1. Een organisatie is een samenwerkingsverband. Welke van de volgende drie elementen staan
centraal?
A. Doelstellingen, mensen en processen.
B. Mensen, middelen en processen.
C. Doelstellingen, mensen en middelen.
D. Strategie, processen en leiderschap.
2. Wat wordt verstaan onder het begrip interdisciplinair?
A. Het gebruikmaken van verschillende vakgebieden.
B. Kostenbewustzijn.
C. Doelgerichte samenwerkingsverbanden.
D. Het geheel is meer dan de som der delen.
3. De beste manier van leidinggeven bestaat niet. Deze is immers afhankelijk van de situatie
waarin de organisatie zich bevindt. Bij welke stroming of theorie hoort deze opvatting thuis?
A. Het scientific management.
B. De contingentietheorie.
C. De humanrelationsbenadering.
D. De X- en Y-theorie van McGregor.
4. Waarvan is een ziekenhuis een voorbeeld?
A. Profitbedrijf.
B. Non-profitbedrijf.
C. Overige organisatie.
D. Alle antwoorden zijn juist.
5. Wat wordt verstaan onder het begrip efficiency?
A. Het gebruikmaken van verschillende vakgebieden.
B. Kostenbewustzijn.
C. Doelgerichte samenwerkingsverbanden.
D. Het geheel is meer dan de som der delen.
6. Bij welke theorie gaat het om een kwantitatieve benadering: wetenschappelijke analyses van
de werkzaamheden en verregaande taakverdeling en training waarbij iedere handeling nauwkeurig is
voorgeschreven per productie-eenheid?
A. De Eerste Industriële Revolutie.
B. General management theory.
C. Scientific management.
D. Humanrelationsbenadering.
7. Waarvan is er sprake als bierproducent Heineken het Utrechtse café Broers overneemt?
A. Verticaal achterwaartse integratie.
B. Verticaal voorwaartse integratie.
C. Horizontale integratie.
D. Voorwaartse differentiatie.
8. Een vestiging van AkzoNobel staat het haar medewerkers tegenwoordig toe dat zij ook thuis
mogen werken. Het is vooral van belang dat de doelstellingen worden behaald. Of dit vanuit
, huis of op kantoor gebeurt, maakt daarbij niet uit. Waar speelt deze vestiging van AkzoNobel
op in?
A. Demografische factoren.
B. Innovatiefactoren.
C. Ecologische factoren.
D. Sociaal-culturele factoren.
9. Er zijn verschillende soorten planningen. Op welke wijze wordt onderscheid gemaakt?
A. Mate van niveau (concern, afdeling en product).
B. Tijdshorizon (kort, middellang en lang).
C. Mate van detail (strategisch en tactisch).
D. Alle antwoorden zijn juist.
10. Het volgende figuur beschrijft de opzet van een strategische plan. Geef aan welke onderdelen
ontbreken.
A. Bij A hoort het woord situatieanalyse, bij B diagnose en prognose, bij C
strategievorming en bij D uitwerking gekozen strategische optie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimvanringen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.