Kwartiel 3 Kennistoets 3.1. VZ O&I is een samenvatting van de vakken Geneeskunde, Verpleegkundige Zorgverlening, Klinisch Redeneren, Onderzoek doen & Toepassen en Zorginnovatie & Ondernemerschap geschreven vanuit de opleiding HBO V Gezondheid & Technologie (ook reguliere HBO V) te Saxion. Deze sa...
Answer: niet meer wakker/ geen peesreflex, wel reactie op afweerreacties, op licht en krachtige pijnprikkels
10.
wat houdt coma in?
Answer: geen reactie op prikkels
Content preview
Kennistoets 3.1. VZ + O&I
Geneeskunde
3.1. Psychische functies
1. Benoemen welke psychische functes er zijn
Psychische functes= onderling verweven
Cognitef= denken
Affectef= voelen
Conatef= willen en doen
2. Benoemen welke psychische functestoornissen er zijn en de verschillende groepen stoornissen
binnen de psychiatrie indelen volgens de DSM 5
Stoornissen in cogniteee functes
Bewustzijn= toestand waarin men een besef heef van zichzelf en zijn omgeving wakend
sensorium, gevoeligheid voor prikkels uit zichzelf en de omgeving
-Zelfewustzijn= ik-bewustzijnrrelecteve bewustzijn, vermogen om bepaalde ervaringen toe
te schrijven aan eigen persoon
-Object-bewustzijn= het weet hebben van de omgeving, tjd, ruimte en andere mensen, stelt
in staat om te oriënteren in omgeving en op andere personen om ons heen
-Stoornissen in helderheid of aanspreekbaarheid= mate waarin prikkels tot de persoon
weten door te dringen beoordelen door reactevermogen prikkels observeren en
mogelijkheid om in contact te treden met de buitenwereld
o Verhoogd bewustzijn= grotere dan normale openheid voor indrukken vanuit de
omgevingreigen ervaringen manische episodesrdrugs
o Verlaagd bewustzijn= daling niveau psychische actviteiten
Somnolente= slaperigheid, moeite met wakker blijven
Sopor=enkel met sterke prikkels te wekken
Subcoma= niet meer wakkerrgeen peesreleeen, wel reacte op
afweerreactes op licht en krachtge pijnprikkels
Coma= geen reacte op prikkels
Syncopercollaps= lauwvallen
Absence= kort afwezig bewustzijn zonder opvallende verandering motoriek
epilepsie
o Uitgebreidheid bewustzijn= aantal, soort of diversiteit van prikkelreactes
Vernauwing bewustzijn= dagdromen, open voor bepaalde selecte prikkels
slaapwandelen, hypnose, trance
Verruiming bewustzijn= grotere openheid voor prikkels
o Verstoorde orde en structuur bewustzijn= kwalitateve aspecten prikkels verstoord
Delier= wisselend helder en verlaagd bewustzijn door organische oorzaken,
desoriëntate en verminderde aandacht hallucinates en waanbeelden,
bewegingsdrang, amnesie
Aandacht= bewuste en selecteve reeacte waarmee iemand een situate doelgericht
onderzoekt of op bruikbare en belangrijke informate ontleedt, herhaalde wisseling tussen
figuur en achtergrond
-Waakzaamheid, vigilante of alertheid
-Vasthoudendheid, tenaciteit, concentrate vermogen tot aanhoudende aandachte
-Stoornissen opmerkzaamheid en aandacht= vermogen om aandacht op nieuwe stmuli te
richten, de draad kwijt raken bij lange antwoorden verminderd vasthouden aandacht,
bovenmatg opletende houding en snelle reactes op nieuwe prikkels die samengaan met
aleidbaarheid verhoogde waakzaamheid
o Toename aandacht= waakzaamheid bij bv. angst
o Afname aandacht= black-out, concentrateproblemen, dagdromerij
, Lethargische deliririum, dementerdepressie= verminderd vermogen
aandacht op nieuwe stmuli te richten en te veranderen van onderwerp
Oriëntate= onevermogen om zich te situeren
-Respectevelijke chronologische oriëntate= welk moment van de dagrjaar het is
-Topografische oriëntate= waar bevind ik me
-Interpersoonlijke oriëntate= wie ben ik en wie zijn de anderen
-Stoornissen oriëntate= geen coherent verhaal kunnen vertellen over recente
gebeurtenissen of wanneer hij een foutef idee heef over wie en waar hij is
o Desoriëntate in tjd, plaats en persoon
Delier, hallucinate, waan en geheugendefecten, onderdrukking gevoelsleven
apathiee
Stoornissen in geheugen en inprentng= herinneringen door ervaringen en beïnvloedt waarnemingen
Inprentngsvermogen= opbergen van informate
Retentevermogen= opgeslagen informate bewaard
Reproductevermogen= herinneringsvermogen
Kortetermijngeheugen= behelst informate die op dat moment in ons bewustzijn actef is,
snel vergeten
Langetermijngeheugen= gegevens en ervaringen voor lange tjd herinnerd blijven
Episodisch geheugen= gebeurtenissen uit de eigen biografie
Semantsche geheugen= feiten
Procedureel geheugen= impliciet geleerde actviteiten zoals aan- en uitkledenrfietsen etc.
