Inleiding
Het spiegelbeeld van het verkrijgen van zekerheid is het verschaffen van zekerheid.
In deze leereenheid gaan we het volgende bespreken:
- Verpanding van vorderingen op naam
- Het recht van hypotheek (ofwel hypotheekrecht)
- De uitoefening van het pandrecht op vorderingen
- De executiebevoegdheid van de hypotheekhouder
- De voorrechten op grond waarvan een schuldeiser voorrang kan krijgen
- De rangorde tussen de verschillende voorrechten
Pagina 1 van 37
,6.1 Pandrecht op vorderingen op naam
Vorderingen op naam = Een vorderingsrecht en vermogensrechten (dus een goed), het is het recht van
de schuldeiser op een bepaalde prestatie van zijn schuldenaar die voortkomt uit een tussen hen
bestaande verbintenis.
Art. 3:83 BW = Vorderingsrechten zijn overdraagbaar. Dat betekent dat een vordering op naam ook
overdraagbaar is.
Art. 3:98 BW = Voor de vestiging van een pandrecht ( = een beperkt recht) zijn de regels over
overdracht van een goed van overeenkomstige toepassing
Voor de vestiging van een pandrecht moet dus worden voldaan aan :
- De vereisten uit artt. 3:83, 84 lid 1 en 94 BW.
- De algemene bepalingen voor pand en hypotheek.
Bovengenoemde kennis is van belang voor de bestudering van de vestiging van een pandrecht op een
vordering op naam.
Voor de executie van een verpande vordering op naam is géén openbare verkoop vereist. Er bestaat
daarom geen risico dat de executieopbrengst tegenvalt.
Een vordering en een pandrecht op een vordering is een onzichtbaar goed.
Art. 3:81 lid 1 BW = Een pandrecht op een vordering op naam (= een beperkt recht) kan alleen
gevestigd worden op een zelfstandig en overdraagbaar recht.
Art. 3:228 BW = Een pandrecht kan alleen gevestigd worden op goederen die voor overdracht vatbaar
zijn.
Art. 3:83 lid 2 BW = De schuldeiser en schuldenaar kunnen de overdraagbaarheid van een tussen hen
bestaand vorderingsrecht met goederenrechtelijke werking uitsluiten.
Dit betekent dus dat niet elke vordering overdraagbaar en/of verpandbaar is.
Pagina 2 van 37
,Vestiging en voldoende bepaalbaarheid
Vorderingen op naam die een schuldenaar (bijv. onderneming) op derden heeft behoort tot zijn
vermogen.
We gaan het nader hebben over pandrecht op vorderingen.
Afdeling 3.9.2 BW (artt. 3:236-258 BW) = Regels over pandrecht op vorderingen (en zoals in LEH 5
besproken op zaken).
Twee vormen van pandrecht
Er bestaan twee vormen van pandrecht op vorderingen op naam:
1. Openbaar pandrecht (artt. 3:236 lid 2 jo. 3:94 lid 1 BW) = Mededeling aan de schuldenaar is
wel vereist.
2. Stille pandrecht (artt. 3:239 lid 1 BW) = Mededeling aan de schuldenaar is niet vereist.
De algemene regels (afdeling 3.9.2 BW artt. 3:236-258 BW) van pandrecht zijn op beide vormen van
pandrecht van toepassing.
Overdraagbaarheid vordering
Art. 3:228 BW = Elke vordering, als die overdraagbaar is, is vatbaar voor verpanding.
De overdraagbaarheid van een vordering is soms wettelijk uitgesloten of beperkt of door partijen
overeengekomen.
Zo kunnen de schuldeiser en schuldenaar met goederenrechtelijke werking alleen de verpandbaarheid
van de vordering uitsluiten, zonder haar onverdraagbaar te maken (artt. 3:98 jo. 3:83 lid 2 BW).
Een verpanding in strijd met een dergelijk beding is ongeldig, nu de vordering daartoe niet vatbaar is.
