100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Bestuur, Politiek en Samenleving Vrije Universiteit Amsterdam $7.56   Add to cart

Summary

Samenvatting Bestuur, Politiek en Samenleving Vrije Universiteit Amsterdam

7 reviews
 215 views  18 purchases
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van alle besproken stof uit de colleges van het vak BPS. In deze samenvatting wordt de stof (ook uit de boeken) uitgelegd met voorbeelden en afbeeldingen die ook tijdens de colleges zijn gebruikt. De termen zijn allemaal uitgelegd en zijn te begrijpen zonder de hoorcolleges ...

[Show more]
Last document update: 5 year ago

Preview 10 out of 61  pages

  • December 5, 2018
  • December 9, 2018
  • 61
  • 2018/2019
  • Summary

7  reviews

review-writer-avatar

By: nicklaling • 5 year ago

review-writer-avatar

By: kikiamvb • 5 year ago

review-writer-avatar

By: sakuvel • 5 year ago

Translated by Google

Content of the lectures well read, contents of the book is missing

review-writer-avatar

By: Kuijt99 • 5 year ago

Translated by Google

Very extensive, clear and complete

review-writer-avatar

By: engin-a • 5 year ago

Translated by Google

good

review-writer-avatar

By: berfinkara • 5 year ago

Translated by Google

With this summary you do not have to attend the lectures !!

review-writer-avatar

By: anissael • 5 year ago

avatar-seller
Hoorcollege 1: Introductie BPS
Bestuur​​, ​Politiek ​en ​Samenleving ​zijn niet denkbaar los van elkaar. Ze hebben dus
ontzettend veel met elkaar te maken en beïnvloeden elkaar daarom ook (ze vullen elkaar
aan). Dit gaat gepaard met inzichten vanuit de politicologie en de bestuurskunde.

- Politiek​​: De politiek staat centraal, maar is niet denkbaar zonder bestuur en beleid.
- B&O​​: Bestuur en organisatie is niet denkbaar los van de politieke (ook internationale)
context.

De ​basisbegrippen ​van BPS​ ​vanuit de literatuur.
- B: ​Het ​bestuur ​en het ​besturen ​met daarbij ​openbaar ​bestuur, ​governance​​,
multi-level​​ governance en de relatie tussen ​publiekheid ​en ​privaat​​ komt hierbij aan
de orde.
- P: ​De ​politiek ​en de ​besluitvorming​​ waarbij termen als ​conflict​​, ​macht​​,
machtsbronnen ​en i​ nvloed ​centraal staan. Hieronder valt ook het ​elitisme ​en het
pluralisme​​, de ​staat​​, ​regering ​en het s
​ temgedrag​​.
- S: ​Het maatschappelijk ​middenveld​​, b ​ elangengroepen​​, ​sociale bewegingen​​,
maar ook ​ongelijkheid​​, ​globalisering​​ en ​individualisering​​ komen hierbij aan de
orde.

De ​grondslag ​van dit vak is dat we deze drie groepen (benaderingen) bestaande uit bestuur
politiek en samenleving op elkaar gaan betrekken en kijken wat de ​samenhang ​tussen deze
benaderingen is en hoe ze elkaar nodig hebben.

Deze samenhang tussen de benaderingen werd in het college gepresenteerd aan de hand
van het voorbeeld over de oproep van zangeres Rihanna aan de Nederlandse politiek om
financieel bij te dragen aan een groot ​onderwijsproject​​. Het verzorgen van onderwijs voor
minderbedeelde jongeren zorgt ervoor dat zij een middenklasse kunnen vormen die dus op
langere ​termijn de ​sociale ​en ​economische ​situatie van een bevolking verbeteren.
Rihanna is de ​maatschappelijke ​actor die door middel van haar ​bottom-up initiatief
(​S​amenleving) de minister en het kabinet wil oproepen om mee te doen (​Be ​ stuur). Hierbij
wordt er een afweging gemaakt door de interne politiek in Nederland (​Po ​ litiek) of Rihanna
wel of niet geholpen moet worden. Hierbij spelen ​media ​en ​beeldvorming ​een ontzettend
belangrijke rol bij de samenhang tussen de benaderingen.

