Hoofdstuk 2, 3, 10, 11 , 12 en 13 deels
March 27, 2024
28
2023/2024
Summary
Subjects
bloedsomloop
longen
uitscheiding
vertering
ademhaling
hartcyclus
hartvaatsysteem
spijsvertering
glucosehuishouding
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Saxion Hogeschool (Saxion)
Fysiotherapie
Anatomie en Fysiologie Interne
All documents for this subject (6)
Seller
Follow
sarahvanblanken
Content preview
Fysiologie Kwartiel 1: Intern
Hartvaatsysteem I – Hartfunctie: coronaire hartziekten en ritmestoornissen
Leerdoelen: Na het college en bestudering van de literatuur kan de student:
- De bouw en functie van het hart- en vaatstelsel beschrijven en de circulatie van het bloed door het hart, grote en
kleine circulatie beschrijven.
- De verschillende fases van de hartcyclus benoemen en aan de hand van deze fases beschrijven. Daarbij de
contractie van de atria en ventrikels en het sluiten van de kleppen relateren aan betreffende fases.
- De prikkelvorming en geleiding van het hart beschrijven en relateren aan de contracties van de ventrikels en atria.
- De componenten van het ECG benoemen en relateren aan depolarisatie en repolarisatie van delen van de
hartspier en benoemen welke functies het ECG heeft bij de diagnostiek.
- Het hartminuutvolume en slagvolume definiëren en de mechanismen beschrijven en verklaren die op de regeling
van de hartactie van invloed zijn.
- Onderscheid maken tussen de factoren die van invloed zijn op de hoogte van de systolische en diastolische
bloeddruk.
Aantekeningen college
Alle organen hebben cellen nodig om te overleven, dat wordt allemaal rondgepompt vanuit het hart. Via het
bloedvatenstelsel worden alle benodigde cellen, voedingsstoffen, zuurstof, etc. voortgeleidt naar de rest van het lichaam. In
het komende college wordt de functie van het hart uitgebreid uitgewerkt.
Het hart bepaald niet direct hoeveel bloed er rondgepompt wordt. Gebaseerd aan de behoefte van het lichaam wordt er
bloed rondgepompt. Het lichaam vraagt het en het hart luistert, maar bij een hartaandoening kan het hart vaak niet aan de
vraag van het lichaam voldoen. Bij inspanning treden sneller de symptomen op.
Het tractus circulatorius (bloed- en vatenstelsel) kent als het ware twee systemen:
1. Transportsysteem; O2 en CO2, voedingsstoffen, afvalstoffen, immuunsysteem en hormonen transport.
2. Regelsysteem; warmteregulatie.
Arteriën zijn alle bloedvaten die bloed brengen naar de organen. Venen die verzamelen al het oude bloed en brengen dat
bloed terug naar het bloed. De route van het bloed verklaart veel van de pathologie. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van
een trombosebeen, dan kan dat leiden tot een longembolie. Want wanneer een bloedpropje verder wordt geleid door de
bloedbaan, dan kan dat op andere plaatsen in het lichaam leiden tot problemen. Het hart zelf krijgt geen zuurstof van het
bloed dat erin zit, dat krijgt het vanuit het bloed uit de kransslagaderen/coronairvaten.
Uitlegvideo van de hartcyclus https://www.youtube.com/watch?v=6umGIcGFd68
De hartcyclus is de periode van het begin van de ene slag tot het begin van de daaropvolgende slag. Het valt weer te
onderscheiden in de diastole en de systole.
- Diastole: isovolumetrische relaxatie en de vullingsfase
- Systole: isovolumetrische contractie en de ejectiefase
Het HMV is het aantal liters bloed dat elke minuut wordt uitgepompt door het hart. Het HMV in rust is ongeveer
5,61L/minuut en bij zeer forse inspanning 35L/minuut. Het HMV kan berekend worden door het slagvolume (SV) keer de
hartfrequentie (HF) te doen. Het HMV wordt groter wanneer de HF verhoogd wordt of als de SV vergroot wordt.
De hartfrequentie is de contractie prikkel die als volgt loopt: vanuit SA-knoop via spiervezels atria AV-knoop (delay)
via bundel van His linker en rechter bundeltak spiervezels ventrikels. De intrinsieke frequentie in de sinusknoop is
ongeveer 100bpm, de hartslag in rust ligt rond de 70 bpm en ligt dus lager. De HF versnelt of vertraagd onder invloed van de
sympathicus via het hormoon noradrenaline, of onder invloed van de parasympathicus via het hormoon acetylcholine.
