Nuts-maximaliserend gedrag: uit de keuzemogelijkheden zullen de mensen het alternatief
kiezen dat gegeven hun voorkeuren beste is -> levert hoogste nut op
Nut = mate van behoeftebevrediging van het individu
Maatschappelijke welvaart = welbevinden/ nut van alle individuen gezamenlijk
Indifferentiecurven: een weergave van de goederencombinaties waartussen een individu
indifferent is. Het gaat hier om de veronderstelling dat er meer wordt geprefereerd boven
minder. Een hoger gelegen indifferentie representeert een hoger nutsniveau. Een
lagergelegen indifferentie cure een lager nutsniveau.
Wederzijds voordelige ruil = individuen zijn beide beter af dan vooraf
Wanneer de indifferentiecurven van beide individuen gezamenlijk in een figuur
worden gevoegd = Edgeworth-box
o Voor elk punt wat tussen de twee indifferentiecurven in ligt is sprake van
wederzijds voordelige ruil
Meetbaarheid van nut:
Ordinale schaal = er kan alleen betekenis worden toegekend aan het groter of kleiner zijn
van getallen. Aan het verschil tussen getallen kan geen betekenis worden toegekend
Cardinale schaal = ook aan de verhouding tussen twee getallen kan een betekenis worden
toegekend.
Transactiekosten: kosten die gepaard gaan met het opstellen, afsluiten en (doen) naleven
van overeenkomsten. -> Deze kosten vloeien voort uit activiteiten die moeten worden
verricht als men als koper of verkoper wil optreden.
Consumentensurplus = ½ X (Prijs wat consument bereid is maximaal te betalen – Prijs wat
consument daadwerkelijk heeft betaald) X aantal producten.
Producentensurplus = ½ X (Prijs waarvoor producent product verkoopt – Prijs wat producent
minimaal voor zijn product wil hebben)
Bij elkaar opgeteld = hoogst haalbare gezamenlijk ruilvoordeel
, TW = TO – TK TW = totale winst
TO = totale opbrengst
TK = totale kosten
TK = CK + VK CK = constante kosten
VK = variabele kosten
CK = TK – VK Winst maximaliseren
GTK = GCK + GVK GTK = gemiddelde totale kosten
GCK = gemiddelde constante kosten
GVK = gemiddelde variabele kosten
TO = Q X P Q = totaal aantal eenheden die hij van het
goed verkoopt
P = Prijs per eenheid goed
MO (marginale opbrengst) Verandering in de totale opbrengst die
optreedt als de aanbieder 1 extra eenheid
van het goed verkoopt
MK (marginale kosten) Verandering in de totale kosten indien de
aanbieder 1 extra eenheid produceert.
Marktfalen = indien een markt niet tot uitkomst leidt die efficiënt is
4 vormen van marktfalen
Externe effecten
Collectieve goederen
Onvolledige mededinging
informatiegebreken
a. Externe effecten
voor- of nadelen verbonden aan de consumptie/ productie van een goed, die
toevallen aan anderen dan de directe consumenten/ producenten van het goed,
zonder dat daar een tegenprestatie tegenover staat
- positieve externe effecten: meeprofiteren zonder te betalen
- Negatieve externe effecten: nadeel ondervinden zonder schadeloosstelling
Effect op maatschappelijke welvaart:
o Bij negatieve externe effecten legt de producent een deel van zijn kosten bij
derden neer -> productie lijkt hierdoor goedkoper -> wordt te veel
geproduceerd.
, b. Collectieve goederen
Deze goederen zijn non-rivaliserend en non-exclusief.
- Non-rivaliserend = dat het gebruik van de een niet ten koste gaan van het gebruik
door de ander
- Non-exclusief = dat iedereen het goed kan gebruiken, je kan niemand uitsluiten
van het gebruik. -> impliceert positieve externe effecten
Individuele goederen: deze goederen zijn rivaliserend en exclusief
- Rivaliserend = dat het gebruik van de een ten koste gaan van het gebruik
door de ander.
- Exclusief = dat een iemand gebruik kan maken van het goed. Je kan
anderen uitsluiten van het gebruik.
