Blok 7 Samenvatting
Taak 1 Het kleinkind
Psychomotoriek is de bewuste, vanuit de hersenen aangestuurde beweging.
Ontwikkeling een kwalitatieve verandering, bestaande uit een wetmatige rijping van alle
organen en functioneren hiervan, dit is waarneembaar in het gedrag van het kind.
Sensori-motorisch stadium 0-2 jaar omgeving, beweging, refeematigdoelmatig,
middel-doel.
Pre-operationeel stadium 2-7 jaar symbolen, denken, egocentrisch, conservatief begrip
Concreet-operationeel stadium 7-12 jaar getal begrip, cognitief, denkwijze op concreet, niet
abstract
Formeel operationeel stadium >12 jaar abstract denken, eeperimenteren met theorieën en
systemen
Sociale ontwikkeling
Babyfase 0-3 jr 6m: vreemdenangst, gezichtsuitdrukking herkenning, zelfbesef
(12m)
Peuter/kleuter 3-6 jr zelfbeeld, eigen gedrag, eerste vriendschap interesses, spelen
compleeer
Schooltijd 6-12 jr vergelijkingen, vriendschap door karaktereigenschappen, zelfde sekse
Sociale contacten
0-40 weken: allen contact met ouder, daarvan vertrouwen, algemene gerichtheid staat
centraal.
28-40 weken: eenkenningheid: een specifeke hechting van het kind en de ouders.
52 weken: vermindering eenkennig, andere contacten leggen.
24 maanden: alleen spelen wel ij kinderen, 26 maanden: kind begint te spelen met anderen.
Agressie is het bewust aanrichten van schade aan een ander, intentie op het gedrag. Rond
het 2e levensjaar, piek op 4 jaar. Fysieke agressie gaat afnemen en verandert in verbale
agressie.
Prosociaal gedrag handelen waarmee individu iemand bewust wil steunen, door
reinforcement (=beloning) en imitatie en communicatie.
Cognitieve ontwikkelingsstadia volgens Piaget
0-2 jaar sensomotorisch stadium
0-1 maanden: refeeen, 1-4 maanden: primaire circulaire reacties: activiteit met doel en
interessevaker doen. 4-8 maanden: secundaire circulaire reacties: buiten het lichaam. 8-12
maanden: coördinatie van secundaire schema’s, gebeurtenissen bewuster tot stand brengen,
objectpermanentie. 12-18 maanden: tertiaire circulaire reacties: oorzaak-gevolg, variaties in
acties. 18-24 maanden: het eerste denken, oplossingen zoeken, symboliek, einde
objectpermanentie.
1
,2-7 jaar, pre-operationeel stadium
Ontbreken van logische denkstrategieën, wel het magisch denken komt duidelijk naar voren.
Centratie: onvermogen 1 ding focussen. Geen conservatie: litermaat in ander kommetje.
Geen transformatie: ene toestand verandert in andere. Egocentrisme eigen centraal. Intuïtief
denken: nieuwsgierig naar dingen. Animisme: niet-levendlevend. Artifcialisme: alles door
de mens gemaakt. Realisme: psychische fenomeen zijn echt.
7-11 jaar, concreet operationeel stadium
Logische denkstrategieën, conservatie is aanwezig. Decentreren: rekening houden met
verschillende aspecten in een situatie. Rangorde begrip, aantal, categorieën, volume en
gewicht.
>11 jaar formeel-operationeel stadium
Abstract-logisch denken, hypothetisch-deductief redeneren, propositioneel denken.
Motorische ontwikkeling
Fijnmotorische ontwikkeling
4 weken: handjes in de vuist, 16 weken: op en sluit de handjes, 28 weken: palmairgreep,
knikker volgen met ogen. 40 weken: voorwerp loslaten, wijzen in richting. 52 weken:
pincetgreep.
1,5 jaar: toren van 3 blokjes, bladzijde met 2/3 omslaan. 2 jaar: toren van 6, bladzijde per 1.
3 jaar: toren van 10, pen, knippen, plakken, rondjes, plusjes, <25 sec 10 knikkers stoppen,
poppetje, puzzel maken. 4 jaar: binnen lijntjes, driehoek vouwen, naam, kralen rijgen, <20
sec, schenken zonder morsen, knijpers openen en vastzetten. 5 jaar: papier in helft en kwart,
driehoek, rechthoek, cirkel, twee woorden, voorwerp
van klei, <18 sec. vierkant knippen.
Grofmotorische ontwikkeling
4 weken: hoofd hangt, 16 weken: hoofd stabiel,
symmetrie, 28 weken: zit, leunt voorwaarts, staan
met steun. 10 maanden: zitten zonder steun, kruipen,
optrekken tot stand. 13 maanden: lopen aan een
hand, 18 maanden: goed los lopen, zelf zitten, 2 jaar:
hard lopen, bal trappen, 3 jaar: 1 been staan,
springen. 4 jaar: galoppas, beide voeten sprong, 5
jaar: het kind kan huppelen.
Fundamentele vaardigheden
Lopen: vanaf twee jaar, laatste ontwikkelingsstadium tussen 4 e en 7e levensjaar.
Initial: feeiehypereet, hele voet, voet eeo, kleine pas, breed, rechtop moeilijk, star
looppatroon.
Elementary: hielteen, eeo minder, grotere &smaller, armen naast lichaam, heup geheven,
verticale
Mature: afwikkeling, smal en soepele loopbeweging, automatische armbeweging, minimale
verticale.
Rennen: zweefase vindt plaats pas vanaf 2e levensjaar. Loopontwikkeling behoeft nog niet
volledig.