Het slagvolume is de hoeveelheid bloed dat door de ventrikels wordt uitgepomp per slag. Bij 120 mL zit de ventrikel ‘vol’, bij
40mL is de ventrikel ‘leeg’. In totaal wordt er dus ongeveer 80 mL uitgepompt. Het slagvolume kan berekend worden door
het einddiastolisch volume (EDV) min het eindsystolisch volume (ESV) te doen.
- Preload; de hoeveelheid die zicht bevindt in de ventrikels aan het einde van de diastole.
- Afterload; de hoeveelheid druk die het hart nodig heeft om bloed uit te stoten wanneer de ventrikels
samentrekken.
,De sympathicus zorgt ervoor dat het hart harder gaat knijpen. Wanneer het HMV omhoog moet, zal de sympathicus dus
actief worden. Dit soort activiteit noem je positieve inotropie. Inotropie is een term voor het invloed hebben op knijpkracht.
Positieve chronotrope activiteit heeft invloed op de hartfrequentie.
Het einddiastolisch volume is afhankelijk van de preload en de veneuze terugstroom. Onderdelen van die veneuze
terugstroom zijn de spierpomp, ademhalingspomp en sympathische venoconstrictie. Door de activiteit van de spieren wordt
de terugpomping van het bloed gestimuleerd, dus hoe actiever een persoon beweegt, hoe harder de spierpomp werkt.
Wanneer je actiever wordt, raak je ook sneller buiten adem en is er dus meer zuurstof nodig. Op die manier werkt de
ademhalingspomp harder. Bij sympathische venoconstrictie knijpen de venen samen waardoor de druk wordt opgevoerd,
door die constrictie wordt de druk verhoogd, en stroomt het bloed dus sneller terug.
Literatuur
Fysiologie boek hoofdstuk 10: Bloedsomloop
Het hart zorgt voor voorstuwing van het bloed, daardoor vindt transport plaats van waar uitwisseling
plaatsvindt:
- O2-transport van de longen naar weefsel
- CO2-transport van de weefsels naar de longen
- Voedingsstoffen vanuit de darmen naar weefsels
- Afvalstoffen vanuit de weefsels naar de nieren en de lever
- Signaalstoffen zoals hormonen naar de doelorganen.
Het hart en bloed dragen bij aan het interne milieu en handhaving van de lichaamstemperatuur. Het
hart valt te zien als dubbele pomp: rechts om zuurstofarm bloed te pompen en links voor zuurstofrijk.
Het bloed uit de lichaamsweefsels keert terug naar de rechterharthelft. De twee pompen werken
serie geschakeld, per tijdseenheid stroomt evenveel bloed door de longvaten als de
lichaamscirculatie. Het hartminuutvolume bedraagt in rust 5 L/min.
Het hart licht in de thoraxholte en steunt op het middenrif. Het is een holle spier, vuistgroot en weegt
ongeveer 300 gram. Het met vloeistof gevulde hartzakje om het hart zorgt ervoor dat de binnenste
(epicard) en buitenste laag (pericard) soepel over elkaar kunnen glijden. Aan de bovenzijde van het
hart zitten twee grote slagaders: aorta (lichaamsslagader) en arteria pulmonalis (longslagader). Uit de
aorta ontspringen de linker- en recherkransslagader (coronairarterie). De vena cava inferior en
superior (bovenste en onderste holle ader) voeren bloed naar het hart toe.
De bovenste ruimtes in het hart zijn de atria (boezems), de onderste de ventrikels (kamers). Uit de linkerventrikel ontspringt
de aorta en uit de rechter de pulmonalisstam die later opsplitst in twee longslagaders. In het rechteratrium monden de vena
cava inferior en superior zich. De inferior vanaf de romp en benen en superior vanaf het hoofd en armen. In het
linkerartrium monden vier pulmonale venen uit. De linkerventrikel heeft een dikkere wand dan de rechter, de druk in de
aorta is namelijk 5x zo hoog. De gehele hartwand bestaat uit spierweefsel, ook het septum tussen de linker- en rechterhelft.
De binnenste laag van het endotheel is het endocard en de buitenste laag is het epicard. Er zitten AV-kleppen tussen het
atrium en het ventrikel. De linker is de mitralisklep en de rechter de tricuspidalisklep. Ze zijn via dunne bindweefseldraden
verbonden met spiervezels aan de binnenzijde van het ventrikel, daardoor kunnen ze maar één kant op klappen. De
aortaklep en pulmonalisklep zijn kleppen aan het begin van de grote arteriën. De kleppen bevatten geen spierweefsel, ze
werken onder invloed van drukverschillen.
