100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Theorie OWG blok 6 $5.42   Add to cart

Summary

Samenvatting Theorie OWG blok 6

 35 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Goede samenvatting van de taken uit blok 6. Deze zijn in de OWG's uitgewerkt en samengevat.

Preview 4 out of 38  pages

  • December 11, 2018
  • 38
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
Samen
vatting Taak 1 PAV
Kleine bloedsomloop


Blok 6
Zuurstofarm bloed wordt via de vena cava inferior(onderste
lichaamshelft) en de vena cava superior(bovenste lichaamshelft)
rechter atriumrechter ventrikela.pulmonalis longentruncus
pulmonalissplitsinga. pulmonalis sinistra (linker longslagader) en de

OWG a. pulmonalis dextra(rechter longslagader)vanae pulmonalis sinistra
en dextra hart.
Grote bloedsomloop
Linker atriumlinker ventrikel aorta organen nemen
voedingsstoffen en zuurstof op en geven afvalstoffen af aan de
haarvaten. Bevat op elk moment 84% van totale bloedvolume.
Slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed, longslagader na, bestaan uit 3
lagen: buitenste laag, spierlaag, glad binnenste laag.
Aders zuurstofarme bloed, tegen zwaartekracht in, kleppen en spieren
helpen.
Haarvaten allerkleinste vertakkingen, dunne wand, uitwisseling vindt
plaats, zuurstof arm bloed.

Vier mechanismen die ervoor zorgen dat bloed in aders naar hart
terugstroomt:
1. De kleppen: voorkomen het terugstromen
2. De spierpomp: door skelet spieren zich aanspannen en ontspannen
3. De slagaderpomp: doordat de slagader de pompfunctie doorvoert naar de ader
4. De adempomp: inademtborstholte groter onderdruk t.o.v. buikholteboezems en holle aders
trekken open doordat hartzakje vastzit aan borstvlieszuigende werking.
Opbouw bloedvat: Aorta:
 Intima: endotheel en een daaromheen liggend laagje bindweefsel met een netwerk van elastische
vezelsmembrana elastica interna.
 Media: een stevige laag die opgebouwd is uit gladde spieren, en in concentrische lagen
gerangschikte elastische fibrillen. Diameter veranderen, elastine maakt het rekbaar.
 Adventitia: hoofdzakelijk elastische en collageen bindweefsel, zenuwcellen die de spiercellen van de
media innerveren. Dunne wand waardoor uitwisseling mogelijk is.
Door gladde spierweefsel kan de diameter bloedvat geregeld wordenparasympathisch en autonome
zenuwstelsel.




1

,Elastische arteriën grote, veerkrachtige bloedvaten, tunica media met elastische vezels>gladde spiercellen.
Drukverandering opvangen.
Musculeuze arteriën middelgroot, dikke tunica media bevat meer glad spierweefsel en minder elastische
vezel dan in elastische arteriestijver.
Arteriolen kleiner dan musculeuze arteriën. Tunica media bestaat uit 1 of 2 lagen gladde spiercellen,
diameter van lumen wijzigen, bloeddruk en stroomsnelheid van bloed wijzigen.
Vasoconstrictie vaatvernauwing, samentrekken van de
aders, dus nauwer worden.
Vasodilatatie vaatverwijding, ontspanning.
Aorta en grote arteriën elastische arteriën, veel
elastine, veel rek, druk opvangen door rek.
Kleine arteriën en arteriolen musculeuze arteriën, glad
spierweefsel, contractie zelf regelen van de distributie
van bloed in het lichaam. Veel weerstand aan
bloedstroom, holte klein van arteriolenarteriële
weerstandsvaten.
Capillairen bestaat uit endotheel, netwerk tussen
arteriolen en venulen. Uitwisseling plaats.
Venulen en venen dunner en slapper dan arteriewand,
bloeddruk is erg laag. 60 % van het
bloedvolumecapaciteitsvaten. Venen bevat
spierweefsel en bevat kleppen.

