Hoofdstuk 1
Wet van de vraag: hoe hoger de prijs, hoe kleiner de gevraagde hoeveelheid.
Consumenten die producten willen, bedenken hoeveel ze van iets willen kopen nadat ze weten hoe
duur het is. Zo ontstaat de individuele vraag: het aantal eenheden dat een consument ergens van wil
kopen bij een bepaalde prijs. Uit de individuele vraag volgt de individuele betalingsbereidheid. Dit is
de maximale prijs die een consument wil betalen voor één product bij een gegeven aantal.
Het consumentensurplus is het verschil tussen de prijs en de betalingsbereidheid voor alle eenheden
die een consument van een product koopt. Als het consumentensurplus over één consument gaat,
heet dat het individuele consumentensurplus.
Wanneer de prijs van iets in stapjes (een geheel getal) moet dalen om de gevraagde hoeveelheid te
laten stijgen, is er sprake van een discrete vraag. Als de gevraagde aantallen alle reële getallen
mogen zijn, kan de vraag van de consument worden weergegeven als een vraaglijn: de lijn die het
verband weergeeft tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs. Een continue vraag is een vraag
waarbij de gevraagde hoeveelheid een reëel getal is.
Bij een individuele vraaglijn kan ook het individuele consumentensurplus berekend worden. Hoe
lager de prijs, hoe groter het individuele consumentensurplus.
De individuele vraag wordt door 5 factoren beïnvloed:
1. De individuele voorkeuren
Iemand met een voorkeur voor een bepaald product is bereid er meer voor te betalen dan iemand
zonder die voorkeur.
2. Het beschikbare budget
De individuele vraag van een product neemt meestal toe als de vrager over een groter budget
beschikt.
3. De aanwezigheid van substitueerbare producten
Om in een behoefte te voorzien, zijn er meestal verschillende producten beschikbaar.
Substitueerbare producten voorzien in de bevrediging van dezelfde behoefte. Consumenten hebben
een lagere betalingsbereidheid voor producten waarvoor substitueerbare producten bestaan.
4. Het bestaan van complementaire producten
Sommige producten voorzien alleen in een behoefte in combinatie met een ander product. Dit zijn
complementaire producten. De betalingsbereidheid voor een van deze producten neemt toe als het
complementaire product al in bezit is.
, 5. Exogene factoren
Dit zijn omstandigheden waar een consument geen invloed op heeft, zoals het weer of
verkeersdrukte. Deze factoren kunnen de individuele vraag ook beïnvloeden. In de regel stijgt de
vraag naar ijs naarmate het mooier weer is. Maar een lange rij bij de ijssalon tempert de vraag weer.
De individuele vraag wordt niet door de prijs beïnvloed.
De vraag van een individuele consument is te klein om invloed te hebben op de prijs die een
producent voor zijn product vraagt. Een producent wil wel weten wat hij voor een bepaalde prijs aan
een hele groep consumenten kan verkopen. Dit is de collectieve vraag: de optelsom van alle
individuele vragen.
Welke groep op de collectieve vraag van toepassing is, volgt uit het afzetgebied: het gebied waar de
producent zijn producten verkoopt. De collectieve vraag geeft aan hoeveel producteenheden er door
een groep als geheel worden afgenomen.
De collectieve vraaglijn heet ook wel de prijs-afzetlijn.
De vraaglijn kan van de oorsprong verschuiven. Dit kan op twee manieren: een vraagtoename
betekent dat er bij iedere prijs meer gevraagd wordt, de vraaglijn schuift dan horizontaal naar rechts.
Een toename in de vraag betekent dat er collectief meer betaald wordt voor ieder aanbod, de
vraaglijn verschuift dan verticaal naar boven.
De optelsom van het individuele consumentensurplus van alle individuen in de groep die het product
kopen wordt het collectieve consumentensurplus genoemd.
De prijselasticiteit van een gevraagde hoeveelheid geeft aan hoeveel procent de gevraagde
hoeveelheid verandert als gevolg van een prijsverandering.
De prijselasticiteit is een verhoudingsgetal. Omdat er twee percentages op elkaar gedeeld worden,
vallen de percentages tegen elkaar weg. De prijselasticiteit is ook een negatief getal. Dit is een gevolg
van de wet van de vraag: veranderingen in gevraagde hoeveelheden zijn tegengesteld aan
veranderingen in de prijs. Vb. prijselasticiteit van -2 betekent dat door een prijsverhoging van 1% de
gevraagde hoeveelheid met 2% daalt.
Waarde prijselasticiteit Procentuele veranderingen Gevolg prijsverhoging
0 Gevraagde hoeveelheid verandert niet. Omzet stijgt
-1 tot 0 % verandering gevraagde hoeveelheid is Omzet stijgt
kleiner dan % verandering van de prijs =
vraag is inelastisch
-1 % verandering gevraagde hoeveelheid is Omzet blijft gelijk
gelijk aan % verandering van de prijs =
vraag is niet (in)elastisch
< -1 % verandering gevraagde hoeveelheid is Omzet daalt
groter dan % verandering prijs = vraag is
elastisch
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elzemarijegrinwis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.