De casus over Rihanna kun je onder meer begrijpen door te kijken naar de ​Input​​: De
burgers en belangengroepen die strijden voor beter onderwijs voor minderbedeelden
(​S​amenleving). ​Throughput​​: De politiek, media, machtsbronnen en conflict die hierbij
komen kijken (​P​olitiek), en de ​Output​:​ Het bestuur en de besluitvorming die worden
toegepast op de casus (​B​estuur).

,In het college werd de ​Systeemtheorie ​van ​David Easton ​gepresenteerd. Easton stelt dat
de politiek een​ zelflerend systeem​​ is waarbij er pas na de ​output ​wordt gekeken wat de
problemen en kritieken zijn, om ze vervolgens via ​hetzelfde ​systeem weer aan te pakken
(​sequentieel = na elkaar​​). De output leidt tot ​nieuwe ​eisen, kritieken en ontevredenheden
die weer bestreden moeten worden door de politiek. Dit beschrijft Easton ook wel als de
outcome​​: is er ​feitelijk ​resultaat, is een land bijvoorbeeld veiliger geworden? Het kernwoord
hierbij is: ​Stabiliteit​​ omdat een systeem duidt dat er een vorm van voorspelbaarheid
aanwezig is. Hierbij hoort deze ​definitie van politiek​:​ alle ​interacties ​die leiden tot de
gezaghebbende toedeling van waarden in de samenleving. In de politiek gaat het om
problemen die je ​niet ​als ​individu ​kunt oplossen, maar die wel opgelost moeten worden.
Denk hierbij aan de gezondheidszorg, hoger onderwijs en de infrastructuur. De voorwaarde
is wel dat enkel als de ​burgers ​zich h ​ ouden aan ​de besluiten van de politiek, de belangrijke
problemen kunnen worden opgelost. Hieronder is deze systeemtheorie weergegeven:




Instituties ​(wetten of gewoonten) spelen in dit systeem een belangrijke rol. Daarbij is er een
kritiek​​ gegeven op deze systeemtheorie: Wat als er crisis is? Werkt dit systeem dan ook?
Dit zou kunnen komen omdat de uitkomsten in tijden van crisis wellicht anders zijn en er
misschien niet op vaste (systematische) manier van handelen kan worden gewerkt.

Bovens ​geeft aan dat de politiek ​simultaan ​(op hetzelfde moment) en een ​speelveld ​is
(​contingent (flipperkast)​​, netwerk, politieke visie (strijd), turbulentie). Toeval bepaald wat
voor beleid eruit komt rollen.

,Hierboven is de politiek als speelveld van Bovens weergeven. Het kan alle kanten op in het
speelveld. Daarom is het voor de politiek ook afwachten wat het verschil tussen casussen is
om daarop te kunnen reageren. Het is volgens Bovens dus niet een vast systeem, waardoor
er dus verschillend gereageerd wordt op bepaalde situaties. Bestuurlijke activiteiten vinden
plaats binnen een samenleving waarin ​politieke instituties (wetten) en actoren ​het
speelveld voor beleid en organisaties bepalen. Actoren zijn het belangrijkst.

Wat is politiek? ​Er bestaat hiervoor een smalle en een brede definitie.
Smalle​​ definitie: Activiteit of proces waarin actoren bindende ​besluiten ​nemen en
handhaven die betrekking hebben op de collectiviteit (kabinetsbesluit: ​Haagse ​politiek).
Brede​​ definitie: De manier waarop ​macht ​de verhoudingen tussen mensen bepaalt. Het
gaat over de alledaagse manieren die de macht op mensen bepaalt (bestrijding van racisme:
Alledaagse ​politiek).

Zowel de smalle als de brede definitie is niet helemaal goed, maar ook niet helemaal fout.
Ze bevatten beide een vorm van waarheid en er moet juist een combinatie van de twee
“visies” worden verwezenlijkt om de politiek zo goed mogelijk uit te kunnen voeren.

Macht en Invloed
De definitie van ​Macht ​luidt: “opties ​bepalen​”​ . Het vermogen om alternatieven van andere
acto​ren ​vast te leggen ​of te ​veranderen​​, “To bring about intended effect”.
Invloed ​is juist deze “opties ​benutten”​.​ Het bepalen van het ​gedrag ​binnen een bestaand
samenstel van alternatieven. Wat heeft ervoor gezorgd dat jij voor een bepaald verschijnsel
hebt gekozen, welke actoren hebben daar een rol bij gespeeld?