Plaque vetten tegen de binnenwand van de slagaders
opgehoopt. Er vindt ontstekingsreactie op en
bindweefsel groeit in en om de plaque. Breidt zich uit
onder endotheel, duwt endotheel naar
binnenVernauwing. Wanneer endotheellaag
beschadigt raakt, dringen er witte bloedcellen, vette
stoffen doorheensteeds meer een verdikking.
Risicofactoren: hypertensie, roken,
overgewicht, hoog cholesterol, hogere
leeftijd,
hypercoagulatie(samenklonteren bloedplaatjes), genetisch, infectie, geslacht, inactief, dieet,
diabetes, hyperlipidemi
Atherosclerose verharding en verdikking van de vaatwand door opeenhoping van
bloedplaatjes, vetten en ontstekingscellen aan de binnenzijde van de vaatwand.
Arteriosclerose het verharden van de arteriële vaatwand.
We spreken in eerste instantie van een stabiele plaque, naarmate plaque groter wordt,
kwetsbaarder verhoogde kans op scheureninstabiele plaque. Dit scheurt open, inhoud komt in contact
met bloed en stolt.

Perifeer arterieel vaatlijden is een manifestatie van gegeneraliseerde atherosclerose. Hierbij verliezen de
arteriën in het been hun elasticiteit en worden stugger en dikker, door afzetting van vetten en kalk, lumen
wordt smaller, stenose ontstaat en de bloeddoorstroming wordt minder.
 Acute ischemie: acute vermindering perfusie, dit kan binnen enkele uren tot dagen voor een
bedreiging vormen. Vijf P’s: Pijn in rust, Pulsatie afwezigheid, Pallor(bleekheid), Paresthesieën(doof
gevoel), Paralyse(voetspieren als eerste aangedaan).
 Chronische obstructief arterieel vaatlijden: claudicatio intemittens en kritieke ischemie geleidelijk
progressief. Typische klachten: pijn, moe, stijf, pijn bij lopen, zelden hevig.
o Kritieke ischemie pijnklachten aan voet of been in rust, trofische stoornis, systolische
enkeldruklager dan 50 mmHG, hevige pijn voorvoet.
21% heeft kans op herseninfarct, 24% op chronisch hartfalen, 43% op coronaire hartziekten.
Epidemiologie 0,14 per 1000 personen per jaar acute ischemie. Chronisch obstructief arterieel vaatlijden 3
per 1000 per jaar. Kritieke ischemie wordt geschat op 0,5 tot 1 per 1000 per jaar. De kans op andere hart- en
vaatziekten is bij deze patiënten driemaal zo hoog.
Prognose en beloop
15% treedt kritieke ischemie op, 2% ondergaat amputatie binnen 10 jaar na diagnose.
Prognostische factoren: hogere leeftijd, familiair, roken, ernst, aanwezigheid vernauwing op meerdere
niveaus, diabetus mellitus, lage enkel-arm index, coronaire en cerebrovasculaire.


