheid.
Verloop van een observatietraining:
1. Gestandaardiseerd codeerprotocol
a. Overleggen met elkaar over de interpretaties van het
meetinstrument en construct.
2. Intensieve training
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.16. You're not tied to anything after your purchase.