Effect op de maatschappelijke welvaart:
o Op de markt kan een hoeveelheid tot stand komen die te klein is. -> veel
mensen ontlenen nut aan het collectieve goed ->
o Oplossing: Ovk sluiten waarin vaststaat dat iedereen moet bijdragen aan het
collectieve goed -> of dwingen bijdragen te leveren door belastingheffing.
c. Onvolledige mededinging
Verzamelnaam voor marktvormen waarbij de individuele aanbieder (enige) invloed
op de prijs heeft.
- Monopolie = slechts een aanbieder op de markt: zelf prijs vaststellen, want
mensen zijn op de monopolist aangewezen.
Effect op de maatschappelijke welvaart:
o Winstmaximaliserende monopolist stelt een te hoge prijs vast -> hoeveelheid
op de markt te klein
d. Onzekerheid en informatiegebreken
- Risico-avers persoon: gedrag dat risoco’s zo veel mogelijk probeert te vermijden
o Zeker prevaleert boven onzeker
o Nutsfunctie = bolvormig. -> hoger nut aan een vast bedrag dan aan een
onzeker bedrag
- Risico-neutraal individu: individu heeft geen voorkeur
o Vast bedrag/ onzeker bedrag maakt de individu niet uit
o Nutsfunctie = lineair -> alternatief met de hoogst verwachte waarde levert
hem het hoogste nut op
- Risico-minnend individu: individu houdt van een gokje
o Voorkeur aan onzekere bedragen met een bepaalde verwachte waarde,
boven een vast bedrag
o Nutsfunctie = holvormig
Falen op verzekeringsmarkten
a. Moreel risico = mensen gaan zich na afsluiting van de verzekering anders gedragen ->
leidt tot marktfalen
b. Adverse selectie = niet alle mensen lopen hetzelfde risico op schade, terwijl voor een
verzekeraar het niet goed mogelijk is om van aspirant-verzekerden te bepalen bij
welke risico-categorie ze horen -> voor individuen met een hoog risico is het zinvol
om zich te verzekeren -> zo selecteert de verzekering de slechte risico’s er uit.
, Week 2: eigendomsrechten en overeenkomsten
Schaarste = spanning tussen menselijke behoeften en de beschikbare hoeveelheid middelen
om die behoeften te bevredigen
Rivaliteit = als het gebruik door de een ten koste gaat van het gebruik van iemand
anders
Private goederen: exclusiviteit en rivaliserend
Eigendomsrecht (art. 5:1 BW)
‘meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben’
Lid 2: gebruiksrecht = genotsrecht: alle feitelijke handelingen die uit het eigendomsrecht
kunnen voortvloeien en recht op de afgescheiden vruchten + beschikkingsrecht: de
mogelijkheid ten aanzien van een zaak rechtshandelingen te verrichten.
- Exclusiviteit en de mogelijkheid van overdracht
- Beperkte rechten (absoluut) en vorderingsrechten (relatief)
Property-rights: bundel van exclusieve gebruiksrechten die bepalen wat men met een al dan
niet stoffelijk object mag doen.
Deelrechten
- Recht om een object te gebruiken
- Recht op opbrengsten van het object
- Recht om anderen van het gebruik van het object uit te sluiten
- Recht om het object over te dragen
Tragedy of the commons en overgebruik
Speltheorie = methode om de interactie tussen verschillende individuen te onderzoeken.
Spelers hebben bepaalde strategie, resultaat van deze strategie is de uitkomst
Uitkomstenmatrix = tabel waarin de verschillende combinaties van strategieën van de
spelers staat aangegeven, wat voor elk van de spelers de uitkomst is.
Spelers rationeel, zo gunstig mogelijk -> voorspellen wat de spelers gaan doen
Dominante strategie = indien de speler een strategie kiest, ongeacht wat de andere
speler kiest
Voorbeeld: zie schrift
Tragedy of the commons = verschijnsel van overmatig gebruik van een stuk
gemeenschappelijk eigendom
Collectieve eigendom = ook sprake van gemeenschappelijk eigendom, maar het gebruik is
onderworpen aan een of andere vorm van collectieve (politieke) besluitvorming.
- Inspanning en tijd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saradeboer3. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.67. You're not tied to anything after your purchase.