Van Praag​​ beschrijft in zijn boek de ​kenmerken ​van ​macht​​, macht is namelijk altijd:
- Relationeel​​. Macht is ​zelden ​een vorm van “​top-down​​” uiting waarbij er wordt
gedicteerd wat er moet worden gedaan, er is juist een ​interactief ​proces met de
burger die ​betrokken ​is bij het uitvoeren van de macht.
- Gebaseerd op machtsbronnen​​. Wie wanneer wat kan vastleggen is sterk
afhankelijk van de bronnen die een persoon heeft, voorbeelden van machtsbronnen
zijn ​geld​​, ​kennis ​en r​ eputatie​​.
- Afhankelijk van de specifieke context​​. In het boek werd het voorbeeld gegeven
over de student en de docent. In de collegezaal is de docent degene met de meeste
macht, maar wanneer deze twee elkaar zouden tegenkomen in het vliegtuig en de
student daar werkt als purser waarbij de docent een passagier is, zijn de rollen
omgedraaid.
- Macht is relatief. ​Het is niet “totaal” omdat je als individu vaak mogelijkheden hebt
om bepaalde opties open te laten.

Macht ​kunt je op ​twee ​manieren definiëren:
- Positief (idealistisch)​​: Macht is de manier waarop regeringen op een
gezaghebbende manier ​waarden ​toekennen aan de samenleving, het gaat hierbij
om het ​nut van het algemeen​​ en er wordt vanuit gegaan dat groepen met strijdende

, belangen ​samen ​moeten gaan werken om de vrede te handhaven. Zonder macht
luistert volgens Easton niemand naar je, dus het nodig om dingen tot stand te laten
brengen.
- Negatief (realistisch)​​: Macht werkt ​beperkend o ​ mdat je door bepaalde opties op te
leggen anderen laat liggen en er dus vanuit wordt gegaan dat politiek om
eigenbelang gaat en dus ​niet k​ ijkt wat het beste is voor het collectief, de gehele
maatschappij.

Macht ​heeft ​drie dimensies ​van onderzoek. Dit wordt weergeven van ​smal ​naar ​breed​​.
1. Wie besluit welke belangen/voorkeuren winnen (​smal​​). Dit kijk dus naar: ​wie ​besluit
er? (​zichtbare besluitvorming​​).
2. Wie bepaalt welke belangen/voorkeuren wel/​niet​​ op de agenda komen
(agendabouw, non-decisions) (​breder​​). Dit is de mix van zichtbare en onzichtbare
besluitvorming waarbij er dus ook wordt gekeken naar wat geen nadruk krijgt vanuit
de politiek.
3. Wie besluit, agendeert of beïnvloedt voorkeuren (​breedst​​). Hoe worden voorkeuren
gevormd, hoe wordt dit door de sociale ​media ​en andere kanalen gevormd. Dit is de
onzichtbare ​besluitvorming.




Hierboven is de tabel uit het boek weergeven die deze smalle en brede definities van macht
verduidelijkt.

Naast de discussie over de dimensie van macht is er ook de discussie over ​wie ​de macht
heeft. Dit wordt onderverdeeld in de visies van het:
- Elitisme​​: Een samenhangende of eensgezinde ​machtselite ​domineert de
maatschappij (Mills, Hunter).
- Pluralisme​​: De elite is niet uniform maar pluriform (​competitief​​) zodat geen sprake
is van een heersende klasse of machtselite. Er zijn verschillende pressiegroepen die
allemaal gelijke kansen hebben om invloed uit te oefenen op de samenleving.

De kritiek die ​Lukes​​ hierbij geeft is dat beide benaderingen van onderzoek zich beperkt tot
de ​zichtbare ​macht. Ze horen dus bij de eerste smalle dimensie.

, Hoorcollege 2: Naties en Staten
In dit hoorcollege wordt besproken of een staat sterk of zwak is, wat een natie is en of de
democratie van bovenaf of van onderop moet worden uitgevoerd. Er zijn altijd fundamentele
verschillen tussen de belangen van mensen. Hierdoor zijn er ook verschillende visies van de
manier waarop de democratie moet worden uitgevoerd.