2

,Stadium 1: EAI<0.9 zonder klachten. Stadium 2: EAI<0.9 met claudicatio 2a: loopafstand >100m, 2b:
loopafstand <100m. Stadium 3: EAI<0.9 met nachtpijn/rustpijn. Stadium 4: EAI<0.9 met weefselverlies,
necrose.
Onderdelen in de anamnese hulpvraag, aard, ernst, provocerend, reducerend, belemmeringen, relatie met
inspanning, verdwijnen van klachten in rust, medicatie, comorbiditeiten, vroegere en huidige functioneren
beweging, WIQ, kennis en inzicht klacht, informatiebehoefte, CIRS, rode/gele vlaggen, kwaliteit van leven
EuroQol 5D, motivatie patiënt, interne externe factoren.
Mogelijke behandeldoelen:
 Ziekteperceptie vergroten;
 Verbeteren inspanningsvermogen(aerobe loopafstand verbeteren, pijntolerantie omhoog);
 Activiteiten en participatie vergroten;
 Risico management.
Onderdelen onderzoek/inspectie: huiddefecten, opvallend kleur of temperatuurverschil links/rechts,
enkeloedeem beiderzijds, standsafwijking, tekenen acute ischemie(pijn, spierzwakte, kleur, gevoelsstoornis),
arcus lipoides, xanthelasma, xsnthoom, trofische stoornis: huid, nagels, beharing. Palpatie: AFC, APOP,
ATP, ADP, motoriek en sensibiliteit, temperatuur, capillary refill.
Loopbandtest: functionele afstand en de maximale loopafstand wordt gemeten. Loopsnelheid is 3,2 km/u,
toename hellingshoek met 2% elke twee minuten beginnend bij 0%, tot maximaal 10%, duur van de test
maximaal 30 minuten. Signalen gelet: lokalisatie pijn, ernst pijn, uitputting, pijn op de borst, benauwdheid,
angst.
ACSM-schaal is makkelijk voor het vaststellen van de ernst van de pijn.
Graad 1: licht onbehaaglijk gevoel of beginnende pijn op bescheiden niveau;
Graad 2: matig onbehaaglijk gevoel of pijn waar- van de aandacht van de patiënt kan worden afgeleid.
Graad 3: intense pijn waarvan de aandacht van de pt niet kan worden afgeleid.
Graad 4: martelende en onverdraaglijke pijn.
Indicatie stelling vindt plaats aan de hand van de antwoorden op 4 screeningsvragen:
1. Is de functionele en/of maximale loopafstand en/of het uithoudingsvermogen verminderd in
verhouding tot het gewenste activiteitenniveau(al dan niet veroorzaakt door inadequaat pijngedrag of
angst voor inspanning)?
2. Zijn er problemen met specifieke functionele vaardigheden?
3. Bestaat er een afwijkend looppatroon ten gevolge van de aan sPAV gerelateerde klachten?
4. Is er sprake van door de fysiotherapeut beïnvloedbaar risicogedrag, zoals bewegingsarmoede,
roken, voeding? Minimaal vraag 1 en/of vraag 2 met ja.
De differentiaal diagnose:
 Lumbale wervelkanaalstenose: neurogene claudicatio;
 Diabetische neuropathie: zenuwschade;
 Artrose
 Varices: abnormale verwijde aderen en veneuze insufficiëntie;
 Chronsich compartimentsyndroom: situatie waarbij de bloedtoevoer door zwelling van het lichaam
verstoord is;
 Bakercyste: vochtophoping in de knieholte.
Belangrijkste onderdelen therapeutisch proces PAV: verbetering loopafstand en kwaliteit van leven,
reductie van cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit, veranderen leefstijl/gedragsverandering.
Voorlichting is een proces, waarbij de gedragsverandering de eindstap is.
Wat doet roken: vergroot de kans op PAV, PAV komt op jongere leeftijd tot uiting, 50% van PAV is gevolg
van roken, roken vergroot de kans op occlusie van een bypass.
Effecten stoppen met roken: verergering PAV neemt af, stijging enkel-arm index, toename loopafstand en
snelheid, minder bypasses en amputaties, effecten dotter en bypass langere tijd.
Wat doet hypertensie: 2 tot 3x verhoog voorkomen PAV, versnelde toename en ernst PAV, verlaging
bloeddruk, vermindering cardiovasculaire complicaties.
Wat doet diabetes: 2x verhoogd voorkomen PAV, sterkte verergering PAV, 35% kans op acuut koud been,
21 % kans op amputatie, goede behandeling geeft een afname van complicatie.
Cholesterol verlagen: vermindert kans op ontstaan PAV, remt de voortgang, vermindert de kans op
cardiovasculaire complicaties, streefwaarde LDL-cholesterol<2,5 mmol/l.
Fasen gedragsverandering MI interventie
1. precontemplatie Informeren en bewustmaking risico’s
2. contemplatie Voor- en nadelen onderzoeken, beslissen en doel vaststellen
3. preparatie Opzet eigen plan van aanpak patiënt
4. actie Anticiperen op aanleren van nieuw gedrag
5. behoud of terugval Zelfafspraak of hoe verder?
Vergroten van de functionele loopafstand

