een samenvatting van 21 pagina's waarin alle begrippen zijn uitgelegd. boeken die gebruikt zijn, zijn vooral: als opvoeden niet vanzelf gaat, en een beetje Psychologie, een inleiding.
Als opvoeden niet vanzelf gaat: hoofdstuk 1 de paragrafen 1.1 – 1.4 (pagina’s 17-32).
Pedagogiek= De wetenschap van de opvoeding. De ontwikkeling van kinderen (0-18/23 jaar) en de rol daarin
van ouders en opvoeders.
Orthopedagogiek is een wetenschap die zich richt op het verklaren van problematische opvoedingssituaties
(POS). Onderzoekt wat de beste manier is om deze te doen verminderen, te compenseren of op te lossen, en
ondersteunt het handelen hierna. Het leert je hoe te handelen, om te gaan met diverse problematische
opvoedingssituaties.
Opvoeden is een proces dat zich binnen een bepaalde gemeenschap of cultuur afspeelt tussen opvoeders en
kinderen.
Een opvoedingsimpasse is het proces waarbij het de opvoeding steeds meer buiten de kaders van de
ouders/opvoeders gaat (stagnatie in het opvoedingsproces), totdat er hulp gevraagd wordt of nodig is.
J.F.W. Kok, is een voormalig hoogleraar orthopedagogiek en één van de belangrijkste orthopedagogen in
Nederland. Bij opvoeden is er altijd spraken van wederzijdse beïnvloeding, Kok benoemt het een dynamisch
proces, waarbij het kind zich ontwikkelt en de opvoeder opvoedt. Kok noemt het opvoeden ook wel ‘het in
relatie staan van opvoeders en opvoedeling (en), waarbij in de opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van
mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat
deze optimale kansen bieden voor zelfontplooiing. Kok spreekt niet over het doel van opvoeden maar over het
opvoeders en kind perspectief, waarbij er bij beide hoop en verwachtingen een rol speelt. Opvoeding is een
proces waar opvoeder en kind actief in participeren.
Mensen worden geboren met een ‘startpakket’ als bagage, met ontwikkelingsmogelijkheden die tot uiting
komen in interactie met de omgeving. Kok noemt dit het ontwikkelen van de eigenheid. Het opvoedingsproces
draagt eraan bij dat het kind deze eigenheid ontplooit.
De relatie is volgens kok de basis van het opvoedingsproces; zonder relatie is opvoeden niet mogelijk.
De Winter vindt dat opvoeden gaat over de vorming van je persoonlijkheid, om het ontdekken van identiteit en
de zin van je bestaan, om je plaats in cultuur en samenleving.
Veel organisaties, stichtingen, opvoedingscursussen enz. richten zich op de individuele opvoeding en problemen
op dit gebied (burgerschapsvorming). De Winter denkt juist dat de invloed gedeeltelijk komt van de sociale
kwaliteit van een wijk en sterke sociale netwerken, waarin ook anderen dan de ouders zich verantwoordelijk
voelen voor het opgroeien van jeugdigen. Dit wordt de pedagogische civil society genoemd.
Pels et al. Opvoeding is een nauwe samenhang met uiteenlopende culturele en ecologische factoren. Er wordt
gesproken van twee opvoedingswaarden: autonomie (zelfbepaling, zelfstandigheid, onafhankelijkheid) en
conformiteit (aanpassen aan eisen van omgeving).
Pedagogiek: de leer van de opvoeding/opvoedkunde.
Opvoeder(s) dagelijkse praktijk> professionele opvoeder> wetenschappers gespecialiseerd in opvoeding.
Waarom voortdurende vraag naar de eigen identiteit van de orthopedagogiek:
1. Een jonge soms onbekende wetenschap
2. De wetenschap is ontwikkeld gekomen vanuit andere wetenschappen (een toepassing van.).
3. Enorm divers werk en onderzoeksterrein.
Bleidick schrijft 4 gezichtspunten op de problemen die de orthopedagogiek bestudeert:
1. Het individueel theoretisch paradigma
2. Het interactioneel- theoretisch paradigma
, 3. Het systeemtheoretisch paradigma
4. Het maatschappijtheoretisch paradigma
Of orthopedagogische zorg nodig is, is volgens Vliegenthart afhankelijk van:
A De aard en de ernst van een stoornis.
B De vraag op er speciale hulpmiddelen en technieken nodig zijn om de negatieve gevolgen van een stoornis
zoveel mogelijk onder controle te houden.
C De vraag of het kind hulp nodig heeft om met een stoornis te kunnen leven.
Alle componenten die betrekking hebben op het orthopedagogisch werkterrein:
- Het kind met een specifieke vraagstelling.
- De opvoeder die zoekt naar de betekenis achter het gedrag van het kind en die daar probeert een
pedagogisch antwoord op te geven.