Collectieve identiteit​​ is het meest centrale begrip in het hoofdstuk van Van Praag. Het idee
hierbij is dat groepen ​saamhorigheid ​nodig hebben omdat het een bindmiddel vormt op
basis waarvan ​politieke voorkeuren ​tot stand komen. Collectieve identiteit is ook
omstreden omdat er verschillende ideeën zijn van hoe het tot stand komt. Het is een ​sociale
constructie ​die als gevolg van ​beeldvorming ​en ​symboliek, ​die worden gedeeld door de
groepsleden, tot stand is gekomen. Daarbij kan er ook sprake zijn ​doorkruisende identiteit​​.
De vraag bij identiteit is bij welke groep je je het meeste thuis voelt en bij doorkruisende
identiteit heb je dus ​meer ​dan een groeps verbintenis, denk hierbij aan een dubbel paspoort.
Er is spanning tussen de groepen waarbij er verschillende symboliek en cultuur aanwezig is.
Deze frictie zorgt ervoor dat het lastig is om een groepsgevoel zoals collectieve identiteit te
creëren.

De ​collectieve identiteit ​heeft een ​politieke relevantie​​, deze bestaat uit:
- Het motiveert ​politiek gedrag ​zoals een stemkeuze. De groep waar je bij hoort deelt
vaak ​dezelfde ​ideeën of gedachtegang over hoe de samenleving wordt bestuurd,
waardoor de ​stemkeuze ​vaak ​gelijk ​is.
- Het ​voedt ​de politieke ​conflicten ​(of juist niet).
- Het behoren tot een groep is vaak de basis van de ​totstandkoming ​van politieke
ideeën en dus de ​collectieve ​actie en l​ egitimiteit​​.
- De ​kritieken ​op collectieve identiteit laat zien dat identiteit te ​vaag ​is omdat het veel
gaat over ​gevoel​​, dit kun je ​moeilijk ​generaliseren. De betekenis is lastig te
achterhalen en is ​verschillend ​per individu. Wanneer iemand stelt dat hij een
Nederlander is, kan dat een totaal andere betekenis voor diegene hebben dan voor
iemand anders die claimt Nederlander te zijn.

Daarbij zijn er twee ​visies ​op een ​natie​​:
- Essentialisme: ​Een natie komt voort uit een natuurlijke ​etnische ​oorsprong waaruit
voortvloeit wie wij zijn (​objectief​​). De ​kritiek h
​ ierbij is dat een natie heel ​dynamisch
is en dus vaak kan ​veranderen ​van karakter.
- Constructivisme:​​.Een natie is het gevolg van ​gezamenlijke ​afspraken die gemaakt
zijn waardoor de natie een is geworden (​subjectief​​). De ​kritiek ​hierbij is dat het
geboorteland van een individu er wel degelijk toe doet in hoeverre hij/zij zich
verbonden voelt met een natie. Dit is in de wetenschap de ​dominante ​benadering.
Toch moet hierbij gezegd worden dat een natie niet enkel een gedachte is, er zit ook
een ​tastbaar ​karakter aan. Dit kun je koppelen met het ​Thomas-Theorema​​:

, Wanneer een volk met zijn allen ergens voor gaat en staat en zich daar naar gaat
handelen, gebeurt dat ook en wordt het als iets ​feitelijks ​gezien.

Naast de term natie bestaat natuurlijk het begrip: ​Nationalisme​​. Dit is het streven naar
nationale zelfbeschikking. Het nationalisme begon als ​emanciperende ​beweging ​tegen ​de
absolute ​monarchie​​. Later heeft nationalisme een grote ​diversiteit ​gekregen aan
ideologieën. Verschillende politieke ​groeperingen ​denken anders over het nationalisme,
zoals ​liberaal ​tegenover ​post nationaal​​.

Daarbij zijn er wederom strijdige ​interpretaties ​over het ​nationalisme​​:
- Modernistisch​​ (constructivisme): Naties zijn een product van de ​moderniteit ​zonder
premoderne wortels (er is geen natuurlijke oorsprong).
- Etno Symbolisch ​(essentialisme): Naties b ​ ouwen ​voort op de ​vroegere
gemeenschappen ​(etnies). Hierbij werd er in het college een voorbeeld
gepresenteerd over uitspraken van toenmalig premier Balkenende dat Nederland
terug moest naar de VOC mentaliteit omdat het haar karakter als strijdend en
welvarend land had verloren. Hier werd veel kritiek op geleverd aangezien een natie
vaak in ​transitie ​is.