, De aorta heeft veel vertakkingen, zoals te zien in de figuur. De hartslag kan gevoeld worden aan oppervlakkige aders. De
arteriën splitsen op in steeds kleinere arteriën tot uiteindelijk arteriolen. Vanuit capillairen stroomt bloed via venulen naar
de grote venen. De vaatwand bestaat van binnen naar buiten uit: intima, media en adventitia. De doorsnede, wanddikte en
samenstelling van het lumen is verschillend.
Kenmerken van bloedvaten zijn:
1. Aorta en grote arteriën; elastische arteriën die veel elastine bevatten en daardoor goed rekbaar zijn. Bij het
pompen van bloed treedt er veel slagvolume op door rekking.
2. Kleine arteriën en arteriolen; musculeuze arteriën met veel gladspierweefsel waardoor ze nauwer worden bij
contractie. Het heeft een verdeelfunctie, het bloed wordt gedistribueerd. Ze bieden veel weerstand aan
bloedstroom en worden ook wel arteriële vaten genoemd.
3. Capillairen; de wand bestaat uit endotheel. Het vormt een netwerk tussen arteriolen en venulen, waardoor
uitwisseling van stoffen plaatsvindt.
4. Venulen en venen; dunnere en slappere wand dan de arteriewand en een lagere
bloeddruk in de venen. In rust bevat het meer dan 60% van het bloedvolume.
Wand bestaat vooral uit spierweefsel. Venen bevatten kleppen die het bloed van
het een naar het andere deel verplaatsen.
De structuur in de longvaten verschilt van de rest van het lichaam, de druk is lager en de
wanden zijn dunner. Ook zijn er minder gladde spiercellen. Normalerwijze is er geen
verdeelfunctie en verloopt de gaswisseling het beste wanneer de bloedstroom evenredig is
verdeeld met de ventilatie over de longen.
Het myocard, hartspier, is de dikste laag van de hartwand. Het hartspierweefsel wijkt
ondanks de dwarsgestreepte myofibrillen af van het skeletspierweefsel. Het hart heeft door
de slagfrequentie van 70x per minuut geen hersteltijd, door de mitochondriën blijft de
energievoorraad op peil als er voldoende zuur- en brandstof is. De spier contraheert als
geheel om bloed uit te pompen, de spiercellen werken als een syncytium. Het netwerk van
myocardcellen zijn verbonden in de lengterichting door hechte membraanverbindingen, de
naast elkaar liggende cellen worden verbonden door de nexus (gap junction). Door de nexus
kan een actiepotentiaal zich verplaatsen van de ene naar de andere hartspiercel (directe
transmissie). De actiepotentiaal duurt langer in hartspiervezels, maar niet overal gelijk. Doordat de refractaire periode van
het hart net zo lang duurt als de contractie, kan het niet in tetanische contractie raken: na elke contractie volgt relaxatie. Dat
is nodig voor effectieve pompfunctie, de hartspier kan opnieuw worden gevuld met bloed.
De prikkels ontstaan in de sinusknoop in het rechteratrium, via de AV-knoop wordt deze voortgeleidt via de bundel van His,
bundeltakken en Purkinje-vezels naar de hartspiercellen van het ventrikel. Boven in de wand van het rechteratrium ontstaan
prikkels in de sinusknoop, die bevat pacemakercelen waarin een actiepotentiaal
ontstaat in een frequentie rond de 70/min. Die wordt voortgeleidt door het
myocard en atria dat vervolgens contraheert. De actiepotentiaal bereikt de AV-
knoop op de overgang van atria en ventrikels, hier treedt vertraging op voor een
effectieve bloedstroom. Het duurt dus iets langer voordat de potentiaal wordt
doorgegeven aan de bundel van His en vertakkingen. Deze leiden de potentiaal
snel voort. Bij uitval van de sinusknoop blijven er potentialen ontstaan in de AV-
knoop, met een frequentie van 30-40/min.
Door elektrolyten in lichaamsvloeistoffen is er geleiding van elektrische stroom
mogelijk, daardoor kunnen potentiaalveranderingen geregistreerd wordt aan de
huid. Om de de- en repolarisatiegolven over de hartspier te kunnen registreren
worden twee indifferente elektrodes geplaatst. De gemeten spanning is positief bij
depolarisatie en negatief bij repolarisatie. Wanneer het prikkelfront niet direct op
de elektrode loopt wordt een lagere waarde gemeten, met een vector kan een
prikkelfront weergeven worden. De registratie van alle
potentiaalveranderingen wordt weergegeven in een
elektrocardiogram. Een standaard ECG heeft een PQRST-complex.
- P-top; depolarisate van spiervezels van de atria.
- QRS-complex; depolarisatie van de spiervezels van de
ventrikels.
- T-top; repolarisatie van de ventrikels.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sarahvanblanken. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.