- De situatie die gekenmerkt wordt door handelingsverlegenheid bij de opvoeders en waarbinnen ook
andere personen en/of factoren uit de omgeving invloed hebben op de opvoeding.
Als opvoeden niet vanzelf gaat: hoofdstuk 8 de paragrafen 8.1, 8.2 (pagina’s 177-192).
‘Goodness of fit’: voldoende afstemming tussen de persoon van het kind en de persoon van de ouder.
Systeemtheorie: bestudeert het individu in relatie tot zijn omgeving en gaat daarbij uit van circulaire
verklaringsmodellen in tegenstelling tot lineaire oorzaak-gevolgmodellen.
Belangrijkste kernpunten van de systeemtheorie zijn:
1. Een systeem bestaat uit verschillende delen die onderling samenhangen en elkaar wederzijds
beïnvloeden.
2. Systemen kunnen worden gezien als zichzelf handhavende eenheden, die voortdurend in
wisselwerking staan met hun omgeving.
3. Een systeem heeft de mogelijkheid in zich om zich te handhaven.
4. Systemen hebben het vermogen om zichzelf te bestuderen en te reproduceren.
Homeostase: systeem heeft evenwicht nodig in een systeemtheorie.
Subsystemen: verschillende onderdelen in het systeem die informatie-uitwisselingen doen.
Bliksemafleider: iemand die door gedragsproblematiek de aandacht weet af te leiden van de spanningen
tussen de ouders, omdat die intensief met hem bezig moeten zijn. Het doel daarvan is bereiken dat zijn ouders
bij elkaar blijven.
De zondebok: iemand die (onverdiend) de schuld krijgt van de problemen.
Go- between: de overbrenger van de boodschappen, de bemiddelaar.
Coalitie: een subsysteem van twee of meer leden van het systeem met gemeenschappelijke intenties en
belangen en gemeenschappelijke inspanningen om die te verwezenlijken. (Willemse)
Perverse triade: een kind in een positie dat die partij moet kiezen voor een ouder tegen de andere.
Een gezin met perverse triade wordt ook wel pathologisch gezinssysteem genoemd.
Kenmerken perverse triade:
- Er is een situatie waarin 3 mensen verwikkeld zijn. Twee daarvan behoren tot hetzelfde hiërarchisch
niveau, de derde tot een lager niveau.
- Een persoon van het hogere niveau gaat een coalitie aan met die derde, die gericht is tegen
hiërarchisch gelijke. Er zijn gemeenschappelijke activiteiten, tegen die hiërarchisch gelijke gericht.
, - De coalitie tussen die twee wordt door hen ontkend.
Kinderen die bij het ouderlijk subsysteem gaan horen of er zelfs boven gaan staan, worden ‘geparentificeerd’
(rolverwisseling) genoemd.
Bij een symbiotische relatie, is er een versmoltenheid van de relatie ouder-kind tot een twee-eenheid.
Daardoor wordt de individualiteit van beiden ontkent.
3 gezinsinteractiepatronen waarbij het kind een functie krijgt die niet bij hem past(belast), waarbij het
schadelijk is voor zijn/haar eigen ontwikkeling:
1. Een perverse triade.
2. Parentificatie.
3. Symbiotische relatie.
Bij sociale systemen (open systemen) is er een wisselwerking met de omgeving.
2 soorten gezinstypen:
1. Het te gesloten gezin. Het gezin is sterk naar binnen gericht en er is weinig uitwisseling van informatie
met de buitenwereld. Dit wordt ook wel het ‘kluwengezin’ genoemd.
2. Het te open gezin. Er is weinig structuur, er zijn weinig regels en iedereen komt en gaat wanneer het
uitkomt. Dit wordt ook wel een ‘los-zandgezin’ genoemd.
Gezinscohesie: emotionele band van de leden van een gezin ten opzichte van elkaar.
Multiprobleemgezinnen: het lukt niet om de verschillende gezinstaken te combineren wat voor problemen
zorgt.
5 gezinstaken:
1. Het voeren van een huishouding.
2. Het handhaven van een positie ten opzichte van de maatschappelijke omgeving.
3. Het welzijn en de ontwikkeling van de afzonderlijke gezinsleden.
4. De relatie tussen de partners.
5. De opvoeding.
Bij de opvoeding horen twee basisdimensies die in verschillende stijlen worden onderscheiden;
- De dimensie autonomie-controle
- De dimensie genegenheid-vijandigheid
Als je deze dimensies combineer ontstaan er 4 patronen van opvoeding:
1. Autonomie en genegenheid: ouders zijn positief op kind betrokken en geven ook de ruimte voor
ontwikkeling, dit is het beste opvoedingspatroon.