De ​definities ​op een rijtje:
- Natie​​: Een bevolking met een ​collectieve identiteit ​op basis van een gedeelde
geschiedenis, cultuur, taal en/of ontstaansmythe.
- Staat​​: De hoogste ​soeverein ​in een afgebakend territorium met monopolie op
geweld en belastingen.
- Natiestaat​​: Een staat waarvan de grenzen ​samenvallen ​met die van de ​natie​​.

Er zijn twee visies gepresenteerd waarop de natiestaat te werk kan gaan, dit zijn de:
Top-down visie​​: Deze visie benadert de democratie en dus de bevolking van ​bovenaf​​. De
nadruk ligt op de heersende ​elites​​ (generaals, monarchen, aristocraten) en zij houden de
concurrenten buiten hun “gebied”. Daarbij is het ​representatief​​, dit gaat door middel van
tussenpersonen, vertegenwoordigers. Op deze manier wordt er over de bevolking geregeerd
(regering ​voor ​de mensen, competitief karakter). ​Bottom-up visie: ​Deze visie benadert de
democratie van ​onderop ​waarbij de staat een binding heeft met de bevolking om zo een
natie te creëren en de belangen te kunnen waarmaken en het is ​direct​​, alle burgers doen
mee aan het besluitvormingsproces (regering ​van ​de mensen, participatie-aspect).

Een ​Natiestaat​​ is een staat waarbij de bevolking met elkaar verbonden is door
geschiedenis, cultuur, taal en tradities. Echter staat het ontstaan van ​staten los ​van een
gedeelde geschiedenis ​omdat staten ontstaan als gevolg van ​oorlog​​. Een natie wordt na
de staatsvorming opgebouwd, dus de ​staat vormt ​de ​natie​​. Het feit dat wij Nederlanders
dezelfde taal en gevoel hebben is ​ontstaan​​. De meeste landen in de wereld zijn een
natiestaat. Een voorbeeld van een land dat niet een natiestaat is, is België. België bestaat uit
een Frans en een Vlaams gedeelte die amper iets met elkaar te maken hebben en eigenlijk
totaal verschillend zijn, waardoor het land niet 1 natie vormt.

,Tot slot is er te merken dat staten moeite hebben met het overeind houden van een
natiestaat als ideaaltype vanuit twee perspectieven:
- Vanuit de ​staatssoevereiniteit​​: Als gevolg van g​ lobalisering​​, de ​vrijhandel ​en de
Europese Unie​​ is het moeilijk om de eenheid van een staat staande te houden. Er is
niet echt meer een individueel gezag in een staat, we zijn als gevolg van de
globalisering steeds meer van elkaar ​afhankelijk ​geworden (​Interdependent​​).
- Vanuit het ​natiebegrip​​: De globalisering heeft natuurlijk ook voor ​migratie ​gezorgd.
Hierdoor deelt een land ​meerdere culturen ​en is het vormen van een natiestaat
lastiger geworden.

Ontwikkeling van de staat
Een staat is een ​hiërarchische ​politieke organisatie die gezag uitoefent op een bevolking en
zijn bijna altijd ontstaan als gevolg van ​oorlog​.​ Er is uiteindelijk een ​verzorgingsstaat
ontstaan. Een verzorgingsstaat zorgt voor een garantie van inkomen in geval van ziekte of
werkloosheid (sociale ​rechten​​) en zorgt voor het verschaffen van voorzieningen zoals
onderwijs en gezondheidszorg (sociale ​uitgaven​​).

Je kunt drie ​fasen ​onderscheiden in deze ontwikkeling van de staat:
- Early modern State​​: Staten waren vooral bezig met de eigen ​veiligheid ​te
verzekeren met een sterk ​leger.
- Capitalist State​​: De ontwikkeling van ​mercantilisme ​en ​kapitalisme ​met als doel
de ​economie ​in de staat te vergroten nu onze veiligheid is zeker gesteld.
- Welfare State​​: De ​middenklasse ​groeide hierdoor waardoor er een ​bottom-up​​ druk
ontstond naar de staat waarbij vooral ​sociale ​belangen centraler komen te staan.

