De financiën in balans
Hoofdstuk 4, paragraaf 1
DE START VAN EEN EIGEN BEDRIJF
Als je een eigenbedrijf wilt beginnen moet je een investeringsbegroting maken
met een investeringsbegroting maak je een inschatting hoeveel geld je nodig
hebt om een eigen zaak te kunnen beginnen. De inventaris van je bedrijf
bestaat uit de kassa, toonbank, tafels, stoelen enz. De voorraadgoederen
bestaan uit bijvoorbeeld: koffie, limonade, koekjes enz. Je moet ook even
inschatten wat de totale waarde van alle bezittingen van het bedrijf zijn, dat
noem je het totaal vermogen. Behalve dat de bank een investeringsbegroting
wilt, wilt de bank ook de resultatenbegroting. De resultatenbegroting geeft
een overzicht van de verwachten toekomstige kosten en opbrengsten. Met de
resultatenbegroting kan de bank inschatten of je instaat bent om de lening later
weer terug te betalen.
De brutowinst bereken je als volgt: Je haalt het geld wat je in je bedrijf moet
stoppen voor bijvoorbeeld eten en drinken van de omzet (zonder btw) af. Dat is
dan de inkoopwaarde van de omzet. Het verschil noem je de brutowinst. Dus
de omzet – de inkoopwaarde van de omzet = de brutowinst. De nettowinst
bereken je als volgt: allerlei andere kosten zoals rente, gasrekening en huur moet
je ook nog betalen. Dat zijn afschrijvingskosten. Bij elkaar noem je het de
bedrijfskosten. Dus de brutowinst – alle bedrijfskosten = de nettowinst.
De bank bekijkt je investeringsbegroting en resultatenbegroting. Op basis van
deze cijfers is de bank bereid om je een lening te geven. Als de bank je niet je
totale vermogen uitleent moet je zelf ook nog wat geld bijleggen. Als dat is
geregeld is je financieringsplan rond. Het geld wat je zelf in je zaak hebt
geïnvesteerd, noem je je eigen vermogen. Het geleende geld van de bank,
noem je het vreemd vermogen. Eigen vermogen + vreemd vermogen = het
totale vermogen. Het aandeel eigen vermogen kan toenemen als je
bijvoorbeeld een nieuwe oven koopt voor je restaurant. Totale
financieringsbehoefte = al het geld wat je in je bedrijf steekt (ook van de
bank).
Eindopdracht
a. 450.000 (Inkoopwaarde van de omzet) : 300 (prijs per laptop) = 1500 laptops
b. 13% van 450.000 = 4500 x 13 = €58500
c. Je koopt meer in als je meer gaat verkopen, om de voorraad op peil te houden. Inkoop en
verkoop gaan dus gezamenlijk mee op en neer. Vandaar dat de verkoopkosten als percentage
van de inkoopwaarde van de omzet kunnen worden uitgedrukt.
d. A. 900.000 (omzet) – 450.000 (inkoopwaarde van de omzet) = €450.000
B. zie vraag b
C. 292.500