2. Autonomie en vijandigheid: zelfstandig, onafhankelijkheid, weinig warmte en liefde naar elkaar.
3. Controle en genegenheid: interesse, gezag en warmte en liefde.
4. Controle en vijandigheid: een vorm van affectieve verwaarlozing- het is erg ongunstig voor de
ontwikkeling van het kind.
Van der Pas definieert een ouder als: ‘een persoon met een besef van onvoorwaardelijk en tijdloos
verantwoordelijk-zijn voor een kind.
Van der Pas, maakt een onderscheid tussen verantwoordelijk zijn en verantwoordelijkheid.
Ouders kennen verantwoordelijkheid op drie gebieden:
- Biologische verantwoordelijkheid, voor de zorg en bescherming van het kind.
, - Maatschappelijke verantwoordelijkheid, die betrekking heeft op het zedelijk en lichamelijk welzijn van
een kind.
- Juridische verantwoordelijkheid: ouders zijn bijv. aansprakelijk voor hun kind.
Verantwoordelijk-zijn heeft betrekking op de binding die een ouder aangaat met het kind om voortaan de
ouder van dat kind te zijn.
Illusies zijn droombeelden of nauwelijks bewuste verwachtingen die bijv. ouders over hun kind kunnen
hebben(toekomst). Sommige ouders hebben de illusie van ‘maakbaarheid’, het idee dat uiteindelijk alles weer
goed komt als iemand daar maar genoeg zijn best voor doet.
Scheefgroei is als de ontwikkeling van het kind naar eigenheid in gevaar is, wat ontstaat als ouders verschillen in
de mate waarin ze zich op de eigenheid van het kind kunnen instellen.
Meest gangbare illusies in de westerse samenleving:
- De illusie over het management van het dagelijks bestaan: het idee dat het leven op dezelfde manier
kan doorgaan mét kinderen als zónder, als je het maar goed weet te regelen.
- Illusies over gezondheid, voortkomend uit een basaal vertrouwen dat iets een ander overkomt, maar
niet onszelf.
- Illusies rond het beeld van hun kind: ouders willen graag trots zijn op hun kind.
- Illusies over het ouderschap zelf: deze illusies ‘sneuvelen’, zodra ouders tegen hun grenzen aanlopen of
anders zijn of andere gevoelens hebben als ouder dan ze verwacht hadden.
Illusies die hulpverleners kunnen koesteren:
- De illusie van laagdrempeligheid: hulpverleners hebben vaak het idee dat het voor de ouders niet
moeilijk zou zijn om professionele hulp te zoeken of dat ze dat ‘vrijwillig’ doen;
- De illusie van alleszaligmakende nieuwe methodieken.
PDF Als opvoeden niet vanzelf gaat: paragraaf 7.5 (PDF uit 3de druk!)
Intergenerationele overdracht: kinderen die ervaring hebben met kindermishandeling hebben 50% meer kans
om opnieuw betrokken te zijn bij een mishandeling, als slachtoffer of pleger. Dit kan in meerdere generaties
doorgaan.
Meldcode: dit is een stappenplan, waarin staat wat een professional moet doen bij vermoedens van huiselijk
geweld of kindermishandeling. De meldcode bevat de volgende stappen:
1. In kaart brengen signalen.
2. Overleggen met een collega en eventueel raadplegen van het AMHK of een deskundige.
3. Gesprek met de betrokkenen/cliënt.
4. Weging van huiselijk geweld/kindermishandeling.
5. Beslissing over zelf hulp organiseren of melden bij het AMHK (Advies en Meldpunt Huiselijk
Geweld en Kindermishandeling).
Een hulpmiddel bij het signaleren en preventief handelen van kindermishandeling is het vlaggensysteem. Het
systeem biedt professionals handvatten om seksueel (grensoverschrijdend) gedrag bij jongeren te beoordelen
en ermee om te gaan.
Aan de hand van deze criteria wordt het gedrag beoordeeld op een lijn van acceptabel tot zwaar
grensoverschrijdend gedrag. Dit wordt vergeleken met 4 kleuren ‘vlaggen’ in de kleuren groen, geel, rood of
zwart.
Verschillende instrumenten die professionals kunnen ondersteunen bij het inschatten en sneller nemen van
beslissingen, al mogen dergelijke beslissingen nooit alleen op basis hiervan worden genomen:
, - Delta Veiligheidslijst
- LIRIK (Licht instrument Risicotaxatie Kindveiligheid)
Veilig thuis: is het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit zijn regionale
organisaties die slachtoffers, daders en omstanders deskundige hulp en advies bieden. Veilig Thuis biedt ook
ondersteuning aan professionals.
Signs of safety: dit is een methodiek die een professional kan inzetten om veiligheid te creëren voor kinderen
als er sprake is van kindermishandeling of een vermoeden ervan. Het kan helpen om af te wegen hoe hulp kan
worden vormgegeven en of een melding noodzakelijk is.
