Overgangsrecht
Art. 1 lid 1 Sr – hoofdregel: verbod op terugwerkende kracht van strafepalingen
Art. 1 lid 2 Sr – uitzondering:overgangsrecht: gewijzigde strafepaling mag terugwerken indien
deze gunstger is voor de verdachte
Twee situates denkbaar, verschillende benaderingen vereist:
1. Veranderingen in de DO of het vervallen van de strafaarstelling
2. Veranderingen in sanctonering
Situatie 1: veraneering in ee DO/vervallen strafbaarstelling
Eerst vaststellen of sprake is van (2) verandering van (1) wetgeving
(1) Is er wetgeving? (materiële uitleg)
- Wetgeving die strafepalingen en de strafedreigingen betref, dus de strafwet (formele leer)
- én wetgeving uit andere rechtsgebieden (materiële leer)
(2) Is er een verandering? (beperkte uitleg)
- Vereist is een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van de
onderwerpelijke gedraging (De Hullu, zevende druk, p. 133)
Indien ja, dan vaststellen of toepassing van de nieuwe wet gunstger is voor de verdacht
(3) Is er een verandering van wetgeving die gunstger is voor de verdachte?
- Ruimere DO is ongunstger dan een engere
- Niet strafaarheid is gunstger dan strafaarheid
- Overtreding is gunstger dan een misdrijf
Indien ja: nieuwe wet van toepassing (terugwerkende kracht)
Situatie 2: veraneering in sanctionering
Een wijziging in sanctonering is verandering van wetgeving. In dat geval moet meteen de vraag
worden beantwoord: Is toepassing van de nieuwe wet gunstger voor de verdachte?
- HR Lex Mitor: niet meer toetsen aan de maatstaf van gewijzigde inzicht omtrent de
strafwaardigheid van het gedrag maar meteen kijken op toepassing van de veranderedewet
gunstger is voor de verdachte.
Zo ja, dan terugwerkende kracht
Artt. 348-3350 S
Art. 350 SV:
1. Kan het ten laste gelegde bewezen worden? (bewijs ten laste gelegde delictsbestanddelen en
feiten).
2. Is het bewezenverklaarde strafaar? (kwaliicate)
3. Is het gekwaliiceerde en bewezenverklaarde aan de schuld van de verdachte te wijten (strug)
4. Welke sancte moet worden opgelegd?
Kwalificatieperikelen
- Indien het gepleegde feit niet tot strafaarheid onder de nieuwe wet leidt: dan OVAR wegens niet
kwaliiceerbaarheid (gunstger voor de verdachte)
- Indien ook de nieuwe wet is overtreden, dan kwaliicate naar oude wet (nieuwe wet is immers niet
gunstger voor de verdachte)
- Resultaat is dus bij 2e materiële vraag: ofwel kwaliiceren wegens overtreding van de oude wet,
ofwel OVAR
-Kwaliicate onder de nieuwe wet is dan dus per deinite uitgesloten
- Indien kwaliicate naar de oude wetgeving, dan tweede keuze vereist bij 4 e materiële vraag
(sanctonering: indien de nieuwe gunstger is, dan wordt die toegepast (dan geen TWK)
,Rechtsmacht (juriseictiee
De macht om strafweten te maken, de macht om te vervolgen, te berechten en te bestrafen
‘’een staat drukt met het vestgen van rechtsmacht zijn band met en gepleegd SF uit of met de
daarbij betrokken personen’’
Territoriale rechtsmacht
- Plaats van het gegane delict is NL
> Territorialiteit sgesinsel (soevereiniteit): art. 2 Sr
> Vlagbeginsel: art. 3 Sr*
Extraterritoriale rechtsmacht
- Bepaalde (aard) delicten (gepleegdSF)
Beschermingsbeginsel (art. 4 Sr)
Vlagbeginsel (art. 6 Sr)
- Bepaalde personen (daders en slachtsofers)
Passief natonaliteitsbeginsel (art. 5 Sr)
Actef natonaliteitsbeginsel (art. â en 8 Sr)
Casus Feestje
- Amber heef de Nederlandse natonaliteit
- Danielle is Belgisch
- Feit (art. 28â Sr) is in Dessen (België) begaan
- Doodsla wordt ten laste gelegd
Theorie
Nu het feit in het buitenland is begaan is territorialiteit als uitgangspunt is niet aan de orde. Dat
rechtsmachtsbeginsel leg je dus nu niet uit. Nu het slachtofer geen Nederlandse natonaliteit heef is
het passief natonaliteits- (of personaliteits)beginsel ook niet aan de orde. De dader heef echter wel
de Nederlandse natonaliteit en dan komt het actef natonaliteits- (of personaliteits-) beginsel in
beeld (art. â lid 1 Sr) want op grond daarvan zou Nederland rechtsmacht kunnen hebben indien aan
de daar genoemde voorwaarden is voldaan te weten. Wat zijn die voorwaarden aldaar genoemd?
