Samenvatting Communicatiekaart van Nederland | Cijfer: 7
51 views 1 purchase
Course
Media en Maatschappij
Institution
Hogeschool Van Amsterdam (HvA)
Book
Communicatiekaart van Nederland
Samenvatting van de 9e druk van het boek 'Communicatiekaart van Nederland'. Dit is tentamenstof voor het vak Media en Maatschappij. Dit vak wordt gegeven in het eerste jaar van de opleiding Creative Business aan de Hogeschool van Amsterdam. Behaalde cijfer: 7,0
Communicatiekaart van Nederland
Hoofdstuk 1. Kranten
1.1 Geschiedenis
De eerste krant ontstond in de 17e eeuw.
Wat dagbladen betreft veranderde er gedurende twee eeuwen nauwelijks iets doordat: het papier duur was door de
dagbladzegel (belasting), de techniek ontbrak snel veel kranten te drukken, er scherpe overheidscontrole was en het publiek dat
kon lezen niet groot was.
In 1848 zorgde dat de vrijheid van drukpers werd vastgelegd in de Grondwet voor een grote verandering in de dagbladensector.
Na de 2e WO werd de pers gezuiverd: kranten die gedurende de hele oorlog waren blijven verschijnen kregen een
verschijningsverbod, terwijl kranten die verboden waren of zelf tijdig waren gestopt juist weer mochten verschijnen.
1.2 Dagbladen
Vier landelijke dagbladen zijn: AD, De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant.
Sinds 1970 is er sprake van een dalend dekkingspercentage. Het dekkingspercentage is bijvoorbeeld 40 als uitgevers op elke
100 huishoudens in NL 40 exemplaren op de markt brengen.
Bij kranten wordt met het doorgeefpercentage bedoelt dat de krant wordt doorgegeven aan bijvoorbeeld buren. Het
dekkingspercentage incl. doorgifte ligt dus altijd iets hoger dan het ‘normale’ dekkingspercentage.
Het verschil tussen de Telegraaf/AD (populair) en de Volkskrant/NRC/Trouw (kwaliteitskranten) is dat de lezers van de
Telegraaf en Ad lijken op een dwarsdoorsnede van de NL bevolking, terwijl in de lezerskringen van NRC en de Volkskrant de
hogere inkomens- en opleidingscategorieën flink zijn oververtegenwoordigd.
Een regionaal dagblad is een dagblad dat in een bepaalde regio verkrijgbaar is. Hieronder vallen de kopbladen niet: edities van
een krant die in een gedeelte van het verspreidingsgebied onder een eigen naam verschijnen met eigen regionale redactie- en
advertentiepagina’s.
1.3 Nieuws- en huis-aan-huisbladen
Een nieuwsblad komt min. 1x en max. 4x per week uit in een beperkt geografisch gebied op abonnementsbasis. In
nieuwsbladen worden berichten uit de plaats/streek waar het blad verspreid wordt geplaatst.
1.4 Lezers
Dagbladen komen traditioneel aan hun inkomsten door hun lezers (abbo en losse verkoop) en adverteerders.
Het aantal krantenlezers is de afgelopen decennia afgenomen.
1.5 Concentratie en pluriformiteit
Redactionele concentratie: samengaan van redacties van dagbladen.
Aanbiedersconcentratie: samengaan van uitgevers van dagbladen.
Publieksconcentratie: publiek verdeelt zich steeds schever over de kranten.
Persconcentratie wordt gezien als gevaar voor de pluriformiteit, omdat een kleiner aantal zelfstandige uitgevers en/of minder
zelfstandige redacties tot gevolg heeft dat in dagbladen minder verschillende stemmen en stromingen aan bod zullen komen.
1.6 Digitalisering
Kranten hebben lang getwijfeld of ze hun artikelen via Blendle zouden aanbieden. Voor: de kranten kunnen zo bijverdienen.
Tegen: minder mensen gaan de krant zelf kopen.
1.8 Wet- en regelgeving
Twee verschillende wetten en/of wetsartikelen die gelden voor de pers zijn: de Mededingingswet en de Code voor
Dagbladconcentraties.
