Leerdoelen:
- Wat zijn de verschillen in behoefe/gebruik van opvoedingsondersteuning en zorg bij allochtonen en
autochtonen?
- Sluit het aan op hun behoefen?
- Is het belangrijk om rekening te houden met culturele achtergrond?
Leerdoel 1: Wat zijn de verschillen in behoefee/ebrrii van opvoedin/sondersternin/ en zor/ bij allochtonen
en artochtonen?
Smorter (2015). De Correspondent.
De kritiek in een notendop: het ontbreeit De Correspondent aan diversiteit. Ze zouden een ‘wite blik’ op de
wereld hebben. Nu willen ze juist transparant zijn over hun journalistieke prioriteiten. Bovendien hopen ze
nieuwe stemmen te leren kennen die ze via de nu gebruikelijke kanalen nog niet zo makkelijk konden bereiken.
Ze hebben het belang van diversiteit te lang onderschat. Een veelgehoord argument tegen diversiteitsbeleid is
dat je mensen niet zou moeten kiezen op grond van hun achtergrond of afomstt maar op grond van hun
kwaliteiten. Voor De Correspondent geldt: iemands achtergrondt afomst en wereldbeeld is een kwaliteit.
Kwaliteit is en blijf dus hun belangrijkste selectiecriteriumt maar ze wegen wel andere achterliggende
prioriteiten mee.
Om hun rol als informatiebron voor burgers in een democratie te kunnen vervullent moeten ze de burgers in
die democratie ook zo goed mogelijk vertegenwoordigen. Dat gebeurt nu onvoldoende. In totaal is 12% van de
Nederlanders een Nederlander van kleur. Op Nederlandse nieuwsredacties is dat 3%t en bij de Correspondent
is dat 0%. Daar gaan ze actief verandering in brengen. Het afgelopen jaar zijn al een aantal zaken veranderd:
Ze brachten een paar kleinet maar belangrijke veranderingen aan in het stijlboek. Wanneer ze het over
'zwarten' hebbent hebben ze het tegenwoordig ook over 'witen' (in plaats van 'blanken'). En: in plaats
van over 'allochtonent' 'nieuwe Nederlanders' of een andere term van die strekking hebben ze het nu
over Somalische Nederlanderst Afghaanse Nederlanderst Marokkaanse Nederlanders etc.
Ze nodigden vertegenwoordigers van verschillende migrantengroepen uit op de redactie. Eerst
Afghaanse Nederlanderst daarna Somalische Nederlanders. En meer groepen zullen volgen.
Ze vroegen journaliste Laila Ezzeroili de stille emancipatie van Marokkaans-Nederlandse vrouwen te
beschrijven; lieten onderzoeksjournalist Hind Fraihi de opkomst van - en weerstand tegen - het
Arabisch feminisme in kaart brengen en vroegen oud-politicus ofk Dibi wite Nederlanders inzicht te
geven in hun 'onopgemerkte privileges.'
Ondertussen voerde Lex Bohlmeijer podcastgesprekken met belangrijke voorlopers in de strijd tegen
institutioneel racisme en voorvechters van diversiteitt zoals Zihni Ö zdil en Mitchell Esajas.
Een beginnetjet maar nog lang niet genoeg. Daarom zeten ze nu concrete stappen:
De twee vacatures voor nieuwe correspondenten die ze nog open hebben staant blijven onvervuld
totdat ze kandidaten hebben gevonden die hen helpen een betere afspiegeling van de samenleving te
worden.
Ze gaan anders en actiever zoeken naar deze nieuwe correspondenten. Hoe? Door een netwerk van
scouts op te zeten dat actief voor hen gaat zoeken naar talent buiten de bekende kringen. Dit
netwerk zal hen ook adviseren bij de stap die daarop volgt: het scheppen van een klimaat waar
diversiteit goed gedijt.
Ze gaan proefplekken en trainingen aanbieden aan mensen zonder journalistieke ervaringt die wel
journalistieke ambities hebben.
Ze gaan ook hun netwerk aan gastcorrespondenten diverser maken.