3

, Meeste resultaten worden gezien indien looptrainingen bij aanvang twee tot drie keer per week in
trainingssessies van minimaal 30 minuten worden uitgevoerd, afbouwend naar steeds zelfstandig oefenen,
gedurende twee tot zes maanden. Loopafstand verbeterd vaak significant binnen 6 weken, de vorming van
anastomose/collateralen duurt verscheidene maanden. 150-231% verbetering.
Verhogen van de pijntolerantie
Leren om bij pijn niet direct te stoppen als de pijn begint, maar door de pijn heen te lopen. Hierbij is het van
belang dat de patiënt begrijpt dat deze aanpak nodig is om een verbetering te bewerkstelligen en accepteert
dat de pijn een wezenlijk onderdeel van de training is.
Tampa-schaal meet de angst. Enkel-arm index bloeddruk meten bij de enkel en de arm en dan door elkaar
delen. Bij een vernauwing in een bloedvat is de bloeddruk onder de vernauwing lager dan boven de
vernauwing.
- EAI < 0,8 of gemiddelde van 3 bepalingen < 0.9 -> PAV vrijwel zeker
- EAI tussen 0,9 en 1,0 -> PAV niet voldoende zeker
- EAI > 1,1 of gemiddelde van 3 bepalingen > 1,0 -> PAV vrijwel uitgesloten
- EAI > 1,5 -> afwijkend(meetfout, rekenfout)
Duplex worden bloedvaten in beeld gebracht, door middel van kleur en stroomrichting weergegeven. MRA
door MRI worden de bloedvaten beter zichtbaar. Invasief onderzoek katheter.
Medicatie
Optimalisering van de bloeddruk en LDL-cholesterol, trombocytenaggregatieremmer.
ClaudicatioNet is een geïntegreerd zorgnetwerk dat patiënten, oefen- en fysiotherapeuten, huisartsen en
vaatchirurgen met elkaar in contact brengt. Het streeft naar transparante en hoogwaardige zorg voor alle
patiënten met perifeer arterieel vaatlijden in Nederland.
Ader Functie
Aorta ascendens 1e bloedvat grote bloedsomloop, grootste arterie, begint bij
halvemaanvormige klep tussen linkerventrikel en aorta en linker en
rechter a. coronaria die ontspringen aan aorta.
Truncus brachiocephalicus Rechter a. carotis communis, rechter a. subclavia, linker a. carotis
communis, linker a. subclavia.
a bloed naar armen, schouder, borst, rug en czssplitst in
subclaviae(ondersleutelbeenaslagader
)
Thoracicus interna Voert bloed naar pericardium en ventrale thoraxwand.
a. Vertebralis Voert bloed naar hersenen en ruggenmerg.
Truncus thyyrocervicalis Bloed naar spieren en andere weefsel hals, schouders, thoracale rug.
a. Vertebralis en a. carotis Gaan naar hersenen, 4 minuten geen bloedbeschadiging
interna
Aorta descendens ter hoogte van thorax: aorta thoracica, loopt door tot mediastinum,
geeft bloed aan intercostale arteriën die bloed geven aan wervelkolom
en lichaamswand. Vertakt in longweefsels, capillairnetten
oesofagus(slokdarm), pericardium. Onder diafragma aorta
abdominalis.
Aa. iliaca communes Gezamenlijke darmbeenslagaders, voeren bloed naar bekken, benen.
Verdelen in a. iliaca interna (inwendige darmbeenslagaders), a, iliaca
externaa. femoralisa.femoralis profundus a.
poplitea(knieholteslagader)a. tibialis anterior(voorste scheenbeen
slagader)a. tibialis posterioraa. Fibulares (kuitbeenslagders)



Taak 2 Klinisch traject bij coronair lijden
Het hart ligt ter hoogte van de tweede tot vijfde intercostaalruimte en steunt op het middenrif. Het bevindt
zich in mediastinum: ruimte die borstholte in 2 longholten verdeeld. Uit de ventrikels ontspringen de grote
slagaders. In het rechter atrium monden de vena cava inferior en de vena cava superior uit. In het
linkeratrium monden vier pulmonale venen uit. De linkerventrikel heeft de dikste wand. De druk in de aorta is
vijfmaal zo hoog als in de rechterventrikel. Het tussenschot tussen de atria: septum interatriale, terwijl de
spierwand tussen de ventrikels het septum interventriculare heet.
Pericardium het hartzakje met een dubbele laag met een kleine hoeveelheid vloeistof ertussen, twee lagen
glijden nu soepel over elkaar heen.
 Epicardium buitenste oppervlak hart bekleedt.
 Myocardium gespierde wand van het hart, bevat hartspierweefsel, bloedvaten en zenuwen
 Endocardium binnenste oppervlak hart.
4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fysio2. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.42  1x  sold
  • (0)
  Add to cart