Sociale psychologie = het wetenschappelijk onderzoeken doen naar hoe gedachtes,
gevoelens en gedragingen van individuen beïnvloed worden door echte of ingebeelde
aanwezigheid van andere mensen. (Kijken naar de rol van anderen mensen in sociale
psychologie).
- Geïnteresseerd in gedrag van mensen.
- Geen dieren als proefpersonen = dierlijk gedrag is niet representatief genoeg voor het
gedrag van mensen.
- Bestuderen ook niet observeerbare processen Is een wetenschap = doordat het gebruik
maakt van wetenschappelijke methodes om theorieën te testen.
- Confirmation bias tegengaan = verschillende onderzoeksteams replicaties van het
onderzoek uitvoeren.
- Bystander effect = als je alleen bent ben je sneller in staat op hulp aan te bieden dan
als er een groep bij staat. Als iemand ingrijpt helpen vaak andere mensen ook.
Onderzoeksmethodes:
- Sociale psychologie baseert de theorieën o.b.v. empirisch verkregen bewijs en data →
kan je het toetsen → experimente en niet-experimentele methode.
- Heeft transparante, betrouwbaar en valide methode nodig.
- Experimenten = laboratorium, veld (systematische observaties) of quasi-experiment (niet
via-random toewijzing).
- Surveys = grootschalig, vragenlijsten. (Geen causaliteit onderzocht worden, maar
generaliseerbaarheid is wel hoog).
- Een experiment uit een laboratorium heeft een hoog experimenteel realisme en een laag
mundane realisme.
- Kwantitatieve data worden uitgedrukt in getallen, tabellen, grafieken en diagrammen.
(interviews met open vragen, observaties etc.) → mogelijkheid van verrassende
antwoorden die je zelf niet bedacht zou hebben voor meerkeuzevragenlijst.
● Subject effecten = deze bias kan ervoor zorgen dat het gedrag van de deelnemer een
reactie op het experiment is i.p.v. een spontane en natuurlijke reactie op de manipulatie.
● Demand characteristics effect & experimenter effect = bij deze bias zijn of de
deelnemers of de onderzoekers beïnvloed door het onderzoek waardoor de uitkomsten
niet correct zijn.
● Double-blind procedure = de onderzoeker niet weet wat er onderzocht wordt.
Niet-experimentele methode = onderdelen kunnen bijv. niet gemanipuleerd worden of niet
ethisch → kan alleen correlatie geconcludeerd worden en geen verbanden.
● Case studies → diepere analyses van 1 persoon, groep of evenement. (Interviews,
vragenlijsten en observaties van gedrag).
● Statisch significant → is een statisch effect dat het niet waarschijnlijk is dat er een
verandering plaats bij meer dan 1 van de 20 keren.
1
,Ethisch:
- Geen nep data.
- Onderzoekers moeten officiële goedkeuring krijgen van het ethische commissie voordat
ze hun onderzoek mogen uitvoeren.
- 5 belangrijkste:
1. Fysieke welzijn beschermd moet worden.
2. Privacy rechten niet geschonden.
3. Deelnemers niet misleid.
4. Deelnemers informed consent moeten geven.
5. Debriefing na het onderzoek.
Theorieën
- Moeten gerepliceerd kunnen worden.
- Theorieën kunnen toetsen.
- Ethische regels voor onderzoek nageleefd worden.
● Behaviorisme = verklaart sociaal gedrag in termen van echte of waargenomen kosten
en opbrengsten. Welk gedrag wordt bijvoorbeeld positief gestimuleerd.
- Neo-behaviorisme = niet observeerbare processen te kijken om gedrag te
begrijpen.
● Cognitieve perspectief = kijkt naar hoe mensen hun sociale omgeving waarnemen en
verklaren, ook kijken zij naar hoe dit het gedrag verklaart.
● Neuroscience/ biochemie = mensen als biologische entiteiten, van wie het gedrag een
neuro- en biochemische basis heeft. Bijv. als iemand bevooroordeeld is t.o.z.v. een
bepaalde groep, dan kan je wat waarnemen in de hersenen op een scan.
● Evolutionaire sociale psychologie = Verklaart sociaal gedrag in termen van
aanpassing om te overleven.
● Collectivistische theorie = gedragen mensen zich op een bepaalde manier omdat ze
aan groepsnormen willen voldoen in specifieke omgevingen.
- Reductionisme = verklaring van een fenomeen op een lager niveau van analyseren →
sterkte van verklaring gaat verloren.
● Bijv. maatschappij uit groepen → bestaat uit individuen → bestaat uit persoonlijke
processen etc.