De verzorgingsstaat ging veel geld kosten waardoor de staat ​geherstructureerd ​moest
worden. Er kwam ​privatisering en globalisering​​ (20e eeuw). De moderne ​uitdagingen
van de staat zijn terrorisme, financiële crisis en klimaatverandering, gaat dit ook tot
herstructurering leiden is de vraag. Grofweg worden er in het boek van Bovens drie
ontwikkelingen geschetst door de jaren heen: ​Verstatelijking​​, ​Vermarkting​​,
Vermaatschappelijking​​. Dit ging van veel overheidsbemoeienis, naar zo min mogelijk, naar
een balans.

,In de afbeelding hierboven is de overgang van ​absolute ​soevereiniteit (hoogste gezag) naar
gedeelde ​soevereiniteit weergeven (​Spatial independence ​tegenover ​Spatial
interdependence​​). Staten kwamen erachter dat ze niet alles zelf konden oplossen en
beginnen te accepteren dat er door globalisering samengewerkt moet worden met andere
staten om wereldlijke problemen op te lossen. Dit betekent niet dat gedeelde soevereiniteit
altijd goed gaat.

De verzorgingsstaat is ontstaan met als ​doel ​het ​verminderen ​van de ​ongelijkheid ​in de
samenleving. Hiervoor zijn in het college een aantal ​vragen ​verduidelijkt:
- Waarom is de verzorgingsstaat ​ontstaan​​?: De sociale ​onvrede ​wordt erdoor
verminderd​​. De bevolking werd verbonden aan het kapitalistische systeem door een
soort ​ruil​​. De staat beloofd ze te beschermen als ze het kapitalisme accepteerde en
er niet in opstand tegen kwamen.
- Waarom is de verzorgingsstaat ​omstreden​​?: Er is sprake van sterke
staatsinmenging ​in het sociale bestaan van burgers en dat heeft invloed op het
functioneren van de staat.
- Waarom staat de verzorgingsstaat onder ​druk​​?: Door het ​neo-liberalisme ​waarbij
de staat ​niet ​verantwoordelijk mag zijn voor het ​sociale ​aspect van de samenleving,
de burger bepaalt dit zelf. Pas als dit niet op eigen houtje lukt, bestaat er een
vangnet.
- Waarom ​verschilt ​een verzorgingsstaat​ per land​​?: De ​machtsverhoudingen ​in
landen ​verschillen ​onderling waaruit de verzorgingsstaat ook een andere vorm aan
kan nemen.
- Waarom ​overleeft ​een verzorgingsstaat?: Door ​padafhankelijkheid​​: wat in het
verleden is afgesproken en gedaan kan niet makkelijk worden veranderd. Daarbij zijn
er ​grondrechten ​van de mens die stellen dat ze recht hebben op zekerheid, dit kun
je ze niet zomaar afnemen. Tot slot de belangrijkste: er is sprake van ​electorale
competitie​​, dit betekent dat in debatten de verzorgingsstaat een belangrijk
onderwerp is. Winst of verlies van politieke partijen hangt daarvan af.

Het boek van Van Praag plaatst Nederland voortdurend in een ​vergelijkende ​positie ten
opzichte van andere landen. Hierin liet hij met scatterplots zien dat een ​toename ​van
sociale uitgave ​ervoor zorgt dat de mate van ​ongelijkheid daalt​​. Dit werd ook
weergegeven in de vorm van rechten van de mens. Net zoals de drie ontwikkelingen van
Bovens zie je een enorme toename van rechten die dan weer leidt tot een balans.

Samenvatting video over het ​Populisme ​(Koen Vossen):

Het populisme is te herkennen aan de manier van praten over de politiek waarin een
tegenstelling is te merken tussen de ​elite ​en het ​volk​​, beide worden als een eenheid gezien.
De populisten willen de elite wegjagen en de democratie herstellen door het terug te geven
aan het volk. De meest kenmerkende uitspraak van populisten is dat de ​elite slecht ​zijn en
het ​volk authentiek ​is. Vanuit het volk kun je echte wijsheden vanuit ervaringen te horen
krijgen ondanks dat niet iedereen perse is opgeleid. Hierbij past de populaire volkstaal en

,een charismatische leider ook bij het populisme. Dit is iemand die niet van politiek houdt,
maar toch ​voor het volk​​ de ring in wil gaan.