SCP (2010) Naar Hollands /ebrrii? (15-19, 21-38)
Diversiteit in het jeugdbeleid
In 2010 wonen er ruim 800.000 jeugdigen van niet-westerse herkomst in NL. De grootste groepen zijn van
Marokkaanse en urkse herkomst. Verreweg de meeste niet-westerse migranten onder de 25 jaar zijn in
,Nederland geboren en behoren tot de tweede generatie. Soms wordt wel gezegd dat er tegenwoordig al veel
niet-westerse jeugdigen zouden zijn die tot de derde generatie horen: dat aantal groeit welt maar is nog altijd
bescheiden.
Kinderen en jongeren van niet-westerse herkomst krijgen beleidsmatig veel aandacht. Daarbij gaat het bijv. om
de achterstand die zij hebben in het onderwijst de relatief hoge jeugdwerkloosheid en hoge criminaliteitscijfers.
In de nota Alle kansen voor alle kinderen (2007) staat het beleidsprogramma beschreven van het ministerie
Jeugd en Gezin. Centraal hierin stond dat alle kinderen en jongeren kansen moeten krijgen om zich goed te
kunnen ontwikkelent ongeacht hun culturele achtergrond of handicap. Migrantenkinderen en hun ouders
moeten even goed bereikt worden door algemene voorzieningen als autochtone Nederlanders.
Monitor diversiteit in het jeugdbeleid
Het CBS en het SCP voeren samen een monitor uit. Deze heef betrekking op de doelen van het
beleidsprogramma Diversiteit in het Jeugdbeleidt namelijk het bereik van de voorzieningen: worden
migrantenjeugdigen en hun ouders even goed bereikt als autochtone jeugdigen en hun ouders? Bij het
ontwerp van de monitor is aangesloten op de dimensies uit het beleidsprogramma Alle kansen voor alle
kinderen. Zoals gezegd moeten alle kinderen en jongeren volgens dit beleidsprogramma kansen krijgen om zich
goed te kunnen ontwikkelen. De zes voorwaarden die hiervoor zijn opgesteldt zijn in de monitor samengevoegd
in vier thema’s:
- Opgroeien in het gezin (veilig opgroeien)
- alenten ontwikkelen en de overgang naar werk (steentje bijdragen aan de maatschappijt talenten
ontwikkelen en goed voorbereid zijn op de toekomst)
H - Fysieke en mentale gezondheid (gezond opgroeien)
H - Vriendschappent vrijetijdsbestedingt relaties en seksualiteit (plezier hebben).
H
H In volgorde van de 4 dimensies is gekozen voor een naderende studie van het gebruik van de volgende
H voorzieningen:
H - Formele opvoedin/sondersternin/
H - Speciale onderwijsvoorzieningen
H - De huisarts
H - Voorzieningen op het gebied van seksuele gezondheid
Opzet en werkwijze
Verschillen in het gebruik van voorzieningen kunnen tal van oorzaken hebben. Deze zijn te zien in het fguur.
Allereerst is het van belang om na te gaan voor wie de voorzieningen bedoeld zijn: wie vormen de doelgroep
van een bepaalde voorziening. De verschillen in omvang van de doelgroep van de voorziening kunnen
gerelateerd zijn aan
achter/rondienmerien. Niet iedereen
voor wie de voorziening bedoeld ist
maakt er ook daadwerkelijk gebruik
van.
In deze studie wordt aandacht besteed
aan een drietal factoren die hier een
verklaring voor kunnen vormen:
achtergrondkenmerkent de houding en
aanzien van de voorziening en de
(on)toegankelijkheid ervan.
De achter/rondienmerien kunnen
direct verbonden zijn aan het gebruik van de voorzieningt maar ook indirect via de houding en de
(on)toegankelijkheid. Zo kan een verschil in opleidingsniveau doorwerken in de kennis die jongeren of hun
ouders hebben van bepaalde voorzieningent maar ook samenhangen met een verschil in houding tegenover
professionals. Of jeugdigen de voorziening zullen gebruiken wordt mede bepaald oor de hordin/ die zij hebben
ten aanzien van de voorziening. De (on)toe/anielijiheid van voorzieningen speelt eveneens een rol: jeugdigen
moeten in staat zijn de voorzieningen te gebruiken en het aanbod moet passend zijn.
Bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen wordt geconcentreerd op autochtone Nederlanders en die 4
, grootste niet-westerse migrantengroepen: urkset Marokkaanset Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders.
Formele opvoedingsondersteuning
Opvoeding verloopt niet altijd even gemakkelijk en kan bij ouders vragen oproepen of zorgen baren. Zij kunnen
dan baat hebben bij ondersteuning. Vaak wordt gesteld dat niet-westerse migrantenouders in vergelijking met
autochtonen onvoldoende bereikt worden door formele opvoedingsondersteuning: ze hebben meer
opvoedingsproblement maar doen niet vaker een beroep op opvoedingsondersteuning. Binnen de groep niet-
westerse migranten hebben ouders met
een Surinaamse of Antilliaanse
achtergrond vaker dan gemiddeld hulp
gezochtt terwijl Marokkaans- en urks-
Nederlandse ouders dit juist minder vaak
hebben gedaan. Dit hoofdstuk biedt meer
zicht op verschillen tussen ouders van
diverse herkomst met betrekking tot het
gebruik van formele
opvoedingsondersteuning. De steekproef
bestaat uit 1857 ouders met
thuiswonende kinderen van 0-17 jaar.
Gebrrii van opvoedin/sondersternin/
Literatuur wijst erop dat het aanbod van formele opvoedingsondersteuning weinig niet-westerse
migrantenouders bereikt in vergelijking met
autochtone Nederlanders. Vooral
migrantenouders die de Nederlandse taal
slecht beheersen dan wel laagopgeleid zijnt
maken niet of nauwelijks gebruik van het
bestaande aanbod van
opvoedingsondersteuning. Vooral de urkse
en Marokkaanse Nederlanders maken weinig
gebruik ervan. Ook hebben opvoedingsondersteunende programma’s een laag bereik in deze twee groepen.
Ouders met een Caribische achtergrond zoals Surinaams-Nederlandse ouders zouden meer gelijkenis vertonen
met autochtoon Nederlandse ouders: doen vaker beroep op formele opvoedsteun. Het totale aandeel niet-
westerse ouders die gebruik heef gemaakt van opvoedingsondersteuning is vrijwel gelijk aan het percentage
autochtoon Nederlandse ouders dat hulp of advies heef gezocht.
Waar zoeken ouders hulp of advies? De
meeste ouders met zorgen over hun
kinderen hebben zich voor hulp of advies in
de eerste instantie gewend tot
professionals in
eerstelijnszorgvoorzieningen. Vooral de
huisarts is door ouders vaak geraadpleegd.
Migrantenouders verschillen van autochtone ouders als het gaat om de plekken waar zij advies of hulp zoeken.
Autochtoon Nederlandse ouders hebben zich vaker gewend tot beroepskrachten in de eerstelijnszorg dan niet-
westerse migrantenouderst terwijl niet-westerse migrantenouders vaker gebruik hebben gemaakt van
tweedelijnsvoorzieningen.
Verhordin/ trssen het /ebrrii van opvoedin/sondersternin/ en opvoed- en op/roeiproblemen
Uit de regressieanalyse blijkt dat het gebruik van formele opvoedingsondersteuning samenhangt met de
opvoedbeleving van ouderst psychosociale problemen bij kinderen en een aantal achtergrondkenmerken. Als
rekening wordt gehouden met deze determinanten blijkt dat ouders met urkse of Marokk achtergrond
signifcant minder vaak hulp hebben gezocht bij de opvoeding dan vergelijkbare autochtoon Nederlandse
ouders. Dit kan dus niet worden verklaard door verschillen in achtergrondkenmerkent opvoedbeleving en de
aanwezigheid van psychosociale problemen bij kinderen. Ouders met urkse of Marokk achtergrond maken
onvoldoende gebruik van opvoedingsondersteuningt terwijl er bij deze ouders meer onzekerheden leven en er
vaker problemen voorkomen bij hun kinderen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur psychologiestudent1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour $5.96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.