Wetenschapsfilosofie
USG2030
Bachelor 2, 2020-2021, periode 3
Wetenschapsfilosofie is onvermijdelijk als je in aanraking komt met onderzoek. Je hebt
het nodig om na te kunnen denken over de kwaliteit van het onderzoek van anderen, en
om zelf goed en consistent onderzoek te kunnen doen.
Elke onderzoeker maakt keuzes over het thema, de theorie en de methode van het
onderzoek, en ook over de presentatie van de resultaten. Wat vindt de onderzoeker
belangrijk om te onderzoeken en waarom? Wat zijn vragen die te beantwoorden zijn, en
wat voor vragen niet? Hoe denkt de onderzoeker dat je tot een antwoord kunt komen?
Dit betekent dat elke onderzoeker, impliciet of expliciet, een visie heeft op zowel de aard
van de werkelijkheid die onderzocht wordt als de manier waarop die werkelijkheid
onderzocht kan worden. Er zijn geen situaties waarin je geen keuzes maakt. Als je je niet
bewust bent van die keuzes is het gevaar wel dat je wetenschapsfilosofisch inconsequent
bent, waardoor de kwaliteit van je onderzoek in gevaar komt. Je bewust zijn van de
onderliggende assumpties is essentieel voor een academische houding tegenover kennis.
In de cursus wetenschapsfilosofie richten we ons op vijf belangrijke
wetenschapsfilosofische vragen die een onderzoeker moet beantwoorden. Elk van die
vragen zijn fundamentele dilemma’s; geen van de antwoorden erop is objectief
bewijsbaar ‘waar’. De vijf dilemma’s zijn:
1. Bestaat er een objectieve sociale werkelijkheid? Naturalisme vs.
Interpretativisme
2. Wat bepaalt menselijk handelen? Holisme vs. Reductionisme
3. Wat is de rol van waarneming en theorie in wetenschap? Redeneren vs.
Waarnemen
4. Moet goed onderzoek waardevrij zijn? Waardevrijheid vs. Normativiteit
5. Aan welke ethische eisen moet onderzoek voldoen? Consequentialisme vs.
Deontologie
Geen van deze dilemma’s is dichotoom; er zijn ook tussenposities. En hoewel sommige
van de antwoorden vaak in combinatie met elkaar voorkomen, zijn verschillende
combinaties mogelijk.
In de cursus leer je deze kerndilemma’s te begrijpen, en te herkennen hoe andere
onderzoekers zich tot de dilemma’s verhouden en de implicaties van de keuzes. De kern
is steeds de normatieve vraag wat de dilemma’s betekenen voor wat ‘goed’ onderzoek is.
Leerdoelen
Na afronding van deze cursus:
• heb je kennis en begrip van een aantal belangrijke wetenschapsfilosofische
, debatten in de sociale wetenschappen in het algemeen en de bestuurs- en
organisatiewetenschap (B&O) in het bijzonder;
• heb je inzicht in de fundamentele wetenschapsfilosofische veronderstellingen
achter onderzoek en onderzoeksmethoden;
• begrijp je de relevantie van wetenschapsfilosofische reflectie en posities, in het
bijzonder voor B&O-onderzoek;
• onderken je de implicaties van wetenschapsfilosofische debatten en posities voor
kennisclaims en methodologische beslissingen;
• heb je een eigen gefundeerd standpunt ontwikkeld als B&O onderzoeker ten
aanzien van de verschillende debatten en posities;
• kun je wetenschapsfilosofische kennis en begrip gebruiken voor het vormen van
een kritisch oordeel over eigen onderzoek en het onderzoek van anderen, met
inbegrip van de ethische aspecten daarvan.
Literatuur
Risjord, M. (2014). Philosophy of Social Science. A Contemporary Introduction, London:
Routledge.
Basso, A., C. Lisciandra en C. Marchionni (2017) ‘Hypothetical Models in Social Science’,
in: L. Magnani en T. Bertolotti (red.) Springer Handbook of Model-Based Science,
Cham: Springer International Publishing, pp. 413-433.
Durkheim, E. (2014). The rules of sociological method. And selected texts on sociology and
its method. New York: Simon and Schuster. Hieruit: hoofdstuk 1, ‘What is a Social
Fact?’
Ladyman, J. (2002). Understanding Philosophy of Science, London and New York:
Routledge. Hieruit: delen van hoofdstuk 2, ‘The Problem of Induction and Other
Problems with Inductivism’ en hoofdstuk 3, ‘Falsificationism’.
Rosenberg, A. (2015). Philosophy of social science. Boulder, CO: Westview Press. Hieruit:
delen van hoofdstuk 8, ‘European Philosophy of Social Science’, en hoofdstuk 13,
‘Research Ethics in Social Inquiry’.
Paperopdracht 40%
In de paper staat het uitwerken van een positie voor een concreet onderzoek centraal. Je
werkt in de paper een positie uit aan de hand van de betekenis daarvan voor het
onderzoeken van een B&O-onderwerp dat je zelf interessant vindt. De paper moet vóór
maandag 19 april 2021, 9.00 uur worden ingeleverd.
Paperopdracht
De paperopdracht is een wetenschapsfilosofische positionering in het kader van een
specifiek onderzoek. De vraag die je in de paper moet beantwoorden, is welke keuzes je
bij elk van de dilemma’s maakt en welke gevolgen die positie heeft voor de verschillende
onderdelen van het onderzoeksproces.