Daarbij werd de geschiedenis van het populisme geschetst. In de tijd tussen de twee
wereldoorlogen (het ​interbellum​​), is er een ​crisis ​van de ​democratie ​te zien. Andere
opkomende ​ideologieën ​waren het ​fascisme ​en het ​communisme​​. Hierdoor kwam er in
Nederland een opkomst van politieke partijen zoals het CPN (communistisch) en de NSB
(fascistisch). Deze wisten ​niet​​ door te breken in Nederland, dit kwam door:
- Er werd een ​ambtenaren verbod ingevoerd​​: Mensen die ambtenaar wilden worden
mochten ​geen ​lid zijn van deze partijen.
- Er was in Nederland sprake van ​verzuiling​​, dit zorgde ervoor dat er een
hoofdorgaan in die zuilen was die de mensen controleerde en ze tegenhield om op
die andere partijen te stemmen.

Pim Fortuyn was eigenlijk de eerste populist die is doorgebroken, de vraag werd gesteld wat
er nu anders is waardoor het populisme ​wel populair​​ is geworden?

- De​ elite is zelf schuldig​​ aan de afkeer tegen het elitisme. Ze zijn teveel gericht
geweest op eigen belang en hebben de verbintenis met het volk verloren.
- De ​media zat in een transitie​​ van mensen informeren, naar mensen vermaken. Dit
heeft ertoe geleid dat er meer schandelen zoals corruptie in het nieuws kwamen en
men een nog slechter beeld kreeg over de elite.
- Er was sprake van een ​mentaliteitsverandering ​en dit zorgde voor succes. De
kiezer was beter opgeleid en minder gezagsgetrouw. Men denkt zelf na over de
politiek (​ontzuiling​​).
- Populisme moet je zien als een gevolg van de verandering in de Westerse
samenleving: ​globalisering​​ (grenzen doen er minder toe). Hierdoor heeft de
nationale politiek steeds minder te zeggen.

Toch zie je een ​paradox ​in het ​Populisme​​: Er is een afkeer tegenover de democratie, maar
door men een stem te geven tijdens de globalisering zorgt het er juist voor dat de
democratie goed functioneert en dus wordt versterkt.

, Hoorcollege 3: Consensusdemocratie in
vergelijkend perspectief
Arend Lijphart ​is een centraal figuur in het democratie-debat. Hij vraagt zich af wat de beste
vorm van democratie is waarbij hij zelf sterk aanhanger was van de ​consensusdemocratie.

Het ​Lijphart-Debat ​stelt twee soorten democratieën.
- Een ​consensusdemocratie​​: Besluitvorming op basis van overleg en compromis.
Bijvoorbeeld Nederland: ​Coalitie ​moet vrijwel altijd worden gevormd. Er is dus
sprake van ​machtsdeling.
- Een ​meerderheidsdemocratie​​: Besluitvorming op basis van de wil van de
meerderheid. Bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Er is dus sprake van
machtsconcentratie.

Lijphart deed een case-study in ​Nederland ​omdat dit een land is van politieke minderheden
(​consensusdemocratie​​). In de Verenigde Staten werd gesteld dat een land met deze
opbouw nooit democratisch stabiel kon zijn, maar Nederland dus blijkbaar wel. Lijphart wilde
onderzoeken hoe dit kon. Doordat elite ​samenwerken ​in Nederland kun je wel een ​stabiele
democratie hebben ondanks het feit dat het land bestaat uit minderheden. Hieruit ging
Lijphart verder onderzoeken in meerdere landen.

Lijphart stelt dat er na de verzuiling een aantal spelregels zijn ontstaan die betrekking
hadden op de Nederlandse politiek. Dit zijn: ​zakelijke politiek, verdraagzaamheid,
topoverleg, evenredigheid, depolitisering, geheimhouding, de regering regeert
(1917-1968). Deze regels zijn anno 2017 sterk veranderd in betekenis. Er is daarbij een
debat te zien over die spelregels:
- Lijphart ​stelt dat spelregels ​goed ​zijn omdat ze besluitvorming ​vergemakkelijken
die leidt tot ​welvaart​​.
- De ​Populisten ​stellen dat de spelregels ​slecht ​zijn omdat ze leiden tot
kliekvorming ​die ​vervreemd ​is van het volk. Het heeft niks meer met democratie te
maken. De elite bepalen als het ware wat goed is voor het volk.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DeniVu. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$7.56  18x  sold
  • (7)
  Add to cart