Stoornissen= leidt tot desoriëntate
-Organisch= vanwege hersenbeschadiging trauma, tumor, ontsteking, gestoorde
bloedvoorziening primair defect inprentng en retente
o Amnestsch syndroom= gehele geheugen, inprentngsstoornis en stoornis korte- en
langetermijngeheugen desoriëntate tjd, plaats, persoon en confabuleren met
verzinsels defecten in geheugen camouleren en op te vullene
o Amnesie= geheugendefect voor bepaalde gebeurtenis of periode, veroorzaakt door
organische factoren, vermoeidheidrconcentratestoornissen, bij hersentrauma
Retrograde amnesie= geheugenstoornis voor een trauma
Anterograde amnesie= geheugen van periode na trauma verstoord
o Versterktrmechanisch geheugen= voor bepaalde interessegebieden verstandelijke
beperkingrautsten
-Symptomatsch= door vergifigingen met alcohol, drugs etc.
o Korsakovsyndroom= amnestsch syndroom voor alcoholverslaafden
-Psychogeen= defect in reproducte
o Psychogene amnesie= voor bepaalde gebeurtenisrperiode die is veroorzaakt door
psychische factor dissociateve amnesie psychotraumae
o Herrineringsvervalsingen= door emotes gebeurtenis anders herinneren dan de
werkelijkheid, zelf overtuigd dat het juist is
Bewust= verdraaiing feiten psuedologia fantastca schijnredenates,
vervalsingen eigen leven gaan leiden, komt niet overeen met werkelijkheide
Onbewust= stemming geheugen beïnvloedt, negatef denken
-Deja vu= ervaring in hier en nu alsof het eerder is meegemaakt , intense ervaring
-Jamais vu= iets wel eerder meegemaakt, maar als nieuw beleven
-Chronische geheugenstoornis= geleidelijk ontstaan, neemt toe in omvang en is blijvend van
aard, eerder sprake van acuut demente
Stoornissen in intellectuele functes
Oordeelsvermogen
, -Realiteitsbesef= vermogen onderscheid te maken tussen interne denkbeelden en de eeterne
werkelijkheid
-Zelfinschatng= mate waarin een persoon inzicht heef in eigen onemogelijkheden en het in
staat zijn om passende doelen te stellen en te bereiken
-Normbesef= capaciteit om goed en slecht van elkaar te onderscheiden
-Decorumbesef= vermogen om een sociale situate correct in te schaten en zich passend
naar de situate te gedragen witzelsucht decorumverliese: voortdurende neiging tot
maken van ongepaste grappen, kenmerken als laesies in basale frontale hersenschors
-Oordeels- en kritekstoornissen= mogelijkheden over-ronderschaten, gebrek aan zelfritek
Ziekte-inzicht
-Ziektebesef= mate waarin iemand besef te lijden aan psychiatrische stoornis
-Ziekteverklaring= opvatngen die iemand heef over aard en oorzaken stoornis
-Ziektegedrag= manier waarop iemand niete handelt in reacte op symptomen die hij ervaart
Abstractevermogen= vermogen om te generaliseren en te classificeren, bij het oplossen van
problemen boven concrete, feitelijke en egocentrische manier van denken uit te stjgen
-Verminderd abstractevermogen= moeite met generaliseren en oplossen problemen op 1
niveau denken blijven steken
Eeecuteve functes= in prefrontale schors, in staat stellen ingewikkelde handelingen,
plannen van en aanzet maken tot handelingen, het in samenhang en in een logische volgorde
uitvoeren van die handelingen en controleren en eventueel stoppen ervan goede
aandacht en oriëntate, abstractevermogen en geheugen nodig
-Aandachtstekortstoornissen= moeite met organiseren taken en actviteiten
-Demente en psychotsche stoornissen schizofreniee
-Dyseeecutef syndroom= startenrstoppen gedrag verstoord, interne regulate verstoord
waardoor iemand afankelijk is van eeterne structuur, niet goed effectef gedrag plannen
Intelligente= vermogen om opgedane kennis op ratonele manier te gebruiken voor nieuwe
situates stoornissen door tekort in ontwikkeling achterstand intellectuele functese
-Verbale intelligente= capaciteit om symbolen en ideeën te gebruiken
-Praktsche intelligente= probleemoplossend vermogen, situates begrijpen en aan te pakken
-Sociale intelligente= mogelijkheid om van ervaringen te leren en met andere mensen om te
gaan
-Mentale achterstandrhandicap= licht IQ 50-70e, matg IQ 5-50e, ernstg IQ 20- 5e en diep
IQ <20e
Taal= geheel van tekens waarvan gebruik wordt gemaakt om gedachten te artculeren, te
ordenen en met anderen te communiceren
-Aanwijzingen taalstoornissen= moeizaam, weinig vloeiend, zonder melodie, intonate of
klemtoon spreken of spreken met weinig woorden, vage termen en fouten in grammatca