Effectief veiligheidsplan bevat de volgende kenmerken:
1. Is afgestemd op duidelijke vastgestelde en door alle betrokkenen begrepen gevaren.
2. Het benoemd concreet met welk gedrag het gevaar wordt aangepakt.
3. Het wordt in de loop van de tijd voortdurend ontwikkeld, bijgeschaafd en getest.
4. Het is goedgekeurd door de wettelijke autoriteiten.
5. Het omvat het hele gezin en een zo breed mogelijk netwerk.
SAVE (samen verder werkwijze)
Bij het analyseren naar de situatie in het gezin, de zorgen over de veiligheid van het kind en of deze weleens in
aanraking is gekomen met de politie, worden de volgende stappen doorlopen:
1. Wie zijn de mensen? (Welke mensen vinden het belangrijk dat het goed gaat met de jongere?)
2. Wat zijn de feiten? (Wat is er gebeurd, belangrijkste zorgen en klachten en welke hulpmiddelen zijn
er?)
3. Hoe wegen we de situatie? (Wat moet er gebeuren, welke beslissingen, doelen en acties moeten
worden opgezet/ondernomen.)
4. Wat zijn de volgende stappen? (Hoe geven we dit concreet vorm, wat spreken we af?)
MST-CAN (Multi Systeem Therapie-Child Abuse and Neglect) is bijv. Een intensief pedagogisch
thuiswerkprogramma voor gezinnen waar kindermishandeling speelt.
PDF Denk in buffers (pagina’s 11-19)
Opvoedkundige handelingen: ZVVEG
Drieledig opvoeduniversum:
Ouderlijke werkvloer, buffers, omstandigheden.
Het werk van ouders bestaat uit het reguleren van eigen emoties en het timen en doseren van 5
opvoedkundige handelingen:
- Zicht krijgen op het kind
- Verzorgen
- Veiligheid beiden
- Eisen stellen
- Grenzen trekken
Bufferprocessen: verschillende buffers die de ouderlijke werkvloer beschermen tegen ongunstige
omstandigheden. Van der Pas heeft dit ingedeeld in de volgende 4 buffers:
- De solidaire samenleving (hoe meewerkend is de maatschappij en omgeving?)
- Een sociaal netwerk en een goede taakverdeling (wie kan helpen en doe je het samen?)
, - Een metapositie ten opzichte van de ouderlijke werkvloer; reflectie op wat er daar speelt. (Kunnen
opvoeders reflecteren?)
- Voldoende ‘goede-ouder’ -ervaringen. (Het besef het af en toe goed te doen als ouder)
Sociaal netwerk: zijn mensen die ouders helpen of waar ouders beroep op kunnen doen die uit de buurt
komen, familie zijn, kennissen enz.
Solidaire gemeenschap: Dit is één van de buffers wat belangrijk is op de ouderlijke werkvloer. Solidair betekent
investeren in de mensen in bijv. de gemeenschap ongeacht de klik, achtergrond, situatie eromheen.
Verschuivingen in verantwoordelijkheid hebben 5 belangrijke aspecten:
1. Wat ouders belangrijk vinden
2. Wat zij waardevol vinden
3. Wat de grenzen zijn aan hun handelen
4. Welke relaties zij hebben met anderen en welke identiteit belangrijk is
5. Wie in de positie verkeert om te oordelen
Metapositie: als ouders in staat zijn om de gezinssituatie te observeren en erop te reflecteren. Vervolgens de
opvoeding erop aan te passen en zoeken naar anderen oplossingen/mogelijkheden.
Goede ouderervaringen: ervaringen en waarnemingen van ouders die hun laten weten dat ze het als ouder
toch niet zo slecht doen.
Kenmerken van een ‘goede ouder’ – ervaring zijn:
- Dat ouders zelf oordelen
- Dat het gaat over ervaringen en waarnemingen
- Dat het een moreel oordeel betreft in termen wat betreft goed of slecht
- Dat dit oordeel gaat over hun ouderschap
Door gebruik van de buffers kunnen ouderbegeleiders:
- De specifieke werkelijkheid van ouderschap ordenen
- Wijs worden uit ingewikkelde processen die daarbij spelen
- Weten waarop te focussen
- Weten hoe te handelen
Omstandigheden van ouderschap: talloze omstandigheden kunnen de werkvloerprocessen laten ontsporen.
Omstandigheden wat betreft: familie, sociaal netwerk, baan, inkomen, stad, behuizing enz. de buffers helpen
om met de deze omstandigheden om te gaan.
Verdieping op gedachtegoed 3 belangrijke pedagogen:
1. Kok: relatie (opvoeder) is de basis van opvoeden (dat optimaliseren).
- Eigenheid van het kind
- Opvoeder en kindperspectief
- Achter probleemgedrag schuilt een vraag
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlotteschenkeveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.72. You're not tied to anything after your purchase.