Oefententamen Diagnostiek 2024
1) Koomen en Pameijer (Verschueren & Koomen H1) geven aan dat begeleidingsgerichte
diagnostiek vaak niet als apart type onderscheiden wordt naast verklarende
diagnostiek. Waarom is het toch zinvol om begeleidingsgerichte diagnostiek los te
koppelen van verklarende diagnostiek?
a. Omdat het kennen van verklaringen geen implicaties heeft voor de advisering.
b. Omdat soms het functioneren verbeterd kan worden, zonder zicht op de oorzaak van
problemen.
c. Omdat omgevingsfactoren die het probleem veroorzaken, moeilijk te beïnvloeden zijn.
2) Bij Gregory is met een Child Behavior Checklist (screeningsvragenlijst) vastgesteld
dat hij in het klinisch gebied scoort op zowel de totaalschaal externaliseren als de
specifieke schaal aandachtsproblemen. De orthopedagoog wil vervolgens onderzoeken
of er bij Gregory sprake is van AD(H)D. Onder welk type diagnostiek valt dit
vervolgonderzoek?
a. Onderkennende diagnostiek
b. Verklarende diagnostiek
c. Indicerende diagnostiek
3) Waarop zijn de pijlers van de handelingsgerichte diagnostiek gericht? (meerdere
antwoorden mogelijk
a. Contextfactoren
b. Positieve elementen
c. Systematisch werken
d. Transactioneel kader
e. Veranderbaarheid
f. Transparant zijn
4) De regulatieve cyclus is
a. verbonden met een specifiek theoretisch kader.
b. toepasbaar in allerlei situaties waarin problemen systematisch moeten worden
opgelost, bijvoorbeeld het onderwijs of de ouderenzorg.
c. een kader waarin besluiten altijd uitgebreid worden onderbouwd met gericht
onderzoek.
5) In hoofdstuk 2 van Tak e.a. wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende
opvattingen over het begrip ‘normaliteit’. Een daarvan is normaal als ideale of
gewenste toestand. In deze opvatting gaat het om:
a. normen die hun oorsprong vinden in de beleving van de cliënt, dat wil zeggen
opvattingen over de gewenste situatie van bijvoorbeeld opvoeders
b. normen die betrekking hebben op bevredigend functioneren in interpersoonlijke
relaties en werksituaties.
c. ideaalnormen of doelgedragingen die hun oorsprong vinden in maatschappelijk-
culturele opvattingen.
6) Lees de volgende richtinggevende hypothese. Wat is hierin cluster en wat conditie?
Lizzy heeft een angststoornis ontwikkeld, waar de emotionele problemen een kenmerk
van vormen. Als gevolg van deze stoornis, in combinatie met een angstige opvoeding door
vader, zijn er tevens sociale problemen.
, Kies clusters en condities op volgorde waarin ze voorkomen in de hypothese. Kies dus
eerst het cluster dat je als eerste tegenkomt.
7) Een bepaalde stoornis X komt gemiddeld bij 20 op de 1000 kinderen voor. Met behulp
van screeningsinstrument Y worden 2000 kinderen onderzocht. Op basis van de
resultaten met Y wordt bij 10 kinderen van de 2000 geconcludeerd dat ze stoornis X
hebben. In dit geval is er vermoedelijk sprake van:
a. fout-positieve uitslagen
b. fout-negatieve uitslagen
c. fout-positieve en fout-negatieve uitslagen
8) Een permissieve opvoedstijl wordt gekenmerkt door…:
a. Weinig controle, veel warmte
b. Weinig warmte, veel controle
c. Weinig warmte en weinig controle
9) Er zijn 3 onderliggende opvoedingsdimensies te onderscheiden. Verbind de juiste
continuüm uiteindes met elkaar. ouderlijke druk, chaos & afstandelijk opvoeden
Responsiviteit
Structuur
Autonomie
10) De Forensisch zorg aan jeugdigen omvat de:
a. Jeugdreclassering
b. Jeugdbescherming
c. Beide
11) Wat zijn de overeenkomsten tussen reguliere diagnostiek en diagnostiek in het
forensisch kader?
a. Gebruik van DSM-V, diagnostische instrumenten en methoden van diagnostiek
b. Er zijn geen verschillen.
c. Gebruik van risicotaxatie instrumenten
12) Binnen de zelfdeterminatietheorie staat de idee centraal dat leerkrachten de motivatie
van kinderen kunnen bevorderen door tegemoet te komen aan drie elementaire
psychologische behoeften.
Het betreft hier de behoefte aan:
a. verbondenheid
b. nabijheid
c. autonomie
d. instructie
e. competentie
f. structuur
13) Een ITO (individueel testonderzoek) is met name geschikt om (Tak, p.285)
a. Een vergelijking te maken tussen de onderzochte en zijn leeftijdsgenoten
(interindividuele vergelijking)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Maanie. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.45. You're not tied to anything after your purchase.