- Het feit is in het buitenland begaan
- De dader heef de Nederlandse natonaliteit of dader is vreemdeling met een vaste woon- of
verblijfplaats in Nederland
- Dubbele strafaarheid (misdrijf in Nederland én SF in buitenland)
Toets: toetsing van deze feiten aan de voorwaarden laat zien dat aan de voorwaarden is voldaan (de
eerste twee voorwaarden spreken voor zich en aan de derde voorwaarde is ok voldaan omdat
doodslag een misdrijf is naar Nederlands recht (het staat in Boek II WvSr). De Belgische wetgever
heef – naar men mag aannemen – ook straf gesteld op dit gedrag (een ander opzetelijk doden).
Conclusie
Nederland heef ogv art. â lid 1 onder 1 Sr (actef natonaliteitsbeginsel) rechtsmacht ten aanzien van
het strafare feit en het OM is dus ontvankelijk in de vervolging.
WC2: Causaliteit en weeerrechtelijkheie
Leer van ee reeelijke toerekening
HR Letale longembolie: leer van de redelijke toerekening is de heersende leer. Een letale
longembolie na zwaar letsel bij een ernstg ongeval is niet van zodanige aard dat het overlijden niet
meer in redelijkheid aan de verdachte kan worden toegerekend.
Causale keten:
,Aanrijding door verdachte – zwaar letsel bij SO – gedwongen bedrust voor SO – trombose bij SO –
longembolie bij SO – overlijden SO
HR Niet-3behaneelee longinfectie
De dood van het SO ligt, ondanks de letale longembolie (of niet-behandelde longinfecte), niet te ver
verwijderd van de gedraging van de verdachte.
Aeequatietheorie
Theorie/leer van de adequate veroorzaking: voorzienbaarheid
Aanvankelijk: subjecteve voorzienbaarheid (vooraf voor de dader te voorzien of ten tjde van de
gedraging voor de dader te voorzien)
Later: een mee objecteve invulling (HR Spoorwegovergang): paniekreactes van slachtsofers zin naar
algemene ervaringsregels redelijkerwijs te voorzien en daarmee was de botsende automobilist de
adequate veroorzaker van het gevolg, het zware letsel van de man in paniek.
De adequatetheorie, die bedoeld was om de rechter te helpen bij zin beslissing werd een ballast: de
rechter probeerde een beslissing zo te formuleren dat deze paste in een bepaalde
causaliteitstheorie, aldus Roling in De Hullu, p. 185.
Coneicio sine qua non
Gedrag van verdachte is (redelijkerwijs) een onmisbare (natuurwetenschappelijke) voorwaarde voor
het gevolg CSQN:
- te weinig selectef vermogen (boek, p. 183)
- Wel bruikbaar als drempel
- Tenzij onzekerheid over de onmisbare voorwaarde bestaat
Dan: zie Groninger HIV-zaak (leer van de redelijke toerekening)
Indien een CSQN niet kan worden aangewezen is het voldoende als:
- Het gedrag een onmisbare voorwaarde kan hebben gevormd en
- Het gevolg met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de verdachte zou zijn
veroorzaakt
Causa proxima en relevantietheorie
Leer van de causa proxima: de dichtst tegen het gevolg aanliggende natuurwetenschappelijke
oorzaak is de oorzaak
Relevantetheorie: die oorzaak die in de optek van de wetgever als de meest relevante oorzaak geldt
(teleologische interpretate)
HR Dood door vrijheidsberoving
Weeerrechtelijkheie
Van Veen: enge invulling: facetwederrechtelijkheid
Betekenis van begrip W varieert al naar gelang de DO waar het in staat (varieert het door de
context van de DO)
zonder toestemming, zonder vergunning, etc.
HR: ruime invuling. ISM het recht (HR Dreigbrief)
De Hullu: (1) onrechtmatgheid (2) die wegvalt bij een RVG
WC3: Opzet
Opzet algemeen
Regel 1: opzet is in beginsel kleurloos
Regel 2: opzet is in beginsel gericht op alle bestanddelen na het BD opzet
,Uitzondering regel 1: als opzet boos is
Uitzondering regel 2: als ‘’opzetelijk en wederrechtelijk’’ in de DO staat
Weeerrechtelijkheie
Van Veen: facetwederrechtelijk
Betekenis van begrip W varieert al naar gelang de DO waar het in staat (varieert het door de context
van de DO) zonder toestemming, zonder vergunning etc.
Hoge Raad: ISM het recht (HR Dreigbrief)
De Hullu: (1) onrechtmatgheid (2) die in het wegvalt bij een RVG
Opzet en W als BD
Opzetelijk (,) wederrechtelijk: opzet is boos (vb. art. 282 Sr)
Opzetelijk en wederrechtelijk: opzet is kleurloos (vb. art. 350 Sr)
Opzet: wetens en willens in ee wet omschreven gevolg bewerkstelligen
Wetelijke opzetvormen (staan in de d.o.)
