In deze samenvatting komt ALLE examenstof voor jouw kunst examen aan bod! Het is gebaseerd op de methode De Bespiegeling, maar aan het eind van elk hoofdstuk wordt extra informatie vanuit de syllabus toegelicht. Alles wat je moet kennen voor je eindexamen kan je er dus uitgebreid in terugvinden. I...
1500 - Italië bestaat uit stadstaten en hertogdommen.
Humanisme heeft invloed: aandacht op de ontwikkeling, educatie en capaciteiten van de
individuele mens. Ideaal: Homo universalis (de alleskunner).
Humanisten baseren kennis op de boeken/kennis/cultuur uit de Klassieke Oudheid, ze
streven naar een wedergeboorte hiervan.
16e eeuw - boekdrukkunst versneld de verspreiding van kennis en humanisme/renaissance.
Het theater ontwikkelde zich enorm in de Hofcultuur. Er ontwikkelde zich zo ook het
Aristotelisch theater. Dit is een theater dat zich richtte op de volgende principes:
publieksgerichte opbouw, spanningsboog, catharsis, en de daarvan afgeleide principes: de
eenheid van handeling, tijd en plaats. Ook ontstond de tragoediae constitutione, dit waren de
regels voor een tragedie van Aristoteles. Beroemde theatermakers in deze tijd zijn Jean
Racine en William Shakespeare. Deze hielden zich ook vooral bezig met tragedies.
Michelangelo (beeldhouwer, ingenieur, schilder, architect, dichter):
> schoolvoorbeeld homo universalis.
> werkt aan het hof van De’Medici (machtige bestuurder in Italië).
> leert hier veel over de klassieke oudheid (in lijn met humanisme en renaissance)
> creëert beeld van David (bijbelse held) en bestudeerde hiervoor klassieke
beelden → aandacht voor afbeelden lichaam.
Anatomie (studie van het lichaam) is belangrijk in de Renaissance, en daarmee ook de
weergave hiervan in beelden. Voor Michelangelo niet alleen voor de correcte weergave,
maar ook om het verhaal sterker maken door houdingen/spieren weer te geven.
4.1.1 Homo universalis
In de middeleeuwen werden kunstenaars gezien als ambachtslieden, in renaissance als
intellectuelen met uitzonderlijke kennis en talenten. Kunstenaars hun status schoot
omhoog. Kunst gaf status, de rijkere burgers gingen ook kunst kopen of laten
maken → meer kansen voor kunstenaars.
Hovelingen worden verwacht zich te houden aan regels, vaak volgens de retorica (kunst van
openbaar spreken) uit de oudheid. Deze beschrijven hoe een betoog moet zijn
opgebouwd/hoe luisteraars geboeid krijgen/een verhaal mooi klinkt. Deze regels zijn
vastgelegd in Il libro del cortegiano (het boek van de hoveling) door Baldassare Castiglione.
Een hoveling moet veelzijdig zijn en mag niet laten merken dat iets moeite kost; alles doen
met nonchalance: sprezzatura. Een hoveling moet gratie en temperament bezitten.
,Le vite - Giorgio Vasari = boek waarin de geschiedenis van Italiaanse kunstenaars wordt
beschreven + een visie op wat goede kunst is. De kunsten komen volgens hem uit een dal
(de middeleeuwen) door de klassieken te imiteren (imitatio) en daar uiteindelijk boven uit te
stijgen (aemulatio).
Leonardo da Vinci:
> gezien als homo universalis
> werk varieert van wapens, waterleidingen, toneeldecors en feestversieringen
> maakte vaak opdrachten niet af en nam hier de vrijheid in
> kunst is een intellectuele bezigheid voor hem
> schilderkunst is ultieme wetenschap (naar zichtbare waarheid en gemoedstoestanden)
Italiaanse schilders (o.a. Michelangelo) maken vaak gebruik van omtreklijnen: meester
tekent contouren die door medewerkers worden ingekleurd. Dit is handig voor fresco’s:
schildering waarbij de verf direct op het natte kalk wordt aangebracht.
Da Vinci werkt meer vanuit een licht-donker verdeling.
4.1.2 Homo quadratus
De menselijke proporties werden gezien als afspiegeling van de goddelijke orde.
Vitruvius schreef de Architectura: opsomming van typen gebouwen van de Romeinen.
Vitruvius zegt dat het ideale bouwwerk dezelfde verhoudingen heeft als het menselijk
lichaam.
Da Vinci ontwerpt de homo quadratus: het mens past in een cirkel en in een vierkant, dit is
volgens hem wetenschappelijk bewijs dat Gods schepping een wiskundige constructie is. De
homo quadratus is een voorbeeld van hoe de klassieke oudheid via de renaissance wordt
verbonden met het christelijke geloof.
Geen illustraties in boeken Vitruvius → plek voor interpretaties. Daarom lijkt de
renaissance-architectuur niet exact op de klassieke architectuur → mix van oude
stijl en behoeften eigen tijd. Zuilen zijn kolommen, vaak van natuursteen.
Andrea Palladio schreef boeken over Vitruvius en de actualiteit in de renaissance-
architectuur. Hij is het meest bekend van zijn villa suburbana (zomerverblijven buiten
de stad). Deze werden steeds populairder. Hierin worden veel cirkels en
vierkanten gebruikt (en kubus/bol) → verwijzingen wiskunde orde Vitruvius.
Bekendste verblijf is de Villa Almerico Capra.
4.1.3 De’Medici
16e eeuw - machtige families pronken graag met palazzo’s, feesten en tuinen.
1512 - De’Medici keren terug naar Florence na verbanning → groeien snel in
macht.
