Valkuilen bij beeldvorming;
❖ Sociale-culturele achtergrond
Je eigen mening, gedachten, visies, ideeën hebben invloed op wat je waarneemt
- druk en wild kind | actief en ondernemend kind
❖ Emotionele betrokkenheid
Heb je een zwak voor het kind of weet je dat het een moeilijke thuis situatie heeft, dan betrek je dat
vaak in je observatie.
Halo-effect: de positieve eigenschap straalt uit naar de hele persoon → het kind krijgt een te
positieve waarneming
Horn-effect: een negatief eigenschap beïnvloed de kijk op de hele persoon. Het overschaduwt de
goede eigenschappen → een te negatieve waarneming
❖ Vooroordelen
De ideeën die je over het kind hebt zonder het kind echt goed te kennen, nemen vaak de overhand
over het beeld die je over het kind hebt.
❖ Projectie
Je ziet eigenschappen en ideeën van jezelf in het kind terug. Je schrijft dan een beeld meer van jezelf
dan dat je een ander beschouwt als een uniek persoon.
❖ Stemming
Je loopt het risico dat je de stemming mee neemt in je positieve of negatieve waarneming
- moe = dingen over het hoofd zien
- somber = de negatieve dingen zien
- vrolijk = de positieve dingen zien
❖ Persoonlijke ervaring
Beroepssocialisatie = dingen die in het verleden zijn gebeurd ga je de werkelijkheid ook zo zien.
gedrag staat niet op zich zelf. Het wordt bepaald door wat eraan vooraf gaat en wat erop volgt.
Stimulus; het geen wat het gedrag uitlokt.
o Lichamelijk → moeten plassen
o Onzeker → friemelen of stoer doen
o Fysieke omgeving → lokaal inrichting
o Sociale omgeving → kinderen reageren op elkaars gedrag of drukke juf = druk kind
Respons; gevolg van het gedrag
o Wanneer het gedrag positieve consequenties heeft kan het zijn dat het vaker gebeurt.
o Een onprettige consequentie kan lijden tot het niet vaker gebeuren van dit gedrag.
Interpretatie = de betekenis die je geeft aan het gedrag dat je ziet. Door onderzoek te doen kom je er
achter of die interpretatie klopt.
1
,Waarnemen: prikkel → gewaarwording → verwerking → waarneming
Welke prikkel je selecteert is afhankelijk van;
o Wat je zintuigen kunnen waarnemen
o Je psychische toestand
o Je ervaring
o De aard van de prikkel
Verschillende waarnemingsprincipes;
❖ Gelijkheid = de neiging om van prikkels die op elkaar lijken in groepen te
verdelen
❖ Nabijheid = prikkels die dicht bij elkaar liggen, zien als een geheel
❖ Geslotenheid = de neiging hebben om losse brokken informatie samen te
voegen tot een gesloten geheel.
❖ Voortzetting = neiging om prikkels waar te nemen dat ze vloeiend in elkaar
overlopen
7 stappen van observatie:
1. Algemene gegevens
Een korte omschrijving van de persoon die je gaat observeren
2. Aanleiding
Beschrijf zo concreet mogelijk waarom je de persoon hebt gekozen om te observeren
3. Observatiedoel en vraagstelling
Kort en duidelijk formuleren wat het doel van je observatie is. Waar geeft je observatie antwoord op.
4. Concreet gedrag
Beschrijf het gedrag dat je gaat observeren. Het gedrag is waarneembaar en anderen kunnen
hetzelfde zien.
5. Observatiecategorieën
Noteer correct 8 gedragscategorieën die je kan observeren
6. Observatiemethode
Beschrijf met welke methode je gaat observeren en waarom je ervoor hebt gekozen
❖ Participerende observatie = de observator neemt zelf deel aan de handelingen van de
persoon die die observeert.
+ punt: je kan zelf de vorm en richting geven aan de activiteit
- punt: je oefent invloed uit op het gedrag. Je kunt pas later de observaties noteren of uitwerken.
• HOREB (handelingsgericht observeren registeren en evalueren in basisonderwijs) = hierbij
beïnvloed je het gedrag van het kind op de juiste manier.
❖ Niet-participerende observatie = de observator neemt niet zelf deel aan de handelingen van
de persoon die die observeert.
+ punt: je kunt de observerende kind goed zien en horen.
- punt: het kind kan reageren op de observator, bijvoorbeeld zenuwachtig zijn.
❖ Ongestructureerde observatie = je werkt bij deze observatie zonder regels. Er zijn van te
voren geen vastgestelde observaties of schema’s.
❖ Gestructureerde observatie = er zijn vooraf strenge regels opgesteld. Het moet volgens een
bepaalde observatie schema vastgesteld worden
2
, 7. Plaats en tijd
Stel de omstandigheden vast waaronder je gaat observeren.
Time sampling = op bepaalde momenten observeren → je krijgt de indruk hoelang bepaald gedrag
voorkomt
Event sampling = bepaalde gebeurtenissen observeren → je krijgt alleen te weten of er bepaald
gedrag voorkomt.
- Turfsysteem: steeds als er bepaald gedrag is zet je een streepje. Dit laat zien hoe vaak het
voorkomt.
- Intervalsysteem: noteer je om de zoveel tijd wat je hebt waargenomen.
4 soorten registratie methodes:
❖ Beschrijvende observatie
- doormiddel van trefwoorden een verslag schrijven.
- je kunt op deze manier alles vast leggen wat van belang is.
❖ Observatieschema
- alleen gedragskenmerken aankruisen.
- je kunt op deze manier observaties met anderen vergelijken’
- je legt vast waarnaar jij wilt kijken, waardoor het niet snel selectief wordt
❖ Coderingssysteem
- je geeft de gedragscategorieën aan met een cijfer of letter
- op deze manier kan je de observaties geheim houden voor mensen die niks er mee te maken
hebben
❖ Beoordelingsschaal
- met een cijfer op punt heeft je een score aan bepaald gedrag.
- het is een subjectief oordeel
Hoofdstuk 2:
Rijping (Rousseau) = de motor tot ontwikkeling. Kind is er aan toe om iets te leren.
Behaviorisme (Pavlov en Watson) = tegenhanger van rijping; leren vindt plaats door effect dat gedrag
heeft. + komt het vaker terug, - dan zwakt het af.
(Skinner) = gewenst gedrag wordt beloond
ongewenst gedrag door negeren.
(Bandura) = leren gedrag door anderen
Interactionisme (vygotski) = wisselwerking tussen rijping en leren; zone van actuele ontwikkeling en
naaste ontwikkeling.
0-6 jaar
6-12 jaar
12-18 jaar
Lichamelijke ontwikkeling: lichamelijke groei, zintuiglijke en motorische ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling: ontwikkeling van het denken
Creatieve ontwikkeling: vaardigheid om nieuwe dingen tot stand te brengen
Sociaal-emotionele ontwikkeling: omgang van zichzelf en met anderen
Voorwaarden voor ontwikkeling:
• veiligheid en vertrouwen
• Verbaal en non-verbaal contact
• Stimulerende omgeving
• Ruimte en gelegenheid om te spelen en leren
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MirjamElisaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.