• Oogmerk (art. 310 Sr)
• Opzetelijk (art. 350 en 28â Sr)
• Wetende dat (art. 416 Sr)
• Ingeblikt opzet (art. 242 Sr)
Feitelijke opzetvormen (blijken uit de feiten in de casus)
• Oogmerk
• Zekerheids-/noodzakelijkheidsbewustzijn
• Voorwaardelijk opzet
Feitelijke opzetvormen Wettelijke opzetvormen
↓ ↓
voorwaardelijk opzet - bewijst wetende dat opzetelijk, of ingeblikt opzet
oogmerk - bewijst oogmerk + alle andere varianten
opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn - bewijst oogmerk + alle andere varianten
oorwaareelijk opzet: de ondergrens
1) Wetens en willens
2) een aanmerkelijke kans op het in de d.o. verboden gevolg
3) aanvaarden
NB: De Hullu:
1) bewuste aanvaarding van
2) een aanmerkelijke kans op het in de d.o. verboden gevolg,
Ad 2: een aanmerkelijke kans?
De naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans is de in de gegeven omstandigheden reële
niet onwaarschijnlijke kans.’ (HR Bijtende Honden).
Of gedraging de aanmerkelijke kans op bepaald gevolg in leven roept, hangt af van omstandigheden
van het geval, waarbij betekenis toekomt aan aard van de gedraging en omstandigheden waaronder
deze is verricht (HR Slaan met pistool). Die kans is niet afankelijk van de aard van het gevolg, het
moet altjd gaan om naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans (HR HIV-I).
De nadere ijkpunten voor de aanmerkelijke kans komen voor een belangrijk deel overeen met de
objectverende maatstaven voor het aanvaardingsvereiste.
Objectveren
Ad 1 en 3:
• Weten en willen, bewust aanvaarden (of beogen) mag worden
geobjectveerd indien geen direct inzicht bestaat omtrent hetgeen
ten tjde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, tenzij
, contra-indicates niet kunnen worden weerlegd.
• Hoe wordt dan geobjectveerd? Door middel van het
normaliteitssyllogisme en/of de uiterlijke verschijningsvorm van de
gedraging:
• Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden
aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het –
behoudens contra indicates – niet anders kan zijn dan dat de verdachte (de
aanmerkelijke kans op) het betrefende gevolg heef aanvaard.
Voorbedachte raad: HR Voorbedachte Raad
• indien een verdachte de gelegenheid heef gehad na te denken over
de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad
• en zich daarvan rekenschap te geven.
• de vaststelling dat de verdachte voldoende tjd heef gehad (…)
behoef de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicates
een zwaarder gewicht toe te kennen.
WC4: Culpa
(3) verwijtbaar (2) aanmerkelijk (1) onvoorzichtg gedrag
Dader kan anders handelen (kunnen vermijeen) daar waar hij anders moet handelen (moeten
vermijden)
Objectieve culpa: (1e onvoorzichtigheie
• Voorzienbaarheid: de verdachte moest kunnen voorzien dat bepaald gedrag (handelen of nalaten)
onvoorzichtg zou zijn en tot bepaalde gevolgen heef kunnen leiden (boek p. 268).
• In het verkeersrecht is de voorzienbaarheid in belangrijke mate geobjectveerd.
• Wederrechtelijkheid (schending rechtsplicht, afwezigheid van rechtvaardigingsgronden, nemen van
een ongeoorloofd risico, zie HR
Leestafelzooien, HR Verpleegster)
• Garantenstellung kan hier al van invloed zijn
Objectieve culpa: aanmerkelijke mate
Culpa lata is vereist, culpa levis is niet voldoende: de fout moet groot zijn. Toeval is geen culpa, een
lichte kleine fout ook niet. De fout moet groot zijn (HR Verpleegster)
• Het gaat om een aanmerkelijk tekortschieten
• HR Black-out: het geheel van de gedragingen van de verdachte en de aard en de ernst van de
omstandigheden van het geval zijn van belang
• Gebruik de criteriumiguur van de gemiddeld voorzichtge mens als meetlat.
Subjectieve culpa: verwijtbaarheie
Anders moeten handelen impliceert al snel anders kunnen handelen:
tenzij er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn (bv schulduitsluitngsgrond)
• HR Verpleegster: geen uitzonderlijke omstandigheden die de
onvoorzichtgheid toch acceptabel konden maken
• Knigge bij HR Black-out: pas als verwijtbaarheid vanwege uitzonderlijke situates ontbreekt, dan
moet het voorlopig oordeel worden bijgesteld
• Verwijtbaar gedrag is dus kunnen vermijden van gedrag dat vermeden had moeten worden.
Roekeloosheie
(1) een buitengewoon (exceptoneel) onvoorzichtge gedraging van de verdachte en
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller robertoreinaldohaak. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.