-Afasie= taalstoornis, verminderingrverlies van vermogen zich uit te drukken door middel van
spraak, schrif of tekens
o Eepressievermotorische afasie= onvermogen tot vinden en vormen van juiste
woordenrzinnen terwijl persoon weet wat hij wil zeggen broca-afasie, spreken op
telegrafische wijze, hersenbeschadiging linker frontale lob
o Recepteversensorische afasie= onvermogen om gesprokenrgeschreven woorden of
tekens te begrijpen stoornis waarnemene wernicke-afasie, gebrek taalbegrip en
producte, gebrek aan juiste woorden, hersenbeschadiging linker temporale lob
o Tactele afasie= onvermogen om voorwerpen te benomen bij betastng aleeie,
wanneer er begrip van geschreven taal verstoord is
o Aprosodie= onvermogen van persoon om niet-inhoudelijke aspecten van taal te
herkennen of tot uitdrukking te brengen respectevelijk recepteve aprosodie en
eepressieve aprosodie, ten gevolge van hersenlaesies
Rekenen= verbale actviteit, taalfuncte van invloed op capaciteit
, -Dyscalcullie= verminderde vaardigheid in rekenen, gevolg organische stoornis
-Acalcullie= totale verlies vermogen om getallen te onthouden of te rekenen
Stoornissen in eoorstelling, waarneming en zelfwaarneming= verbinding met omgeving
Voorstelling= iets voor de geest halen of oproepen in de fantasie, visueel karakter
hypnagoge voorstelling: levendige voorstelling vlak voor het inslapenrontwaken, nauwelijks
te onderscheiden van waarneming
-Intrusies= voorstellingen zich tegen de wil van betrokkene opdringen, realiteitsbesef intact,
hoge zintuiglijke levendigheid, moeilijk stoppenrveranderen herbelevingen van
psychotraumata of dwangvoorstellingen
-Agnosieën= omgeving correct waargenomen, maar herkenning verstoord, focale
hersenbeschadiging
o Visuele agnosie= onvermogen om voorwerpen te herkennen en te benoemen, terwijl
uiterlijke aspecten of de functe van voorwerp wel kan beschrijven zielsblindheide,
voorwerp wel benoemen na met ogen dicht betast te hebben
o Tactele agnosierstereoagnosie= niet in staat om door betastng voorwerpen te
herkennen tastblindheide
o Prosopagnosie= gezichten van hem bekende personen niet herkennen, wel stemmen
Waarneming= altjd sprake van zintuigelijke prikkels van buiten de hersenen
gewaarwording: bewustzijn van prikkeltoestand van een zintuig, prikkel in hersenen
-Zintuigstoornissen= afwijkingen van zintuigorgaanr specifieke deel zenuwstelsel, gestoorde
of ontbrekende waarneming
-Gewaarwordingsstoornis kwanttatef= stoornis in sterkte van waarneming
o Hyperesthesie= kwanttatef verhoogde gevoeligheid zintuigprikkels, sterke ervaring
o Burn-out= overspanningssyndroom, verhoogde prikkelgevoeligheid gepaard met
verhoogde emotonele gevoeligheid
o Hypesthesie= verlaagde gevoeligheid voor prikkelgewaarwording
o Anesthesie= totale afwezigheid prikkelbaarheid voor sensorische stmuli
-Gewaarwordingsstoornis kwalitatef
o Achromatopsie= 1 of meerdere kleuren niet meer waarnemen
o Dyschromatosie= 1 of meerdere kleuren anders waarnemen of onplezierige tactele
sensates
o Verstoring percepte ruimtelijke vormen= als kleiner micropsiee, groter macropsiee,
verder weg teleopsiee, dichterbij pelopsiee, lelijker kakopsiee of mooier kalopsiee
o Synesthesie= bepaalde prikkels in 1 zintuig gepaard met gewaarwording in ander
zintuig dat niet geprikkeld wordt
-Waarnemingsstoornissen= gestoorde betekenisverlening van waarneming, waarneming niet
in overeenstemming met werkelijkheid, gestoorde realiteitszin
o Illusie= foutef geïnterpreteerde waarneming, gewaarwording verkeerd opgevat
o Illusoire vervalsing= miskennen werkelijkheid, prikkels en gewaarwordingen normale
wijze ervaren maar op acteve wijze toegepast in eigen, gestoorde overtuiging
o Psuedohallucinate= verkeerde waarneming met alsof-beleving, geen prikkel
aanwezig maar persoon neemt toch iets waar
o Hallucinate= waarneming die niet berust op prikkel en gewaarwording, waarneming
niet te corrigeren
Visueleroptsche= organische stoornis en verlaagd bewustzijn, delirium
tremens, gebruik drugs, zien sterrenrvisioenen etc.
Auditeverakoestsche= stemmen, soms ander geluid gedachte-echo:
eigen gedachten als hallucinates
Olfactorische=ruikt iets zonder daarbij behorende stmuli
Gustatoire= proef zonder bijbehorende stmuli
Tactelerhaptsche= lichaamsgevoel van aanrakingen op huid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kelseybruins. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.