De controle of bepaalde mediaconcentraties voldoen aan wettelijke regels gebeurt door ACM, de Autoriteit Consument & Markt.
Mediaconcentratie is aan wettelijke regels gebonden, omdat kartel (prijsafspraken) en machtsmisbruik verboden zijn (merel).
Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek: doel is het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers. Via dit
fonds kunnen media in aanmerking komen voor steunmaatregelen. Het verstrekt kredieten en uitkeringen aan individuele
media.
1.9 Ontwikkelingen
Kranten proberen het verlies van lezers tegen te gaan op deze manieren: abonnementen tegen lagere prijzen aanbieden,
gedifferentieerde abonnementsvormen introduceren (weekend-, studenten-, proef- en internetabonnementen), de introductie
van regiopagina’s en magazines en het deelabonnement.
Hoofdstuk 2. Tijdschriften
Inleiding
Twee negatieve trends in de tijdschriftensector zijn de onttakeling van tijdschriftenreus Sanoma (de helft van de tijdschriften
werd afgestoten) = dalende oplagecijfers en saneringen.
2.1 Geschiedenis: politiek, sensatie, ontspanning
De tijdschriftenmarkt in Nederland bloeide op aan het eind van de 19e eeuw door de afschaffing van het dagbladzegel, vrijheid
van drukpers, urbanisatie, politieke emancipatie, terugdringing van het analfabetisme en verbeterde druktechnieken.
Eind jaren ’50 is er sprake van ontzuiling. Dit betekende voor de tijdschriften dat bijvoorbeeld familietijdschriften, vrouwenbladen
en jongerenbladen gedwongen worden zich opnieuw te oriënteren op hun doelgroep en inhoud. Er ontstaat ook ruimte voor
nieuwe bladen, gericht op nieuwe doelgroepen.
2.2 Tijdschriften en tijdschriften: indelingscriteria
Het HOI bestaat niet meer (onderscheidt vak- en publieksbladen). Nu publiceert Nationaal Onderzoek Multimedia (NOM) de
oplagecijfers van tijdschriften en nieuwsmedia.
Verschijningsinterval: hoe vaak een tijdschrift verschijnt (dag, maand, jaar, kwartaal).
Redactionele zelfstandigheid: de mate waarin een redactie autonoom (onafhankelijk) is.
, De doelgroepindeling van tijdschriften volgens Van den Brink:
wetenschappelijke tijdschriften (Tijdschrift voor Communicatiewetenschap en Nederland Tijdschrift voor Fysiotherapie).
vak-/professionele tijdschriften (Architect)
special-interestbladen (Tuinieren en Railhobby)
publieksbladen (Libelle)
2.3 Wetenschappelijke tijdschriften en vakbladen
Twee belangrijke kenmerken van een wetenschappelijk tijdschrift zijn: ze zijn duur en alleen (vaak betaald) online toegankelijk.
De markt is internationaal en de bladen verschijnen meestal in het Engels.
Een vakblad is een blad dat zich richt op mensen die voor hun werk afhankelijk zijn van vakinformatie (Automatisering Gids).
2.4 Publiekstijdschriften
Bladen die onder de publiekstijdschriften vallen zijn bladen met een specifiek onderwerp als sport, wonen of mode.
Need-to-know tijdschriften zijn vakbladen en nice-to-know tijdschriften zijn publiektijdschriften.
De oplagedaling van vrouwenbladen de afgelopen 15 jaar komt door de concurrentie tussen de bladen onderling, de opkomst
van internet en tijdschriften spreken een specifieke generatie aan en dan is het niet eenvoudig de lezerskring te vernieuwen.
Een opinieblad is een blad waarin een eigen (politieke) opinie tot uitdrukking wordt gebracht en soms ook tot
meningsverandering van de lezer wilt stimuleren. Voorbeelden zijn Elsevier en Groene Amsterdammer.
De oplagedaling van roddelbladen komt door internet – waar roddels niet lang exclusief blijven – en de tv-rubrieken op RTL en
SBS zijn concurrenten.