De pandhouder geniet geen bescherming daartegen door artt. 3:239 lid 4 jo. 3:88 BW.
Voorbeelden:
- Verpanding van een geldvordering.
- Verpanding van een vordering tot overdracht van een roerende zaak
Kortom, een verpande vordering is niet enkel begrenst tot een geldvordering.
Pagina 3 van 37
, De vereisten voor vestiging van een pandrecht op een vordering op naam
Artt. 3:98 jo. 3:84 lid 1 BW = De vereisten voor vestiging van een pandrecht op een vordering op
naam zijn (constitutief):
1. Geldige titel
= De rechtsgrond in de zin van een rechtsverhouding die de verpanding rechtvaardigt.
2. Beschikkingsbevoegdheid
= De pandgever moet bevoegd zijn om tot het verpande vordering te beschikken.
Welke pandgever is er beschikkingsonbevoegd?
- Die ten tijde van de verpanding failliet is (art. 23 Fw.)
- Die zich kan beroepen op derdenbescherming (artt. 3:239 lid 4 jo. 3:88 BW)
Ten laste van de pandgever gelegd beslag leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid.
3. Vestigingshandeling (levering)
Artt. 3:236 lid 2 en 3:239 BW = Regels over de wijze van vestiging van een pandrecht op een
vordering op naam.
Artt. 3:236 lid 2 jo. 3:94 lid 1 BW = De wijze van de vestiging van openbaar pandrecht.
Door het opmaken van een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar
van de te verpanden vordering.
Het doel van de pandakte is het tijdstip vastleggen waarop de verpanding tot stand komt.
* De pandakte kent geen speciale vormvereisten. Het minimum is een door de pandgever
ondertekend geschrift dat tot verpanding van de daarin aangeduide vordering strekt (art. 156
Rv.).
* Er gelden geen bijzondere eisen aan de vorm en inhoud van de mededeling (art. 3:37 lid 1
BW). De mededeling moet de schuldenaar wel hebben bereikt voor een geldige
totstandkoming van een vestiging van pandrecht.
Er kunnen zich in het interval tussen het tijdstip van het opmaken van de pandakte en dat van
de mededeling dezelfde problemen voordoen als bij overdracht. Het risico daarvan kan de
pandhouder beperken door z.s.m. tot mededeling over te gaan.
* Een vóór de mededeling tot stand gekomen vervreemding of bezwaring aan een derde
geschiedt vrij van pandrecht.
* Een op de vordering tussen het opmaken van de pandakte en de mededeling gelegd beslag
ten laste van de pandgever verhindert niet dat de verpanding tot stand komt.
De pandhouder kan o.g.v. art. 475h lid 1 Rv. zijn na het beslag gevestigde pandrecht niet
tegenwerpen aan de beslaglegger. De beslaglegger kan het pandrecht negeren en het beslag
voorzetten.
* Faillissement van de pandgever voordat de verpanding is meegedeeld verhindert dat er een
pandrecht ontstaat (artt. 23 jo. 35 lid 1 Fw.).
Registratie op last van de curator in het faillissement van de pandgever brengt hierin geen
verandering.
Art. 3:239 lid 1 BW = De wijze van de vestiging van stil pandrecht.
Door het opmaken van een authentieke of geregistreerde pandakte, mededeling daarvan aan de
schuldenaar is niet vereist.
Het doel van de pandakte is het tijdstip vastleggen waarop de verpanding tot stand komt.
Pas als de onderhandse akte geregistreerd is bij de Belastingdienst (art. 1 jo. 5 Registratiewet
1970) is de vestiging van het stille pandrecht voltooid. De registratie mag een ieder doen op
initiatief van de pandhouder en pandgever.
Bij vestiging bij authentieke akte komt de verpanding direct tot stand, bij geregistreerde
onderhandse akte dus pas na de registratie van de pandakte.
De grosse van de authentieke akte leidt tot executoriaal titel, echter de pandhouder heeft voor
Pagina 4 van 37
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller demeta. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.26. You're not tied to anything after your purchase.