Dit zijn mijn aantekeningen/ samenvatting van de colleges van het vak Indirect Tax Policy van de master Fiscaal recht en master fiscale economie (indirecte belastingen).
College 1
Debat over directe en indirecte belastingen
Er zijn allerlei verschillende indirecte belastingen en subsidies, zoals btw, accijnzen,
huur- en zorgtoeslag. Indirecte instrumenten zijn dus overal in het belastingstelsel te
zien. Moeten deze indirecte belastingen wel worden gebruikt en wanneer? Vaak
denken mensen namelijk dat de inkomstenbelastingen bedoeld is voor herverdeling
en btw over opbrengst. Moet je dan nog indirecte belastingen gebruiken als je al met
inkomstenbelasting kan herverdelen en opbrengsten kan genereren? Zo ja, wat is
dan de rol van de indirecte belastingen?
Het verschil tussen directe en indirecte belastingen
Het juridische verschil tussen directe en indirecte belastingen is dat er in de wet staat
wat een directe en wat een indirecte belasting is. Het economische verschil is dat de
directe belastingen gepersonaliseerd is. Het hangt dus af van je persoonlijke
omstandigheden. De indirecte belastingen zijn daarentegen anoniem. Ongeacht de
hoogte van je inkomen of gezinssamenstelling betaalt je evenveel btw als een ander
persoon.
Eigenlijk vinden economen dat er geen verschil is tussen directe en indirecte
belastingen. Stel dat er één representatief individu is die nut ontleent aan het
consumeren van drie goederen, namelijk het product c, product x en arbeid l. Er geldt
hierbij een budgetrestrictie dat inhoudt dat wat je verdient hetzelfde is als wat je
uitgeeft:
(1 + tc )c + (1 + tx )x = wl.
Hierbij staat t voor de belasting op een bepaald product en w voor uurloon. De prijs
van de producten is 1.
De economen vinden dat een vlakke inkomstenbelasting, dus een
inkomstenbelasting met maar één tarief, hetzelfde is als een uniforme btw. Hierbij
heb je dus geen tc en tx, maar alleen maar het btw-tarief t. De budgetrestrictie kan je
dus herschrijven als:
(1 + t )c + (1 + t )x = wl.
wl
Als we beide kanten delen door (1 + t), krijg je: c + x = . Dit kan je herschrijven
1+ t
t
als (1 - τ )wl met τ = . τ is het inkomstenbelastingtarief
1+ t
Hiermee wordt gezegd dat als je alle goederen met één tarief belast, hetzelfde is als
je alle inkomsten met één tarief betaalt. Het maakt niks uit als je al je inkomen belast
met 30% belasting, waardoor je in de winkel geen belasting meer hoeft te betalen of
dat je in de winkel zoveel belasting betaalt, dat je 30% van je inkomsten kwijt bent.
Het maakt dus niets uit voor je bestedingsmogelijkheden. Je kan dus zeggen dat een
uniforme btw-tarief een belasting op arbeid is. De belangrijkste verstoring van de
indirecte belastingen zit dus in de arbeidsmarkt. Voor één uur werk kan je bij een
hogere btw namelijk minder goederen kopen. De prikkel om te werken is dan minder.
Wanneer gaat de equivalentie directe en indirecte belastingen niet meer op?
Wat gebeurt er dan als je nog andere inkomsten hebt dan arbeidsinkomen? Dan is
een vlakke inkomstenbelasting niet meer hetzelfde als een uniforme btw. Want het
1
, niet-arbeidsinkomen wordt niet belast met het inkomstenbelasting, maar met de btw
wordt wel het niet-arbeidsinkomen belast als je goederen gaat kopen. Btw is dus een
belasting op alle arbeidsinkomen en niet-arbeidsinkomen, zoals inkomen uit
vermogen, pensioen en uitkering.
Budget- en inkomensneutrale verschuiving van directe naar indirecte
belastingen
Als overheid werken wil aanmoedigen en consumptie wil ontmoedigen door de
belastingdruk op arbeid te verlagen en belastingdruk op consumptie te verhogen,
neemt de werkgelegenheid dus niet toe. Onderaan de streep hou je namelijk
hetzelfde over. De prikkel om te werken wordt bepaald door wat iemand voor een uur
werk kan kopen. Het maakt dus niks uit of de belasting wordt betaald wanneer het
inkomen wordt verdiend of wanneer het wordt uitgegeven, zolang een uur werk
dezelfde consumptiegoederen oplevert. Ontmoedigen van consumptie is dus
ontmoedigen van werk. Alleen als via de achterdeur de belasting op niet-werkenden
wordt verhoogd, nemen de prikkels om te werken toe. Daarom is het wel goed om de
btw te verhogen en de inkomstenbelasting verlagen, want dan wordt de belasting op
niet-arbeidsinkomen verhoogt. Werken wordt dan lonend.
Onbepaaldheid verdeling directe en indirecte belastingen
Er is geen goede economische theorie voor een optimale verdeling van de directe en
indirecte belastingen. De optimale verdeling directe en indirecte belastingen wordt
bepaald door overwegingen van belastinginning en -naleving en uitvoeringskosten.
Nutsmaximalisatie
In de economie gaan we ervan uit dat mensen nut ontlenen van het consumeren van
goederen en negatieve nut ontlenen aan arbeid. Als je een ijsje eet, dan ontleen je er
nut aan. Als je een tweede ijsje eet, dan ontleen je er nog steeds nut aan, maar
minder. Bij een derde ijsje ontleen je er geen nut meer aan. Als je meer moet
werken, daalt je nut weer. Het kost je steeds meer nut als je meer gaat werken. We
moeten dus kijken wanneer de nut maximaal is. Dat is op het moment de marginale
opbrengst van de consumptie (nut) gelijk is aan de marginale kosten van de
consumptie (negatieve nut door arbeid). Je moet dus weten bij welke consumptie dat
zo is.
Bij een gedifferentieerde consumptiebelasting waarbij het tarief op het ene goed
hoger is dan op het andere goed, wordt het consumptiegedrag verstoort. Als het
goed C duurder belast wordt dan het goed X, zullen mensen dus minder C en meer
X consumeren. Dit is het substitutie-effect. Mensen worden namelijk geprikkeld om
meer goederen te consumeren die lichter belast worden. Het substitutie-effect wordt
dus bepaald door een prijsverandering. Er kan ook een inkomenseffect zijn. Een
hogere belasting leidt tot een lager inkomen. Als het normale goederen zijn, zullen ze
van alle goederen minder consumeren, inclusief het zwaarder belaste goed. De
vraag naar een goed kan dus door twee manieren omlaag gaan.
Indirecte belastingen verstoren het arbeidsaanbod. Bij een hoger belastingtarief, kan
je met een uur werk minder kopen. Je nut daalt, waardoor je minder wil werken.
Overlast van indirecte belastingen
De definitie van overlast (`excess burden') of dood gewicht (deadweight loss) van
een verstorende belasting is het welvaartsverlies ten opzichte van de welvaart
waarbij dezelfde belastingopbrengst wordt gegenereerd met een niet-verstorende
lumpsumbelasting.
Bij belastingheffing moeten we kijken hoe groot de schade voor de economie is. Dat
is niet gelijk aan het bedrag dat de mensen betalen aan de overheid, want wij
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller reoleo06. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.31. You're not tied to anything after your purchase.