Pathogeen is een organisme met de mogelijkheid om ziekte aan te richten.
Het immuunsysteem is nodig om infecties te overleven.
Auto-immuunziektes leiden tot een immuunreactie tegen jezelf.
Allergieën -> onschuldige moleculen die alleen respons opwekken bij bepaalde
mensen.
Immuunsysteem moet keuze maken tussen immuniteit of tolerantie.
Pathogenen kunnen intra- en extracellulair zijn.
Vaak eerst extracellulair maar moeten ze cel in voor reproductie.
Als pathogenen binnen de cel zitten is het makkelijker om de cel in z’n geheel te
doden.
Verschillen in immuun-cellen:
- Innate immuunsysteem. Aangeboren, snel en niet specifiek.
Macrofagen, granulocyten, NK-cellen, neutrofielen, dendritische cellen.
- Adaptive immune systeem. Langzaam, specifiek en geheugen.
Lymfocyten, B- & T-cellen.
Innate en adaptive immune system werken samen.
Cellen van het immuunsysteem:
Zijn voornamelijk witte bloedcellen -> leukocyten.
- Gemaakt in het beenmerg
- Stamcellen kunnen daar nog in alles ontwikkelen (hematopoetic stam cells) deze
hematopoetische stamcellen kunnen zicht delen tot dochtercel die uiteindelijk
stamcellen worden van verschillende linies.
- Stamcellen worden dan lymfoïde, erythroide of myeloïde cellen:
o Erythroide cellen -> erythrocyten (rode bloedcellen) en megakaryoten
(bloedplaatjes).
o Myeloïde cellen.
Granulocyten: bevatten reactieve stoffen om micro-organisme te
doden en ontstekingsreactie te initiëren.
Neutrofiel -> vangen, opnemen en doden. Fagocyt. Leven kort en
gaan dood op plek van infectie. Worden opgeruimd door
macrofagen. Worden opgeslagen in beenmerg en vrijgelaten als
ze nodig zijn.
Eosinofiel -> beschermt het lichaam tegen wormen en andere
parasieten.
Basofiel -> erg zeldzaam. Reguleert immuunrespons tegen
parasieten.
Monocyten, macrofagen: monocyten zijn progenitors van
macrofagen. Monocyten reizen van het bloed naar geïnfecteerd
weefsel waar ze volgroeien tot macrofaag. Zijn de eerste cellen
die merken als er een infectie is. Nemen zowel deel aan
aangeboren als aan adaptieve immuunsysteem. Scheiden
cytokines uit om neutrofielen en andere leukocyten naar de
, infectie te werven. Zorgen voor lokale en systematische
ontstekingen.
Dendritische cellen: indien nodig kunnen deze cellen adaptieve
immuunsysteem activeren. Hebben voor de rest veel
eigenschappen gemeen met macrofagen. Kunnen dus ook
fagocyteren. Ze zijn aanwezig in geïnfecteerd weefsel en verlaten
dit met een deel van de gedegradeerde pathogenen en brengen
dit naar lymphoïde organen. Maken het bruggetje naar het
adaptieve systeem.
Cytokine secretie
Co-stimulatie (inducing T cell proliferation)
Antigen presentatie
Mastcellen: activatie leidt tot grotere ontstekingen.
o Lymfoïde cellen.
Natural killer cellen: voorkomt dat een infectie zich verspreidt
door geïnfecteerde cellen te doden en cytokinen uit te scheiden
die virale replicatie in geïnfecteerde cellen remt.
Kleine lymfocyten: verantwoordelijk voor adaptieve
immuunsysteem. Bestaan uit B- en T-lymfocyten die immature
door het lichaam circuleren en inactief zijn. Herkenning van
pathogeen leidt tot groei en differentiatie. B-lymfocten hebben
immunoglobine als cell-surface receptoren en kunnen worden
uitgescheiden en dan worden het antilichamen genoemd. T-
lymfocyten hebben TCRs voor pathogenen. B- en T-cellen
brengen enkel 1 type tot uitdrukking.
Monocuclear cells zijn lymfocyten en monocyten. Polymorphonuclear granulpcyten
zijn neutrofielen, eosinofielen en basofielen.
Effectorcellen:
Als B- en T-lymfocyten binden aan hun antigen differentiëren ze. B-cellen tot
antilichaam producerende plasmacellen. T-cellen ondernemen verschillende functies:
- Cytotoxische T-cellen -> doden virus geïnfecteerde cellen. Zelfde functie als NK-
cellen alleen zijn cytotoxische T-cellen voor het adaptieve immuunsysteem.
- Helper T-cellen -> scheiden cytokines uit. Kunnen macrofagen activeren. B-
cellen activeren om te differentiëren in plasmacellen. Of ze differentiëren in
Treg-cellen die activiteit van cytotoxische en andere soorten T-cellen reguleert.
3 barrières tegen infectie met pathogenen:
1. Barrières: huid, haren & mucosale weefsel (heel groot oppervlak dus meer
mogelijkheid tot indringen). Ondoordringbare barrière van epitheelcellen.
Luchtwegen, maagdarmstelsel en voortplantingsstelsel. Epitheelcellen hierin
zijn voorzien van gespecialiseerde cellen die kunnen communiceren met de
omgeving -> Mucosa. Zit enkel 1 laag epitheel tussen binnen- en buitenwereld
en daardoor heel gevoelig voor infecties.
De beschermingsmechanismen van de huid en mucosa voorzien het lichaam
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juulvanheemskerck. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.90. You're not tied to anything after your purchase.