Een customer ofwel sponsored magazine is een magazine gemaakt door een bedrijf als communicatie naar zijn klanten. Een
voorbeeld is de Allerhande.
2.5 Het publiek van tijdschriften
De oplage is het aantal tijdschriften dat geproduceerd wordt en het bereik is door hoe veel mensen het gelezen wordt (kan door
meerdere).
2.8 Wet- en regelgeving
Tijdschriften mogen geen reclame voor alcohol, tabak en geneesmiddelen bevatten en geen misleidende reclame.
Het auteursrecht is (met name voor freelancers) belangrijk, omdat zij betaald krijgen voor één product, terwijl zij later hun artikel
in verschillende gedaantes weer zien opduiken.
2.9 Ontwikkelingen
Tijdschriftentitels verdienen geld met hun online versies door de verkoop van producten en diensten.
Hoofdstuk 3. Boeken
3.1 Geschiedenis
De boekdrukkunst dateert van 24 augustus 1456.
Voorlopers van het boek zijn kleitabletten, wasplankjes en papyrusrollen.
Het Hollands Wonder is dat Holland zich tot het toonaangevend centrum voor drukkerijen en uitgeverijen ontwikkelt. In de 17e
eeuw wordt ongeveer 50% van de wereldproductie aan boeken gedrukt en uitgegeven in Holland.
3.2 Soorten boeken
De NUR onderscheidt de volgende zes soorten boeken:
non-boeken: agenda’s, kaarten, kalenders, posters, spelletjes, cd-rom’s, dvd’s, video’s, multimedia en overige media.
educatieve uitgaven: boeken en ander lesmateriaal voor basisschool, voortgezet onderwijs, volwassenenonderwijs en soms
ook hoger onderwijs.
kinderboeken
fictie en literaire non-fictie: Nederlandse en vertaalde romans en poëzie, thrillers, science fiction, essays en stripverhalen.
non-fictie vrije tijd/algemeen: uitgaven over zaken als flora en fauna, eten, drinken en koken, hobby’s, sport en spel en reizen.
non-fictie informatie/professioneel: uitgaven die gericht zijn op het hoger onderwijs en op beroepsgroepen die geacht worden
vakkennis op dat niveau bij te houden.
3.3 Het boek lezend publiek
Ontlezing: minder lezen van boeken door de bevolking in het algemeen.
Belangrijke sociaal demografische factoren die invloed hebben op leesgedrag zijn: leeftijd, sekse en opleidingsniveau.
Monocultuur van bestsellers: met name bestsellers worden gepromoot i.p.v. ook andere titels, constant populaire boeken
aandragen, ze richten zich met name op bestsellers. De bestsellers zijn vaak van dezelfde auteurs of zelfde soort boeken. Er is
een bepaalde smaak ontwikkeld.
3.4 Marktkenmerken
De boekenbranche onderscheidt de algemene markt, de educatieve markt en de wetenschappelijke markt. De komende jaren
zal een aantal boekenwinkels verdwijnen door de dalende boekverkoop en opkomst van de online winkel.
3.5 Distributie
CB (Centraal Boekhuis in Culemborg): belangrijkste distributeur op de Nederlandse boekenmarkt.
De invloed van digitalisering en internet op bibliotheken is dat het overal en altijd te raadplegen is en zo een bezoek aan de
bibliotheek overbodig maakt. Ook kunnen bibliotheken nu E-boeken uitlenen. Ze moeten zich gaan aanpassen aan de
digitalisering.
Bibliotheken zijn volgens de UNESCO belangrijk, omdat het de plaatselijke toegangspoort tot kennis is, die een essentiële
voorwaarde schept voor levenslang leren, onafhankelijke besluitvorming en culturele ontwikkeling van individuen en
maatschappelijke groeperingen.
Boekverkopers en bibliotheken zijn elkaars concurrenten, omdat ze beide boeken distribueren. In de bieb lees je ‘gratis’ en hoef
je ze niet te kopen. Je hebt vaak wel een abbo, maar dat is in verhouding goedkoper. In de winkel zijn boeken duurder, maar
hoef je ze niet terug te geven.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saravanelferen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.