Om dat uit te werken, schrijf je de paper over een B&O-onderzoek dat je interessant zou
vinden om uit te voeren, bijvoorbeeld voor je bachelorscriptie. Op die manier kun je
concreter maken wat de betekenis van de dilemma’s is voor je keuze voor:
, - Het onderwerp van onderzoek.
- De onderzoeksvraag.
- De rol van theorie in het onderzoek.
- De onderzoeksmethode(n).
- Het soort conclusies dat je zou willen kunnen trekken.
De paper bestaat uit de volgende onderdelen:
a) Werk kort uit wat je zou willen onderzoeken en wat je daarmee zou willen
bereiken. Geef daarbij in elk geval aan wat de onderzoeksvraag van het mogelijke
onderzoek is, welke methoden je gebruikt en wat het doel van je onderzoek is.
(max. 500 woorden)
b) Bespreek voor elk van de dilemma’s, op basis van de literatuur uit de cursus, de
positie die je inneemt, leg uit waarom je vindt dat die positie het beste past bij het
onderzoek dat je voorstelt en bespreek de gevolgen van die positie voor de
verschillende onderdelen van het onderzoek (zie hierboven). Bij de ethiek van
onderzoek gaat het om een paragraaf waarin je ingaat op de ethische aspecten
van je voorgestelde onderzoek. Let erop dat je positionering consistent is met
wat je onder a) hebt uitgewerkt.
Criteria
De beoordeling vindt vooral plaats op basis van de vraag of je de inzichten uit de
dilemma’s op een overtuigende en consistente manier kunt toepassen op het onderzoek
5
dat je wilt gaan uitvoeren. Onderdeel b) is daarmee verreweg het belangrijkste deel van
de paper. In het uitwerken van je positie is een belangrijk criterium dat je met behulp
van de literatuur uit de cursus laat zien/betoogt dat deze positie goed overdacht en
consistent is.
De paper moet een coherent geheel vormen en taalgebruik, opbouw en lay-out
moeten correct, logisch en overzichtelijk zijn (en dit telt ook mee in de beoordeling).
Literatuurverwijzingen moeten kloppend en volgens de richtlijnen van de opleiding zijn.
De opdracht heeft een omvang van maximaal 2500 woorden (exclusief titelpagina en
literatuurlijst, maar inclusief de literatuurverwijzingen in de tekst) en moet vóór 19
april 9.00 uur worden ingeleverd. De paper wordt op twee manieren ingeleverd: via de
inleverpagina op Blackboard en via e-mail bij de leergroepdocent.
6
Planning
Week Datum Tijd Activiteit Onderwerp Voorbereiding
7 16 feb Vanaf 9.00 HC-clips online Introductie Lezen:
, 17 feb 9.00-12.45 Subgroepen Risjord, H1 (helemaal)
8 23 feb Vanaf 9.00 HC-clips online Bestaat er een Lezen:
objectieve sociale Risjord, H3
24 feb 9.00-12.45 Subgroepen werkelijkheid? (helemaal), H4
Naturalisme vs. (m.u.v. paragraaf
13.30-14.30 Weekopdrac Interpretativisme 4.3) en H9 (alleen
ht groepjes paragraaf 9.2)
26 feb Vóór 17.00 Inleveren
weekopdrach
t
9 2 mrt Vanaf 9.00 HC-clips online Wat bepaalt Lezen:
menselijk Risjord, H4 (alleen
3 mrt 9.00-12.45 Subgroepen handelen? Holisme paragraaf 4.3) en
vs. reductionisme H6 (m.u.v.
13.30-14.30 Weekopdrac paragraaf 6.4)
ht groepjes Durkheim, ‘What
is a Social Fact?’
5 mrt Vóór 17.00 Inleveren Rosenberg H8 (zie
weekopdrach bij week 9 voor
t details)
10 9 mrt Vanaf 9.00 HC-clips online Wat is de rol van Lezen:
waarneming en Ladyman, H2
10 mrt 9.00-12.45 Subgroepen theorie in (inleiding en
wetenschap? paragraaf 2.1) en H3
13.30-14.30 Weekopdrac Redeneren vs. (deels; zie bij week
ht groepjes Waarnemen 10) Basso et al.,
‘Hypothetical models
12 mrt Vóór 17.00 Inleveren in social science’
weekopdrach (deels)
t
11 16 mrt Vanaf 9.00 HC-clips online Moet goed Lezen:
onderzoek Risjord, H2
17 mrt 9.00-12.45 Subgroepen waardevrij zijn? (helemaal)
Waardevrijheid Rosenberg, H8
13.30-14.30 Weekopdrac vs. (alleen de
ht groepjes Normativiteit paragraaf “Critical
theory”)
19 mrt Vóór 17.00 Inleveren
weekopdrach
t
12 23 mrt Vanaf 9.00 HC-clips online Aan welke ethische Lezen:
eisen moet Rosenberg, H13
24 mrt 9.00-12.45 Subgroepen onderzoek (helemaal)
voldoen?
13.30-14.30 Weekopdrac Consequentialisme
ht groepjes vs. Deontologie
26 mrt Vóór 17.00 Inleveren
weekopdrach
t
13 30 mrt Vanaf 9.00 HC-clips online Implicaties van Opnieuw lezen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller christabac. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.