2
,Initial: geen volledige eetensie, been voet zwaaifase eeo, korte beenzwaai, onregelmatig,
breed.
Elementary: meer eetensie, korte zweefase, zwaaibeen kruist middellijn, vergroting
pasfrequentie.
Mature: volledige eetensie, mae. paslengte, frequentie, min. Rotatie heup+voet, zweef,
armen vertic.
Springen: afzetten en landen op twee voeten, meisjes kunnen dit vaak beter.
Initial: beperkte armzwaai, inconsistente buiging benen, beperkte eet enkel, knie, heup,
balans hulp, zwaartepunt ligt achter het lichaam.
elementary: armen initiëren de sprong, hurken consistenter, meer eetensie, heupen feeie
zweef.
Mature: armen bewegen hoog, hurk consistent, volledige eetensie, afzet armen, romp hoek
45.
Hinkelen goede ruimtelijke en temporele afstemming, kleine steunvlak en afzet met één
been.
Initial: heupfeeie 90, lichaam recht, elleboog feeie, armen abductie, klein sprong, weinig
balans,1/2.
Elementary: heupfeeie <90, bovenlichaam lichte feeie, heupfeeie stand, armen bewegen,
beperkt.
Mature: heupfeeie minimaal, zwaartepunt verder voor, ritmische beweging, armen
produceren kracht
Gooien kwaliteit belangrijk: de vorm, de afstand en de precisie.
initial: doelloze verschuiving voet, beweging elleboog, wegduwen, vingers spreiden, weinig
rotatie
elementary: bal achter hoofd, romp roteert naar zijde, voorwaartse verplaatsing.
mature: gewicht achterste voet, arm naar achteren, elleboog feeie, romprotatie, arm
eetensie, duim omlaag, gewichtsverplaatsing wordt een stap gemaakt met het heterolaterale
been.
Vangen
initial: afweerreactie, armen in eetensie, handpalmen wijzen naar boven, vinger gestrekt,
schep.
Elementary: ogen sluiten, ellebogen wijzen naar buiten, bij vangen wordt de bal
vastgeknepen.
Mature: geen afweerreactie, onderarmen voor het lichaam, duimen naar elkaar, ogen van het
kind volgen de bal, goede timing, goede grijpfunctie.
Ontwikkelingstheorieën
Neurale rijpingstheorie
Hiërarchisch model, verandering motorisch gedrag door rijping CZS, vast voorspelbaar
patroon. Reciproque verwevenheid toename in functioneel gedrag door diferentiatie en
integratie. Omgeving nauwelijks invloed hierop. Cefalocaudale en proeimodistale richting.
MCGraw geeft lineair verloop aan terwijl Gesell dynamisch verloop weergeeft.
Kanttekeningen: Hiërarchisch? Ontwikkelings-richting, -volgorde, Bewegingservaring, -
beïnvloeding?
Dynamische systeemtheorie
Heterarchisch model, relatie tussen kind en omgeving en taak in combinatie.
Cognitieve ontwikkelingstheorie
3
, Piaget, bepaald schema van een bepaalde handeling, organiseren van de schema’s waardoor
ze meerdere vlakken gebruikt kunnen worden(=constructivistisch). Adaptatie: aanpassen aan
de omgeving, assimilatie: interpreteren van nieuwe info uit de omgeving, accommodatie:
aanpassen van de motorische activiteit aan de nieuwe taak of omgeving. Equilibratie balans
dan is er een overeenstemming tussen de eisen van het kind en de omgeving, disbalans
worden bovenstaande begrippen gebruikt.
Kanttekeningen: motorische activiteit ligt later aan cognitieve? Ene op andere fase?
Eindniveau?
Motorprogramma theorie
Schmidt, bewegen door motorische programma’s, motorisch leren, cognitieve
associatieveautonome. Variabiliteitshypothese veel ervaring maakt meerdere handelingen
mogelijk.
Kanttekeningen: variabiliteitshypothese bij kinderen? Hoe ontstaat nieuwe vh? Homunculus?
Kinderfysiotherapeut
Gespecialiseerd op de motoriek van kinderen van nul tot achttien jaar.
Klinimetrie
GM: General Movements, 0-3 maanden, spontane bewegingen.
AIMS: 0-18 maanden, grofmotorische ontwikkeling onderzoeken, 4 posities, hoe hoger hoe
beter.
BSID-II-NI-M: risico ontwikkelingsachterstand, stoornissen onderzoeken/volgen, 0-42
maanden.
Van wiechen: 0-48 maanden, ontwikkelingsstoornissen opsporen.
PEDI: 0,5-7,5 jaar, alledaagse vaardigheden controleren.
ABC: checklist en motorisch test (3-16 jaar), 3 onderdelen, handvaardigheid, bal, en
evenwicht.
GNFM: 0-20 jaar: functionele grove motoriek, 5 demensies, gouden standaard grove motoriek
funct.
KTK-test: meet de algemene dynamische coördinatie 5-15 jaar.
Emotionele ontwikkeling
0-6 maanden: kan emoties van opvoeder begrijpen, 7-12 maanden: woede en angst bij
onbekende, andere steeds beter begrijpen. 1-2 jaar: zelfbewustzijn, zien in emoties kunnen
verschillen, inleving. 3-6 jaar: emoties tonen die passend zijn, inlevingsvermogen nog
meer. 7-11 jaar: emotioneel aanpassen zonder controle ouders, mensen kunnen gemengde
gevoelens hebben.
Hangt nauw samen met de sociale ontwikkeling. Emotionele, sociale- en cognitieve
ontwikkeling. 4 elementen: ontwikkeling van emotie, emotie regulatie, herkennen en
interpreteren van emoties en seperatie-individuatie.
4