- Positivisme = niet-kritisch accepteren van een wetenschappelijke methode, met het
idee dat de wetenschappelijke methode de enige goede manier is om kennis te
vergaren.
- Algemene psychologie = bestudeerd het individu.
2
,GS:
- Voorloper sociale psychologie= Völkerpsychologie = bestudeerd het collectieve mind.
- Amerikaanse sociale psychologie erg invloedrijk = Sociale psychologie ontstaan in
Europa → veel sociale psychologen vluchtte naar Amerika tijdens WOII, omdat er geen
geld voor onderzoek was.
- Waarom was er rond 60 en 70 een crisis bij sociale psychologie? → er vond te veel
reductionisme en positivisme plaats, daarnaast was er een replicatie crisis.
- Na woII hielp VS, Europa met opbouw sociale psychologie —> vooral omdat ze wouden
onderzoeken waarom bepaald emensen dingen deden tijdens WOII vandaar nadruk op
groepen.
- Rond 1966 wou Europa Onafhankelijker worden → stichting EASP (European
Association of Social Psychology).
● Sociale psychologie = bestudeert sociaal gedrag van het mens in het algemeen →
gedrag is een universeel verschijnsel → japanner hetzelfde gedrag vertoond als een
Europeaan.
● Cross-culturele psychologie = bestudeerd verschillen tussen culturen → japanners
niet hetzelfde gedrag vertonen als Europeanen.
● Culturele psychologie = in hoeverre cultuur invloed heeft op psychologische processen
→ vindt plaats binnen een bepaalde cultuur.
Welke thema’s vormt de kern van de sociale psychologie? → de invloed van mensen op
andere mensen.
Welke methode gebruikt de sociale psychologie om causale verbanden vast te stellen?
→ experimenteel onderzoek.
Welke methode gebruikt de sociale psychologie NIET causale verbanden vast te stellen?
→ survey onderzoek (observational onderzoek).
3
, College 2: hoofdstuk 2 en 3.
Sociale cognitie = cognitieve processen en structuren die beïnvloed worden door ons sociaal
gedrag en die ons sociaal gedrag beïnvloeden → hoe verwerken we sociale info?
- Behaviorisme = alleen naar gedrag wordt gekeken.
- Cognitive misers = cognitieve shortcuts, zuinig en lui met cognitieve vermogens →
gebruiken alleen cognitie als het noodzakelijk is. (Negatief beeld).
- Motivated tactician = mensen meerdere cognitieve strategieën hebben, waaruit ze
kiezen. Gebaseerd op persoonlijke doelen, motieven en behoeftes.
● Keuzes kunnen bewust en onbewust gebeuren → we reageren op de omgeving
maar hebben ook ‘agency’ (wilskracht → kunnen het sturen als we er bewust van
zijn).
Sociale perceptie = hoe we anderen waarnemen en hoe we indrukken vormen van anderen.
Vindt plaats op de volgende manieren: eerste indruk kan anders zijn dan als je ze al langer kent.
● Waarnemen van uiterlijke kenmerken.
● Interpreteren non-verbale gedrag, ook wel lichaamstaal.
● Zoeken verklaringen voor hun daden en uitspraken, waarom doen ze zoals ze doen →
(=Attributies).
Persoonsperceptie = begint met het maken van een eerste indruk → gebeurt zeer snel en
onbewust.
- Via FMRI-scan kan zien dat deelnemers emoties onbewust registreren.
Configural model = men hun eerste indruk op basis van centrale kenmerken → holistische
benadering → indruk van persoon als geheel (of object) uit kleine stukjes info die ze opvangen
= gestalt.
- Centrale kenmerken = bijv. warm of koud persoon benoemen we snel → iemand heeft
compleet verschillend beeld van de 2 personen, hoewel de meeste kenmerken hetzelfde
zijn.
- Perifere kenmerken hebben veel minder invloed op de uiteindelijke indruk → bijv. ijverig
en lui.
Impliciete persoonlijkheids theorieën = als we 1 ding weten over iemand, gaan we heel veel
andere dingen automatisch veronderstellen → bijv. als iemand knap is denken ook socialer.
→ verschil is dat configural model algemener is dan de implicit personality theory, die alleen
over waarneming van persoonskenmerken gaat.
● Primacy effect = de volgorde van kenmerken beïnvloedt de achtergelaten indruk. Als
iemand bijv oordeel over iemand gaat vormen, is de eerste info dat ze horen of zien
leidend gevend.
● Recency effect = latere info meer invloed heeft dan de eerste info.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller grassofenna. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.42. You're not tied to anything after your purchase.