– B. Verhage, Grondslagen van de Marketing H3, H5, H6, H13 (behalve 13.2), H15.2
– Module Edumundo, Consumentengedrag, de gehele stof
– Module Edumundo, Algemene economie, de gehele stof
– Handouts zoals opgenomen in het programma per week in FBF.
Algemene Economie
1. DESTEP: Economische factoren
We onderscheiden de markt in drie niveaus: microniveau, mesoniveau en macroniveau.
De macro-omgeving is onder te verdelen in de DESTEP:
Demografisch:
Economisch: bepaald ongeveer het koopgedrag van consumenten, bedrijven en de overheid.
Wanneer er een grote economische groei is kunnen consumenten meer goederen en diensten
kopen. Factoren die van invloed zijn op de consumptie van huishoudens (B2C):
1. Koopkracht (reële inkomen)
2. de rentestand
3. het consumentenvertrouwen
4. de vermogenspositie (spaargeld, aandelen, huis, pension etc)
5. de mogelijkheid tot lenen
Sociaal-cultureel:
Technologisch:
Ecologisch:
Politiek (juridisch):
Nominaal inkomen: het inkomen uitgedrukt in geld bijv: nominale inkomen van een
werknemer is 2100 euro.
Inflatie: Het algemene prijspeil van goederen en diensten stijgt. De waarde van geld daalt en
voor hetzelfde bedrag kan er minder worden gekocht.
Koopkracht (reële waarde van nationaal inkomen): hoeveel goederen en diensten er worden
gekocht met het nominale inkomen.
Consumptieve kredieten: Persoonlijke lening
De vraag naar goederen en diensten wordt beïnvloed door de hoogte van het reële inkomen.
Wanneer het reële inkomen stijgt zal de vraag naar goederen en diensten ook toenemen.
1. Vraag
Inkomenselasticiteit van de vraag:
Ey = % verandering van de vraag : % verandering van het inkomen
(nieuw-oud : oud x 100%) = % verandering en (nieuw-oud : oud x 100%) = % verandering
– Als Ey lager is dan 0 is het een inferieur goed. Voorbeeld: tweedehands wasmachines, want bij
een stijging van het inkomen gaan consumenten minder snel een tweedehands wasmachine kopen
en eerder een nieuwe wasmachine.
– Als Ey tussen de 0 en 1 ligt is het een primair goed (noodzakelijk). Voorbeeld: brood, want bij
een stijging van het inkomen zal de consument iets meer brood kopen en wordt het oudere brood
sneller weggegooid. De procentuele stijging van de vraag naar brood zal lager zijn dan de
procentuele stijging van het inkomen.
– Als Ey hoger is dan 1 is het een luxe goed. Voorbeeld: parfum, tassen, auto's. Bij een stijging van
het inkomen zal de consument meer parfums kopen. De procentuele stijging van de vraag naar
parfums zal dan hoger zijn dan de procentuele stijging van het inkomen.
, 2. De rentestand
De rentestand heeft betrekking op de interest (rente) die moet worden betaald over een lening. Bij
een hoge rentestand zullen consumenten minder geneigd zijn om een lening of hypotheek af te
sluiten en zij zullen minder gaan besteden. Een renteverhoging maakt het aantrekkelijker om te
gaan sparen.
3. Consumentenvertrouwen
Het consumentenvertrouwen gaat over het vertrouwen dat de consument hebben en de verwachting
van consumenten ten aanzien van de economie. Wanneer er een laag vertrouwen is zullen
consumenten een afwachtende houding hebben tegenover duurdere producten zoals meubels, auto's.
Bij een goed consumentenvertrouwen zullen er meer aankopen worden gedaan door de consument.
Sommige bedrijven zoals een supermarkt zal niet erg veel last hebben van een laag
consumentenvertrouwen want ieder mens moet toch eten, een aanbieder van luxe vakantiereizen zal
hier wel last van hebben want dit kan bijvoorbeeld worden opschoven naar volgend jaar.
4. Vermogenspositie
Het vermogen dat een consument heeft bijvoorbeeld veel spaargeld, geeft een consument meer
mogelijkheden tot besteden. Wanneer een consument aandelen in zijn bezit heeft en deze dalen dan
voelt de consument zich armer en zal dit leiden tot minder bestedingen. Wanneer de huizenprijzen
dalen kunnen consumenten voorzichtiger worden met een grotere aankoop. Wanneer er onzekerheid
is over het pensioen voor later zal dit nu al tot minder bestedingen leiden want de consument wil
later ook nog van een lekker centje kunnen leven.
De dik gedrukte woorden hierboven zijn allemaal vermogens die een consument kunnen hebben.
5. Mogelijkheid tot lenen
Wanneer een consument meer mogelijkheden krijgt om kredieten(geldleningen) af te sluiten gaat de
consument meer besteden. Voorbeelden: Consumptieve kredieten (persoonlijke lening) en
hypothecaire lening (geldlening met ontroerend goed zoals huis, kan de lening niet worden voldaan
binnen een bepaalde tijd legt de bank beslag op het ontroerende goed).
Economische factoren bij B2B (Business-to-business)
Wanneer een bedrijf iets besteed noemen wij dit een investering. Zo investeren zij bijvoorbeeld in
vaste activa zoals machines en investeren zij in vlottende activa zoals voorraden.
Factoren die invloed kunnen hebben op investeringen:
1. afzetverwachtingen
2. de beschikbaarheid van risicokapitaal
3. de rentestand
1. Afzetverwachtingen
Een bedrijf zal investeren in iets als de ondernemer verwacht dat de investering winst zal opleveren.
De ondernemer heeft vertrouwen dat het product zal worden verkocht dus: dat de afzetverwachting
goed zal zijn. Wanneer de afzetverwachting slecht is zal de ondernemer ook terughoudender zijn
met zijn investeringen. Bij een economische groei zal de afzetverwachting ook goed zijn omdat
consumenten dan meer producten kopen.
2. De beschikbaarheid van risicokapitaal
Een ondernemer kan pas investeren als er voldoende risicokapitaal beschikbaar is.
Risicokapitaal is het vermogen dat wordt geïnvesteerd in een beginnende onderneming die nog geen
zekere toekomst heeft.
3. De rentestand
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MKAS45. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.36. You're not tied to anything after your purchase.