Samenvatting van ALLE stof voor het tentamen van PAD B (Pedagogiek en Algemene Didactiek B) aan de UvA. 352 pagina's samengevat tot ongeveer 35 pagina's. Onder andere Woofolk, van der Wal en artikelen komen aan het bod.
Het meeste van wat wij kennis is met betrekking tot concepten en connecties. Een concept is
een categorie wat gebruikt wordt voor een groep van vergelijkbare gebeurtenissen, ideeën,
objecten of mensen. Concepten zijn abstract, ze bestaan niet in de echte wereld. Ze helpen ons
een grote hoeveelheid informatie te organiseren. Concepten zouden een set van defining
attributes delen, ook wel distinctive features genoemd. Die stellen dat wij specifieke
voorbeelden herkennen door het opmerken van key required features, zoals wij een boek
herkennen aan het feit dat het aan elkaar gebonden bladzijden zijn. Sinds 1930 wordt dit
echter getackeld door (Muller-Freienfels, 1935). De meeste concepten hebben namelijk niet
defining attributes. Hedendaagse invalshoeken op leren op basis van concepten stellen dat wij
in ons hoofd een prototype hebben van een concept zoals bijvoorbeeld een vogel. Een beeld
dat voor ons de essentie van ieder concept vaststelt. Een prototype is de beste representatie
van zijn categorie. Of iets in een categorie past is een kwestie van vage grenzen en in welke
mate. Een andere verklaring voor leren op basis van concepten is dat wij leden van een
categorie identificeren door te refereren aan exemplars. Exemplars zijn werkelijke
herinneringen van bijvoorbeeld specifieke vogels die we vergelijking met een item min
kwestie om te zien of dat item echt behoort tot dezelfde categorie als de exemplar. Prototypen
zijn waarschijnlijk gebouwd op ervaringen met vele exemplars. Dit gebeurt op een natuurlijke
wijze omdat episodische herinneringen van bepaalde gebeurtenissen samen vervagen over
tijd, wat een gemiddelde of typische prototype creëert van alles wat je gezien hebt (Hampton
en Cannon, 2004).
Er is nog een derde element van invloed wanneer we een concept herkennen, onze
schematische kennis die gerelateerd is aan het concept. Zo weten we dat vervals geld niet echt
is vanwege zijn geschiedenis. Verkeerde mensen hebben het geld gedrukt. Ons begrip van het
concept geld is dus gelinkt aan de concepten van criminaliteit enzovoorts. Jacob Feldman
(2003) stelt een laatste aspect van leren op basis van concepten, het simplicity principle. Hij
zegt dat als mensen geconfronteerd worden met voorbeelden dit hun aanzet tot de simpelste
categorie of regel die alle voorbeelden zou kunnen coveren.
Kinderen leren eerst veel concepten in de echte wereld van de beste voorbeelden of
prototypen, aangewezen door volwassen en soms visueel ondersteund. Hoewel, als de
voorbeelden ambigu zijn zoeken we raad bij de defining attributes om een keuze te maken.
Het aanleren van concepten kan zowel defining attributes als prototypen omvatten. Een
aanpak daarvan is concept attainment, een wijze om de leerlingen te helpen een begrip van
specifieke concepten te construeren en denkwijzen te oefenen als hypothesis testing.
Als je concepten wilt aanleren, heb je sowieso zes componenten nodig:
- Voorbeelden
- Niet-voorbeelden
- Relevante attributes
- Niet-relevante attributes
- Naam van het concept
- Definitie
Visuele ondersteuning als plaatjes, diagrammen of plattegronden kunnen bijdragen aan het
leren van vele concepten.
, Voorbeelden en niet voorbeelden zijn nodig om de grenzen van een categorie duidelijk te
maken.
Undergeneralisation is de exclusie van sommige dingen van hun rechtmatige plaats in de
categorie. Het limiteren van een conceptl.
Overgeneralisation is de inclusie van dingen die niet in een categorie horen, dus het
overmatig uitbreiden van een categorie.
Wanneer leerlingen een goede kennis hebben van een concept, zouden ze dit moeten
gebruiken. Zoals in taken, problemen oplossen of uitleggen. Zodat zij hiermee hun nieuw
opgedane kennis kunnen toepassen. Dit zal het concept in het web van gerelateerde
schematische kennis linken. Dit gebeurt letterlijk in een concept map, leerlingen maken een
concept map van zijn of haar begrip en kennis over een concept.
Bruner, (19650 ontdekte dat de behoefte om actief te leren de basis is voor werkelijk begrip,
en de waarde van inductive reasoning in leren. Inductive reasoning is het formuleren van
algemene principes of regels gebaseerd op kennis van voorbeelden en details. Volgens Bruner
zou leren betekenisvoller zijn voor leerlingen als zij focussen op het begrijpen van de
structuur van het onderwerp dat bestudeerd wordt. Bruner gelooft dat leerlingen actief moeten
zijn, zij moeten voor hun belangrijke principes identificeren in plaats van het accepteren van
de uitleg van de docent. Dit proces wordt discovery learning genoemd. In discovery learning
presenteert de docent voorbeelden en de leerlingen werken daarmee tot dat zij de connecties
en patronen ontdekken (subject’s structure). Daarmee gelooft Bruner dus dat in de klas leren
zou moeten plaatsvinden door inductive reasoning.
Een inductieve invalshoek vereist intuitive thinking aan de kant van de leerlingen. Bruner
zegt dat docenten dit kunnen stimuleren door het aanmoedigen van leerlingen om te raden op
basis van incompleet bewijs en dan dat goed te keuren of af te wijzen. Docenten zullen
hiermee laten zien aan hun leerlingen dat fout raden niet slecht is, het is een vereiste zodat
leerlingen in hun learning zone kunnen komen. Leren kan alleen plaatsvinden als er een
tijdelijke misvatting is of een nieuwe kennis die ervaren wordt. Er wordt meestal een verschil
gemaakt tussen pure discovery learning (wat geschikt is voor vroege leerlingen), waar
leerlingen bijna volledig zelfstandig werken, en guided discovery (geschikt voor primary of
secondary leerlingen), waar de leraar voor directe instructie zorgt.
In tegenstelling tot Bruner, gelooft Ausubel dat mensen kennis verwerven door receptie, en
niet door discovery. Concepten, principes en ideeën begrepen door deductive reasoning –
van algemene ideeën naar specifieke gevallen, niet ontdekt van specifieke gevallen naar
algemene concepten. Ausubel’s expository teaching model benadrukt dat wat gekend is als
meaningful verbal learning - verbale informatie, ideeën en relaties omtrekkende ideeën,
bijelkaar genomen. Leren door herhaling en uit het hoofd te leren (rote memorisation) is niet
betekenisvol leren, omdat materiaal geleerd door is niet gelinkt aan bestaande kennis.
Ausubel’s strategie begint altijd met een advance organiser. Dat is een introducerend
statement breed genoeg om alle informatie die zal volgen te omvatten. De organisers kunnen
3 doelen hebben:
- Ze richten jouw aandacht op wat belangrijk is in komend materiaal
- Ze onderstrepen relaties rondom ideeën die gepresenteerd zullen worden
- Ze herinneren je aan relevantie informatie die je al zou moeten hebben
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilonastuvia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.