Ze hebben een palazzo: een paleis, buiten de stadsmuren. Past bij de mode om de
binnenstad te verlaten. Er is een enorme geometrische tuin + beelden, vijvers, fonteinen etc.
Alles om gasten te vermaken. Ook een amfitheater voor feesten en voorstellingen.
,De’Medici bouwen een geheime gang van het palazzo naar het kantorencomplex Uffizi. Hier
wordt een extra etage gebouwd met kunst.
Middelpunt museumontwerp (Bernardo Buontalenti) = Tribunezaal: achthoekig en
erezaal voor werken kunstcollectie. Kleuren en materialen symboliseren vier
elementen: aarde, vuur, water en lucht. → alles is in harmonie: Gods schepping,
de familie en de kunst.
De familie was mecenas: beschermer van de kunstenaars.
Stravaganza waren uitbundige feesten. Ook hier worden met toneelmachinerieën special
effects toegevoegd. Een naumachia was een zeeslag op schaal, nagespeeld, een soort
vermaak.
Een toneelstuk (komedie/tragedie) wordt afgewisseld met de intermedi. De inhoud hiervan
staat los van het stuk. Muziek is hier een onderdeel van groter geheel →
belangrijke rol in ontstaan opera.
4.1.4 Theater
16e eeuw - behoefte om stukken op klassieke manier uit te voeren.
Op straat → commedia dell’arte: volkstheater met vaste rollen en veel improvisatie,
opgevoerd door rondreizende gezelschappen.
Teatro Olimpico (Palladio):
> er wordt op één podium gespeeld
> publiek zit op vaste plek in een halve cirkel
> coulissen
> Traktaat: verhandeling over onderwerp, van Sebastiano Serlio over drie decortypen voor
klassiek theater.
> tragedie: klassiek met statige gevels
> komedie: combinatie van renaissance en gotiek (spitsbogen/gewelven, laat-
middeleeuwse stijl)
> satire: natuurlijke omgeving
> origineel bedoeld voor tragedies
In Teatro Farnese werd voor eerst gebruikgemaakt van hydraulisch systeem om waterdicht
auditorium te vullen met water uit het Farnese-aquaduct dat onder het podium is
opgeslagen. Eerste lijsttheater: opening van toneel omlijst → scheiding tussen zaal en
podium en kijken alsof naar schilderij.
Commedia dell’arte = populair straattheater
> vrij en ongebonden
> meestal over jonge geliefden met komische/onverwachte belevenissen
> improviseren/actualiseren teksten door spelers, maar houden aan plot
> vaste personages met maschere (maskers)
> personages: zanni (knechten), Il Capitano, gierige Pantalone
4.1.5 De eerste opera’s
, Men dacht dat in de oudheid voorstellingen gezongen werden → in poging om
klassiek theater na te bootsen → zang gebruikt → nieuwe populaire kunstvorm →
ontstaan opera’s
Inhoud van tekst beïnvloedt steeds meer de muziek. De theorie hoe je de emotie
van het publiek bespeelt → affectenleer. Deze theorie is kenmerkend voor de
esthetica.
Madrigaal is een wereldlijk lied in het Italiaans → belangrijk voor ontstaan opera.
Vaak met veel vertelling/emotie/meerstemmigheid.
Giaches de Wert schrijft madrigaal over man die terugkeert en leert dat zijn vrouw is
overleden. Hij werkte aan het hof van Gonzaga, hier werd Claudio Monteverdi kapelmeester
(leiding bij muziek uitvoeren) in 1602.
1607 - Monteverdi krijgt opdracht muziek te componeren bij een poging tot reconstrueren
van de klassieke theaterversie Orpheus.
Monteverdi kiest voor begeleiding van doorlopende bas: basso continuo. Hieronder zingt
maar één persoon die het verhaal verteld
Monteverdi schrijft alleen de zangpartij/basnoten uit. Instrumenten kleuren dit met andere
akkoorden:
Recitatieven (onderdeel waarin solist een verhaal vertelt) bestaan uit een sobere melodie
met weinig toonhoogteverschillen en kleine intervallen. Het is een begeleiding van
ondersteunende harmonieën op de belangrijkste woorden. Deze worden vaak afgewisseld
met instrumentale intermedi, koorzang of een enkele aria. Een aria is een lied voor één
zangstem met orkestbegeleiding als onderdeel van de opera, cantate of oratorium.
→ L’orfeo is volledig gezongen verhaal
Monteverdi maakte onderscheid prima pratica en seconda pratica.
Prima pratica:
> houdt zich aan strenge wetten
> afkomstig van renaissance
> tekst ondergeschikt aan regels
> polyfone muziek
Seconda pratica:
> niets aangetrokken van oude muziekwetten
> expressie van de tekst is leidend
> voorbeeld: recitatieven en muziek met scherpe dissonanten (niet harmonieus
samenklinkende klanken), ongewone melodische wendingen of ritmische contrasten.
De seconda pratica is de tegenhanger van de prima pratica.
In de stad ontwikkelt opera zich tot vermaak voor breder publiek. Openbare operahuizen en
later vele operatheaters.
Publieksopera: meer menselijke trekken, maar nog steeds gebaseerd op mythologie.
Koren verdwijnen, waarschijnlijk om kosten te beperken. Muzikale intermezzo’s worden
eenvoudiger en vaak niet uitgeschreven. Meer aria’s worden opgenomen: zanger etaleert
zijn kunnen en emoties worden herkenbaar.
4.2 Pauselijk hof
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marisevelthoven. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.13. You're not tied to anything after your purchase.